Vlaamsche Arbeid. Jaargang 25 [20](1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Vers De plotse flonkering van een scherpe ster is aan het nachtverblauwde raam weg viel het licht laat en ver schaduwen tuimelen saam. Of nu mijn laatste hoop verging in 't fulpen streelfloers van de schemering wijl blinde nacht mij omkeldert Daar is een vrouw die hoog mijn nood verheldert want het gelaat zo lief mij toegebogen draagt in de grote weemoedogen blauwe morgenlanden daarover wuiven ranke palmen haar handen. Victor J. Brunclair. Vorige Volgende