Vlaamsche Arbeid. Jaargang 24 [19]

[p. 364]

Bibliografie

Edward Léonard: Bouwen in het Dorp en op het Land. (Uitgave ‘De Sikkel’, Antwerpen.)

Dit is een buitengewoon verdienstelijk boek. Dat de Belgische Boerenbond en de Vlaamsche Toeristenbond de uitgave mede hielpen verwezenlijken is een bewijs dat zij er de groote maatschappelijke draagkracht van hebben ingezien. Dit boek toch brengt meer dan theoretische en aesthetische beschouwingen over landelijk schoon en landelijken huisbouw.

Het wil in de eerste plaats praktisch en doeltreffend zijn. Het ware te wenschen dat alle gemeentebesturen er hunne gedragslijn bij den aanleg van nieuwe wijken voortaan zouden naar richten en het nagenoeg nog volslagen anarchistisch bouwregiem in onze dorpen een einde zou nemen en ons landschap redden van de wanstaltigheden die er nog dag aan dag worden opgericht.

Het uitzicht van het oude dorp heeft zich gewijzigd door de vlucht van de stedelijke bevolking naar het land. Het nieuwe mag het oude niet bederven, moet zich aanpassen en met alle moderne eischen landelijk blijven. Zelfs de nijverheidstakken die op het land worden uitgeoefend moeten niet noodzakelijk de schoonheid vernielen. Een nieuwe kerk of gemeentehuis een school die door de uitbreiding van het dorp noodzakelijk worden, moeten modern opgevat en in harmonie blijven met de bestaande omgeving.

De schrijver onderzoekt in zoovele afzonderlijke hoofdstukken hoe het landhuis moet worden gebouwd, welke materialen er bij te pas komen, hoe een huis een vriendelijk uitzicht kan krijgen door bijhoorigheden als afsluiting en boomen voor den gevel, klimplanten, hoe het binnenhuis moet worden ingericht, hoe een hoeve moet worden opgevat.

De illustraties van het boek zijn buitengewoon leerzaam. Een uitstekende keuze laat het frische, het typische, 't karaktervolle, het vriendelijke, het eenvoudig en lieve van nog veel ongeschonden landelijk schoon zien. Maar de platen werken ook door tegenstelling, de wansmaak staat tegenover den goeden smaak, het belachelijke naast het indrukwekkende, het gevoellooze tegenover het gevoelvolle, de rommel tegenover de rust, het pralerige naast het eenvoudige, het onlandelijke naast het landelijke enz. Buitengewoon didaktisch is deze methode. De vele ontwerpen voor arbeiderswoningen, eengezinswoningen, bungalows, landelijke tweewoonsten, landarbeiderswoningen, kleine en groote hoeven maken dit prachtig uitgegeven boek tot een kostbaar bezit voor alle landbewoners.

J.M.

[p. 365]

J.H. Schutt: An Introduction to English Literature for secondary schools (J.B. Wolters, Groningen, 1928).

Dit uitstekend schoolboek is niet slechts een bloemlezing uit de beste engelsche schrijvers van af de oud-engelsche tijd tot aan Milton, het geeft ook een beknopt maar degelijk overzicht van den ontwikkelingsgang der engelsche letterkunde. De samensteller heeft vooral het gewricht van zijn boek gelegd bij de oudere schrijvers omdat zij klassiek geworden zijn en gemeen goed van de beschaafde wereld. Hij betrouwt het modern werk nog niet. Maar om het zoo heelemaal uit te sluiten, is nog al gewaagd. Het boek omvat dan den vroeg-engelschen tijd met de Beswulf, Alfred en de Anglo-Saxon Chronicle, het tijdvak van het middel-engelsch met Chancer als hoofdfiguur: den overgangstijd met Thomas Malvry, den Elisabeth-tijd met Shakespeare, om te sluiten met Milton. Het boek is mooi uitgegeven en rijk geïllustreerd met portretten, reproducties van handschriften, titelbladen van oude boeken, enz.

J.M.

J. Verschueren S.J., Dr L. Goemans en Dr L. Brounts: Modern Woordenboek taalkundig encyclopedisch geïllustreerd (Turnhout, N.V. Brepols, 1930).

De geleerde bewerkers hebben met dit prachtig uitgegeven woordenboek waarlijk een leemte ingevuld. Het is een merkwaardige verschijning op de boekenmarkt. Dit eerste deel gaat van A tot kyrie. De illustraties zijn klaar en duidelijk. Vele uitstekende landkaarten en menigvuldige portretten zijn als buitentekst-platen of in den tekst opgenomen. Een boek dat aan studeerenden en letterkundigen uitstekende diensten zal bewijzen.

J.M.

Dr Wilfried Broeckaert: Doktershumor (Uitgeverij ‘Regenboog’, Antwerpen-Amsterdam, 1929.)

Als dit humor is van een dokter, dan bedank ik voor dokter's humor. Het is het meest alledaagsch gepraat zonder maar een greintje geestigheid: een verzameling van tot op den draad versleten gemeenplaatsen. De schrijver zal wel alleen staan om te gelooven dat hij humoristisch is. Maar hij gelooft dan ook met een vast betrouwen en zonder eenige bescheidenheid zegt hij van zich zelf in het Voorwoord van dit bundeltje: ‘Het humoristisch rijmen-en-dichten, bij Gods genade, zit mij even als de nuchtere proza, sinds jaren in de knoken.’ Hij weet ons zelf mee te deelen dat hij in de klas van Poësis ‘de eerste plaats wegkaapte’ in de ‘edele conste van te rijmen’. Hij verklaart ons daarbij nog de genesis van deze rijmen: ‘ik laat mijn pennekorrels gedijen, in den tram, tusschen pot en pint, op straat tegen een lantaarnpaal... uit verstrooidheid.’ Die er nu nog meer wil van weten neme het boekje ter hand.

J.M.