| |
| |
| |
Bibliografie
Theo Bogaerts: ‘De Bajadere’. (Uitgave: Het Kompas, Mechelen; De Spieghel, Amsterdam. - 1930.)
Theo Bogaerts heeft het onderwerp van deze novelle gevonden in een strafzaak die niet zoo lang geleden door de Indische rechtbank werd gevonnisd en toentertijd heel wat opschudding in de wereldpers heeft verwekt. Hij heeft het geval, zooals het zijn recht was, naar zijn zin omgewerkt. De Bajadere - Salome van Bogaerts heeft niet om het hoofd gevraagd van den man dien zij verlangt; een jaloersche mede-minnaar werpt het haar voor de voeten en zij wordt door den moordenaar verplicht er voor te dansen. Deze novelle mist eenheid van stijl, de volgehouden stemming die in den aanvang gewekt heel het verhaal in mysterie had moeten doen baden. Er is de voorstelling van iets actueel-gebeurend: de ontmoeting van de Bajadere na het drama, aan boord van de paketboot van Calcutta naar Pondisjerry onder de betoovering van een Indische sterrenhemel in volle zee en er is het relaas van het drama zelf. Zoo schitterend de aanvang is, zoo nuchter-zakelijk is het vervolg. De toon is gebroken. De schrijver moet er zich zelf wel rekenschap van hebben gegeven. Hij poogt de stemming vol te houden: het relaas zou een mijmerij wezen na de ontmoeting met de Bajadere en de luttele woorden die met haar gewisseld werden en die de diepten van haar zwervers leed hebben ontdekt. Maar dat relaas duurt te lang. Wij vergeten dat het een mijmerij is. Wij gaan het lezen als een kranten verhaal over de misdaad. De stemming ware vol te houden geweest indien het gesprek bij de ontmoeting zelf den sluier had gelicht over de tragedie waarin de Bajadere buiten haar wil betrokken was geraakt. Wat de reiziger wist uit een vroegere ontmoeting met de danseres zou door hare biecht zijn aangevuld. De sympathie tusschen beiden gewekt zou natuurlijk den uitstortingsnood bij de vrouw doen geboren worden. Het gesprek hadde iets aangrijpend kunnen worden bij het verwijderd geronk van de jazz-band, het gestamp der machienen, het voorbij slenteren van passagiers in soiréecostuum over dek naar de balzaal,
terwijl daar naar alle einders over zee het scherm gespannen stond van dien purperen indischen hemel vol stille vuren van sterren en een maan van amber. Maar de mooie deelen dezer novelle zijn zóo mooi dat Theo Bogaerts er een vooraanstaande plaats in de Nederlandsche literatuur mee verovert. Dit boekje verscheen als een prachtuitgave
| |
| |
van de fijn-verzorgde reeks van ‘Het zilveren bronneken’.
J.M.
| |
Roger Martin du Gard: ‘De Thibault's’. Uitg. De Spieghel, Amsterdam-Mechelen.
Een roman voor de Franse doorsnêe-bourgeois en dus ook voor de Hollandsche doorsnêeintellektueel. Een roman zoals er in Frankrijk bij tientallen op de markt en aan de man worden gebracht, en welke de Hollandse en Vlaamse auteurs tot model dient.
Psychologiese uitrafeling, doch de uitgerafelde stof is maar simili. Wat te denken van een schrijver die een kind laat genezen door de wil en het gebed van een dominee op het ogenblik dat dit kind door de dokters - drie specialisten asjeblief - reeds was opgegeven. Een auteur heeft het recht fantaisie te hebben, zal men mij antwoorden; jawel, als dan de rest van de roman niet zo bij de grond realities was.
Maar zoals de meeste Franse romans van dit genre heeft dit boek iets pittigs, iets feuilleton-achtigs (in de goede betekenis van het woord) dat het zeer boeiend maakt. Ontspannigslektuur is het voorzeker, maar wat licht voor iemand die naar een Nobelprijs aspireert.
