tassen van blokjes, sigarenkistjes. Zijn toren bestaat uit op elkaargeschoven conserveblikjes.
't Is een menschenwoning. Een termieten heuvel.
De horizontale lijnen laten zich niet camoefleeren.
Aamechtig klimt hij van verdiep naar verdiep.
De moderne reuzenbouw is stof zonder gedachte, bonkig lichaam zonder ziel.
Sta vijfhonderd voet hoog op hun dakterras: de hemel blijft even ver.
Treed de kathedraal binnen.
Duizelig hoog boven uw hoofd strengelen de fijne vingeren in elkaar der biddende gewelven.
Pijlers en nervuren als fonteinen.
De vensters als bressen op de oneindigheid.
Raamrozen als gevangen zonnen.
Ge voelt u in de waarheid van uw wezen: klein, machteloos, hulpbehoevend.
Ge knielt en grijpt u vast als gingt ge in den hemel vallen, als werdt ge opgezogen naar omhoog.
De muren zijn doortrokken met gebeden.
De steenen wasemen wierook uit.
Langs de schemerende beuken en donkere kapellen verkinken verre Allelujahs en Misereres.
De kathedraal heeft een ziel.
Ze is een eeuwig, een machtig, een schouwend gebed.
Zij, zij alleen, reikt tot den hemel.
Heel uw Mis wordt er een Sursum Corda.
Ge komt onder den indruk van iets goddeijks: geweldigst bewegen in majestatische rust.
Duizend stemmen in heerlijkste stilte.
De huidige aardmannetjes, haatpygmeeën, mogen de kathedraal in puin laten vallen: dat puin zal nòg schooner, nòg grootscher zijn, dan twintig Eiffeltorens.
Nooit kan 't gansch worden weggeruimd.
Een vreeselijke leegte bleef gapen in het hart der stad.
Haar oudste straten zouden uitkomen: op een gemis.
Haar profiel, uit de verte, zou onherkenbaar zijn. Een liggend lijk in plaats van een rijzend leven.
Zoo min is de kathedraal weg te breken, als weggebroken kan worden uit onze beschaving de invloed van twintig eeuwen kristendom.
Beauvais '19.
Hilarion Thans, O.F.M.