| |
| |
| |
Telescopage
Spel in drie bedrijven
Ter inleiding
‘Mijn talent heb ik in mijn werk gestoken, mijn genie in mijn leven’, zei Wilde eens tot André Gide.
Die woorden mochten op de grafsteen van de Gruyter gebeiteld worden. Wie hem uitsluitend beoordeelt volgens wat hij als direkteur en als akteur heeft gepresteerd - hoe aanzienlik het ook geweest is - doet hem onrecht aan. Het bekrompen stoffelik kader waarin hij arbeidde belette hem doorgaans, als dusdanig, zijn volle maat te geven. Hoeveel grootse plannen heeft hij niet moeten onverwezenlikt laten, bij gebrek aan een handvolletje geld? Hoeveel minderwaardige stukken heeft hij op zijn speelrooster niet moeten dulden, om wille van zijn publiek? Heel zijn leven is ten slotte een compromis geweest: maar het wonder is meteen geweest dat de kunstenaar de Gruyter, z'n leven lang, zo zuiver, zo sereen, zo hooghartig boven de direkteur de Gruyter gestaan heeft. Het was altijd met tegenzin dat de artiest de Gruyter aan de zakenman de Gruyter toegaf - en dan steeds maar het hoogstnodige. Gestadig heeft hij geschipperd op de rand van de afgrond, gevaren met zijn boot half onder water - als de vlag maar hoog en ongerept wapperde! Dat bewonder ik het meest bij de Gruyter: hoe hij nimmer toegegeven heeft aan de verleiding om geld te verdienen. Fidèle jusqu'à la besace, was ook zijn leus.
Alleen wie met hem persoonlik omging kon zich een denkbeeld vormen van zijn wezenlike geestelike bedrijvigheid en envergure. Daarom ook acht ik het een plicht, voor al dezen die hem van dichtbij hebben gekend, dat ze getuigenis zouden
| |
| |
afleggen: alleen daardoor zal Vlaanderen te weten komen wat een man het aan de Gruyter heeft gehad en verloren.
* * *
Mijn eerste kontakt met hem was niet erg bemoedigend geweest. Zijn Volkstoneel trad nogal te Ninove op. In 1922, dan, toen ik stilaan voor het toneel begon te arbeiden, trok ik eens mijn stoute schoenen aan en sprak de ongenaakbare dokter aan. Hij had juist één van zijn lievelingsrollen vertolkt in Het belang van Ernst. Hij stond achter het scherm, lichtjes hijgend. ‘Dokter’, zei ik, ‘ik ben een komedie aan 't schrijven: mag ik ze U even insturen?’ Het leek of hij uit een droom ontwaakte: ‘Ja, zeker. Doe dat’, klonk dadelik zijn antwoord - maar zo blank, zo gelaten, dat ik in petto wel moest vertalen: ‘Je bent de vijfhonderdste raseur, die me zo tussen twee bedrijven te pakken krijgt. Op brieven antwoord ik niet: nu moet ik wel iets zeggen. Maar als je wist wat een scheurmand ik heb...’
Ik heb dan ook verkozen niet aan te dringen.
* * *
In 1925 evenwel werd Het Geding van Onze Heer bekroond. Daardoor moest de Gruyter me spelen. Ik was niet erg gerust: zou het met of tegen zijn zin zijn? Toen ik te Antwerpen op zijn buro aanlandde, gooide hij een boek terzijde, sloeg de handen ineen, zei: ‘Ben je daar...’ en tien minuten later praatten we, alsof we tien jaar lang vrienden geweest waren.
Wanneer ik dan, in 1926, met Télescopage klaargekomen was, wist ik dat ik bij hem mocht aankloppen. Ik schreef hem, natuurlik zonder antwoord. Maar op een mooie dag, in mijn brievenbus, een kaartje van hem: ‘Ben je tehuis op die dag? Ik moet naar Geeraardsbergen, en je mag me verwachten...’
Om half twaalf stapt hij binnen. Even een apéritif gedronken en ik mag beginnen te lezen. Ik zie hem nog zitten, in een zetel, bij een venster, de handen over de opgetrokken knieën gevouwen, de neus in de lucht, de ogen strak achter de dikke brilglazen. Ik lees monotoon, monotoon. Hij zit roerloos als een standbeeld, zo onbeweeglik dat ik nu en dan opkijk: ‘Moet ik voortdoen?’ Dan pinken zijn harde kijkers even, en draaf ik maar door.
Als ik met het eerste bedrijf gedaan heb, wipt hij plots recht met 'n ruk, kaapt mijn handschrift weg, rolt het op en steekt het op zak: ‘Ik vertaal en speel je dat.’