Het boek hangt aan elkaar met gesteriotypeerde procédés. B.v. het gewone stemmingsprocédé: Arthur Thibault beraamt een plan; hij is zenuwachtig en loopt 's nachts op straat en natuurlik dan ‘een vrouw sprak hem aan, zeide een paar woorden met aan vleiende stem; hij antwoordde niet en liep de boulevard af.’ Feuilleton-procédé: om iemand zijn verwondering of zijn niet begrijpen te laten uitdrukken, heeft de auteur geen woorden nodig, een vraagteken is hem voldoende.
Naast zulke laagten heeft het boek dan weer loogten als: ‘Zij streek met de vingers over haar gezicht om als het ware die vreugde op haar gelaat aan te raken.’
Per saldo: Roger Martin du Gard is in elk geval wat meer dan Herman Robbers, maar, niet minder in elk geval, niet zoveel als Thomas Mann.
G.B.
| |
Herman Hesse: ‘Eine Bibliothek der Weltliteratur’. Reclams Universal - Bibliothek Nr 7003. Geheftet 40 Pf., gebunden 80 Pfg.
Herman Hesse leidt ons binnen het heiligdom van zijn biblioteek en vertelt over de reisgenooten van zijn geestelijken opgang: hoe hij er in aanraking mee kwam en welke innerlijke kracht ze hem geschonken hebben. De cultuur van alle tijden en volken wordt er aangeroerd. Steeds is het interessant te vernemen op welke wijze de bibliotheek van een groot schrijver samengesteld is en welke buitenlandsche meesterwerken er ingang gevonden hebben. Menigeen zal het ongetwijfeld zonderling voorkomen te hooren dat van de Nederlandsche schrijvers alleen Multatuli met zijn ‘Max Havelaar’ en Ch. De Coster van zijn ‘Uilenspiegel’ er een schuilplaats vonden.
Hesse's wenken bij het kiezen en het lezen van boeken, die tot echte, hoogere cultuur dienen bij te dragen, zijn het overwegen overwaard.
O.D.
| |
Paul Fechter: ‘Deutsche Dichtung der Gegenwart’. Versuch einer Uebersicht ibid Nr 6984, id.
Dit is een bondig en helder
| |
| |
overzicht van het nieuwere literaire leven in Duitschland, een boekje dat voor velen een welkome gids zal zijn doorheen de kronkelgangen van de huidige verwarring. De ervaren criticus, Paul Fechter, gaat van het standpunt uit dat het wezen van de nieuwere literatuur te vinden is in een streven naar ‘werkelijker werkelijkheid’ en leidt den lezer van daaruit achtereenvolgens doorheen de nieuwe gebieden van het drama, den roman, de lyriek en de wijsgeerige critiek, terwijl hij telkens de hoofdfiguren markant typeert. Een literatuuropgave besluit het boekje, dat ik als het betrouwbaarste, het helderste en het goedkoopste van dien aard beschouw.
O.D.
| |
Maurits vande Walle: ‘Een dialoog over Verschaeve's. Maria Magdalena’. Uitg. ‘Excelsior’, Brugge.
Een essay dreigt altijd het voorwerp van zijn onderzoek te misloopen als het zelf ontaardt in literatuur, zij deze nog zo sierlik en zo met zeldzame woordkeus gestoffeerd. Want hier b.v., moet ons iets uit de pen: de literatuur van Vande Walle ligt ons nader dan die van Verschaeve. Vande Walle's opstel is een polyphoniese dithirambe van Verschaeve's oeuvre. En wat bij dergelijke onkritiese besprekingen fataal moet voorvallen: fantasie springt in de plaats van de analyse. Logiese gedachtengang, scherpe konkluzies, kortom bewijsvoering is hier niet te vinden: Vande Walle levert keurig omkleede vooruitzettingen, die erg naar het subjectief smaakcriterium en a priori zwemen.
Na de lectuur van dit stijlvol opstel zijn wij er echter nog niet van overtuigd, dat Verschaeve's werk psychologiese instrumentaal-muziek is en geen deklamatoriese rethoriek.
V.J.B.
| |
De vereenvoudigde spelling en de spelwijsbeweging 1891-1929, door J.A. Daman. Uitgave ‘Excelsior’, Brugge.
