Vlaamsche Arbeid. Jaargang 25 [20]

Vliegveld

De wondervogels brommen ronkend rond
En buit'len overmoedig door de lucht; -
Ze zijn verdwenen, maar hun diep gezucht
Zoeft lang nog na uit zwaar-metalen mond.

Klein mannetje, dat van den lagen grond
Zich met het monster heft in stormgerucht:
Een donkere Garoeda in zijn vlucht.
Die heerlijk heil in hoog're sferen vond!

Klein mannetje, maar toch ook koene held,
Zijn leven wagend op zijn albatros
Van ijlend vuur, metaal, en glans, en damp.

Steeds hooger zweeft hij boven 't aardsche veld.
Planeerend boven 't hoogste heuvelbosch...
Ver in de wolken hoor ik het getamp.

Soesterberg,

Edward B. Koster.

Juni 1929.