* * *
In een normaal land was het een onverantwoordelike daad geweest aldus een stuk te aanvaarden op één bedrijf. Bij
| |
| |
de Gruyter beduidde dit besluit eenvoudig dat hij in het werk het minimum literaire tenue aanwezig voelde, dat hij onontbeerlik achtte om het opvoerrecht te verlenen. Want hij speelde gewoon alle vlaams werk dat hij in geweten speelbaar oordeelde. Daarbij deinsde hij voor geen enkel risico terug. Télescopage is te Antwerpen een four geweest. Toen ik hem vroeg of dat hem niet afschrikte, haalde hij smalend de schouders op: ‘Stoor je daar niet aan. Doe voort.’ Enkele maanden later aanvaardde hij Het Yacht Utopia. Een maand vóór zijn dood vroeg hij er me nog een brosjuur van, om er in het Zuiden wat op te arbeiden...
* * *
Télescopage, zoals het hier verschijnt is een interessant dokument, in dit opzicht dat het toelaat de Gruyter's virtuoziteit als vertaler te toetsen.
Ik heb de franse tekst teruggekregen waarvan hij zich heeft bediend: hier en daar, boven een moeilik woord of een subtiele wending staat, met fijn potlood gekrabbeld, het nederlands equivalent. Daarmee begon hij: tijdens een eerste grondige lezing stipte hij de de uitdrukkingen aan die hij à vue niet meester kon. Daarna zette hij zich aan het dikteren: in één geut, zonder 'n hapering - ternauwernood hier en daar nog een tegenstribbelig zinnetje openlatend - op drie of vier uur, zo vlug als zijn dactylo hem kon bijhouden, kwam hij met een bedrijf klaar. Dan ging hij nog eens over de tekst, verbeterend, de kleine gapingen aanvullend - en zo kreeg hij de brosjuur waarmee gerepeteerd werd.
Ik onderstreep met opzet, omdat precies op de planken, in extremis, nog wijzigingen konden aangebracht worden: aldus ben ik overtuigd dat de tekst, die hier verschijnt, niet integraal deze is, die is gespeeld geworden. De Gruyter zal hier en daar nog wel een woord door een ander vervangen hebben. Opvallend is ook, hoe de ‘tussentekst’, de sceniese aanduidingen, niet bestemd om gesproken te worden, verwaarloosd zijn. Het is zeker, had de Gruyter persoonlik een uitgave van zijn versie van Télescopage moeten voorbereiden, dat hij nog zou geschaafd hebben. Ik heb me niet veroorloofd dit voor hem te doen. Alleen heb ik 3 à 4 bladzijden gecoupeerd - deze precies die wij er op de parijzer repetisies hadden uitgegooid. De Gruyter ging daarmee akkoord, alleen had hij het zelf niet kunnen doen, omdat hij het stuk op een tiental dagen had moeten laten instuderen: we mogen niet vergeten dat de Nederlandse Schouwburg gemiddeld om de veertien dagen een nieuw spektakel moest vertonen... De bedoelde coupures hebben trouwens het stuk enkel een beetje scenies ontlast, maar zijn inhoud ongerept gelaten. De vast- | |
| |
stelling heeft haar belang, omdat de vlaamse kritiek, zoals verder blijken zal, precies die inhoud aangevochten heeft.
Geen Vlaming beheerste de nederlandse dialoog als de Gruyter. Dit is zelfs één van de redenen waarom ik Télescopage in het Frans had geschreven: ik achtte namelik dat een vertaling van de Gruyter ten minste even degelik zou geweest zijn als een oorspronkelike tekst van mij. Persoonlik was hij het daarmee volkomen eens. Was hij blijven leven, hij had ook het Yacht Utopia vertaald. Nu heb ik dit zelf gedaan, met de hulp van Wies Moens: de nederlandse tekst verschijnt in het oktobernummer van de hollandse revue Roeping en de franse tekst is verschenen in de uitgaven van de Renaissance d'Occident, waar tegen het eind van dit jaar ook de franse versie van Télescopage het licht zal zien. Op grond van die dokumenten zal er kunnen nagegaan worden in hoeverre ik gelijk of ongelijk heb, wanneer ik beweer dat een vertaling van de Gruyter doorgaans toneelmatiger is dan een oorspronkelik gedialogeerd vlaams stuk.
* * *
Als curiosum wou ik hier nu nog graag een paar vlaamse en franse persknipsels tegenover elkaar stellen, naar aanleiding van Télescopage.