Een sierlik en helder propagandaschrift, dat door de klaarheid van zijn uiteenzetting in de volgehouden betoogtrant stellig nog ettelike aanhangers voor de V.S. zal winnen.
V.J.B.
| |
Volksopvoeding, door Pol Roza. Uitgave ‘Excelsior’, Brugge.
Schoolmoppen die lief en snedig zijn, verhaaltjes die een spiegelbeeld ophangen van raak-geobserveerde kinderpsychologie. Ik heb aan de lectuur kalm namiddaggenot beleefd.
V.J.B.
| |
De Geestelike Bruiloft, door Jef Claes. Uitgave ‘Excelsior’, Brugge.
Een door elkaar gehaspel van sagen en banaal realism. Daarbij een tuintje vol stylbloemen dat beter werd kaalgeschoren. Ben na de lezing langs de volkswijken gekuierd en een lapidaire bordje: ‘Verse zure vis’ bracht me tot het besef dat ons volk de dingen raker weet te boekstaven dan zijn letterkundigen.
V.J.B.
| |
Rond de Bedrijfstaal, door M. Wyckmans. Uitgave ‘Excelsior’, Brugge.
Een nuttig leerboek dat tevens een raadselboek is. Dat noemt men het vernuft van de schooljeugd scherpen.
V.J.B.
| |
| |
| |
De hellebocht, door Jan Schepen. Uitg. ‘Excelsior’, Brugge. Fr. 10. (Illustratie van Berten Schepens).
Niet heel duidelijk, dit ‘prozalied van een jeugd’. Te veel wilde scheuten op de ranken. Een prachtige stam nochtans: de Vlaamsche jeugd mag over haar niet laten komen de bekoring van groffe materialisatie, noch de lafhartigheid van ontmoedigend berusten; ze moet de daden stellen die leiden nar het ideaal. Er zit wel gloed in deze lyrisch bedoelde bladzijde en een belofte. Maar het snoeimel! En het controol over symbolen en inbeeldingsbokkesprongen!
V.J.B.
| |
Het Klokhof, door Radaf Meyseeme. Uitgave ‘Excelsior’. Romanserie nr 6. Fr. 18.
Onevenwichtig. Het geheel is niet tot een aaneengesloten blok opgebouwd. De hoofdfiguren loopen haast verloren in al wat er bij en naast komt. De natuurbeschrijvingen - op zich zelf soms flink - zijn met het verhaal niet vergroeid. Soms krijgt men den indruk: nu gaat de schrijver er op los, daar komt zwier in het verbaal, de lijn van het tragieke breekt door... maar dan wordt het weer een ellendig geschrijf van de ‘moord- en brandrudiepten. Enkele oorlogstafereebriek’, zonder kleur noch len zijn er ingelascht, dit getuigen voor den werkelijkheidszin van den schrijver. 't Is er allemaal tusschen ingeplakt en 't belang blijft niet hangen bij de louteringsgeschiedenis van dien onbegrijpelijk-schurkachtigen boer van 't Klokhof.
K.E.
| |
Emil Ludwig: ‘Michelangelo’. Uitg. N.V. Van Loghum Slaterus, Uitgeversmaatschappij - Arnhem 1930.
Titia Jelgersma heeft van dit merkwaardig boek van Emil Ludwig eene uitstekende Nederlandsche vertaling gegeven. Het is minder een kunsthistorische aesthetische beschouwing over het beeldhouwwerk, de schilderkunst en de bouwwerken van Michelangelo dan een uitvoerige beschrijving van zijn leven. Maar het drama dat dit leven geweest is houdt een zoo innig verband met wat wij ook zouden kunnen noemen het drama van zijn kunstbedrijvigheid dat het levensbeeld dat ons door Ludwig gegeven wordt te gelijk ook het kunstwerk verklaart. Het boek is rijk geillustreerd met heliogravuren en enkele lijnteekeninnen naar minder bekend werken van M.A. Het is daarbij veel goedkooper dans de duitsche uitgave en even zeer verzorgd.
J.M.
| |
Menno ter Braak: ‘Het Carnaval der Burgers’. Uitg. Van Loghum slaterus. Uitgeversmaatschappij - Arnhem 1930.
