Vlaamsche Arbeid. Jaargang 25 [20](1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ontvangenis Ik heb van verlangen naar je geschreid, mijn kind. En nu ben je gekomen. Ik voel het wonder in de donkere warmte van mijn lichaam groeien; een weelde; een diep roerend mysterie waarvan ik ben vervuld. Weet je hoe het is om verliefd te zijn, en heel alleen met zijn liefde te staan? Zoo is het; maar veel inniger, veel mooier nog, het geluk van in zich het heerlijke leven te dragen en op zich een zegen te voelen rusten. Maanden zal ik je weten groeien in mij, mijn kind. Al de schatten die ik heb vergaard, al de liefde die verborgen bleef in mijn ziel, zal ik geven. Soms lig ik wakker in de nacht alleen; dan voel ik de innigheid van ons samen zijn. Dan ben ik alleen; ik met jou; en dan is het, dat ik lange samenspraken houd in mijn hart; samenspraken waarin mijn liefde in de stilte onuitsprekelijke teere dingen zegt en jou gevoel luistert. Dan, is het donker op de aarde en nacht voor de menschen. Voor mij is het de gouden schemering in God's liefde-tuin. Magda Peeters. Uit ‘De Wonderbare Werkelijkheid’ (onuitgegeven werk). Vorige Volgende