In ‘Het Carnaval der Burgers’ wordt een levensbeschouwing geformuleerd die haar uitgangspunt heeft in de termen ‘burger’, ‘dichter’ en ‘carnaval’. Met deze termen worden resp. de these der verstarring, de antithese der verbeelding en de synthese van het leven bedoeld. Deze volgens den schrijver beteekenis verruiming der termen wordt achtereenvolgens beproefd in het gebied der kinderen, der minnaars, der geloovigen, der gemeenschapsmenschen en der kunstenaars om aldus in het laatste hoofdstuk ‘Carnavalsmoraal’ te geraken tot de erkenning dat alle benaming
| |
| |
wijst naar het naamlooze, dat alle onderscheiding slechts waarde heeft, als het symbool van het onoplosbare, onbegrensde Eene.
Het is een boek vol Sophismen die soms den schijn wekken van de logische redeneering maar aldoor berusten op onvolmaakte of eenzijdige kennis van de gegevens. Zoo zegt de schrijver ergens ‘De mystiek is de geboren vijandin der kerk’ wat een dwaasheid is voor wat de Roomsche kerk betreft, die mystiekers tot hare kerkvaders heeft uitgeroepen of als heiligen op hare autaren heeft gesteld. Negatie en twijfel vervullen het boek: ‘Wie zal zeggen of de scheppingsdrift der beeldhouwers van Chartres kinderlijkheid, liefde dan wel geloof moet heeten’. Zekerheid bestaat niet. Als wijsgeerige gymnastiek is het boek wel merkwaardig. Het is daarbij goed geschreven.
J.M.
| |
Kukeluku, door Lode Lagasse. Uitgave ‘Excelsior, Brugge. Fr. 6.
Een heel eenvoudig jongensboek. Voor de biblioteek van kinderlectuur, een allerbeste aanwinst. Die jeudige schrijver vertelt prettig over naïeve kinderjaren, maar hij neemt soms een loopje met de chronologische orde!
K.E.
| |
De krisis van het Westersch Menschdom, door Peter Wust, vertaald en ingeleid door V. Leemans, met voorwoord van Prof. R.K. Van Sante, O.P. Uitgave ‘Excelsior’, Brugge. Fr. 8.
Onder redactie van H.J. De Vleeschouwer, N.J. Elias, V. Leemens, H. Van der Mueren en J. Vermeulen staat een brochuren-uitgave: de ‘Phalanbis’, waarvan hier het eerste nummer. Wijsgeerige, sociologische en staatkundige vraagstukken zullen er in afgehandeld worden door eigen en vreemde schrijvers.
Met beide handen moet er naar die uitgave worden gegrepen door al wie, in Vlaanderen, aan intellectueelen arbeid wil meedoen. Verheugend is het voor oude stijgende cultuur dat zulke onderneming mogelijk is. Mocht zij duurzaam zijn!
Het eerste nummer is alleszins belangrijk.
Een kort, zaakrijk voorwoord van K. Van Sante. Een beknopte, leerzame inleiding van V. Leemans, die wonder goed thuis schijnt in de moderne Duitsche wijsbegeerte. ‘De Crisis van het Westersch Menschdom’ is hoofdzakelijk een synthetisch overzicht over de vijf humaniteits typen die zich volgens Peter Wust, hebben opgevolgd sedert de grieksche beschaving tot aan onze moderne tijden. Scherp is bizonder de kritiek van den modernen mensch. Oververdiend. In alle zulke synthesen worden soms wel heel bizonder bijkomstigheden verwaarloosd. Maar de visie van Peter Wust is ruim en pakt de problemen aan in hun diepste gronden. Geen mensch kan deze bladzijden lezen zonder te komen tot ernstig nadenken. Boeken die u brengen tot zulk resultaat, al knikt men niet ‘ja’ bij elke bevestiging, zijn de aandacht overwaard.
En hier moet nog aan worden toegevoegd dat elke oppervlakkigheid, die we zoo dikwijls aantreffen bij synthesen van Fransche schrijvers, totaal afwezig is bij dezen diep-denkenden Germaanschen wijsgeer.
K.E.
|
|