Paul de Mont heeft Télescopage - wat een zonderlinge weinig passende titel - in 't Fransch geschreven. Dr. de Gruyter heeft het vertaald. Het stuk was zeker zooveel eer niet waard.
(Koorn en Kaf.)
Lode MONTEYNE. |
Il faut louer M. Lugné-Poë d'avoir monté Télescopage. La pièce est curieuse, intéressante et amusante, bien que les idées les plus graves la traversent.
(La Presse.)
Paul ACHARD. |
Wij die meenden dat de schrijver van Nuances slagen zou in het mondaine tooneelspel, hebben ons deerlijk bedrogen. We zijn bovendien overtuigd dat dit stuk, indien het in de oorspronkelijke taal ware opgevoerd, even diep zou gevallen zijn.
(id.) Lode MONTEYNE. |
Cette pièce qui n'est pas toujours très scènique, porte la marque d'un esprit original et fourmille d'idées justes et le dialogue est de la meilleure qualité.
(Figaro.)
James de COQUET. |
En nu moet de schrijver zich maar niet inbeelden, dat zijn werk een zoo ongunstig onthaal genoot wijl het een zgz. praatstuk is. De waarheid is dat Télescopage als een slecht praatstuk, met wijsgeerige pretenties, die ter nauwernood de holheid van den inhoud kunnen duiken, moet gedoodverfd worden en de auteur |
Elle est assurément très intéressante cette pièce d'un écrivain belge... écrite avec une verve singulière, une finesse très précieuse. Avec tous ses défauts, cette comédie-conférence est infiniment agréable. J'en aime la construction paradoxale, le style élégant. L'écrivain qui a déposé cette carte de visite, n'est pas le |
| |
| |
werkelijk die grenzen overschreed waar de verveling zelfs voor met schatten van goeden wil bewapende toeschouwers niet langer draaglijk blijft.
(id.) Lode MONTEYNE. |
premier venu, et nous pouvons en attendre d'excellentes choses: ce débutant sera un maître.
(Le Petit Journal.)
Pierre VEBER. |
Het idiootste wat we ooit op de Vogelenmarkt als boniment ten beste hebben hooren geven was een vuurwerk van geestigheid en van critische snedigheid bij het lamme gezeur in dit gewrocht.
(De Nieuwe Gazet.) |
Sans partager toutes les idées de M. de Mont, je rends hommage à sa pièce, qui est nourrie d'une quantité foisonnante d'ingénieux développements, bien écrite, riche en heureuses formules.
(Paris-Soir.)
Paul REBOUX. |
Léon Treich heeft blind weg zijn naam gezet onder een artikel in de Nouvelles Littéraires, dat door een roekeloozen Belg is geinspireerd en waarin Paul de Mont wordt genoemd als een ‘jeune auteur de culture vérita-blement européenne’...
(Telegraaf.)
M. ROELANTS. |
C'est une défense de l'Occident que nous présente - après Henri Massis et Lucien Romier - l'auteur de la pièce intéressante que nous a fait connaître la Maison de l'OEuvre.
(Intransigeant, 10-12-27.)
Lucien DESCAVES, de l'Académie Goncourt. |
...die met zijn Télescopage een comedie heeft geschreven op de reacties van de europeesche cultuur voor de dubbele Amerikaansche en Aziatische bedreiging... ‘Hoort ze lachen, hoort ze lachen’, zeggen de houders van kermistenten, waarin iets vroolijks te zien is. Ik zou hetzelfde willen zeggen tot den heer Léon Treich.
(Telegraaf.)
M. ROELANTS. |
La journée du 7 décembre a été bonne pour les anciens combattants: c'est un ancien combattant, M. Maurice Bedel qui a remporté le Prix Goncourt pour son roman: Jérôme, 60 lattitude Nord; et le soir même, à la Maison de l'OEuvre, M. Paul de Mont, ancien combattant, lui aussi, faisait applaudir une comédie, Télescopage, qui traduit clairement la rivalité de deux civilisations se disputant l'empire du monde.
(Intransigent, 11-12-27.)
Lucien DESCAVES. |
Dat is het slepend gebeuren. Daar rond is nu gewonden zoogenaamd philosophisch commentaar over europeesche, amerikaansche, aziatische beschaving: paradoxen, gemeenplaatsen, coqsà-l'âne, en bovendien een matelooze zelfgenoegzaamheid. Indien ik niet beter wist, zou ik zeggen: het stuk van één van die parvenuintellektuelen onder de Amerika- |
M. Paul de Mont n'a pas craint d'aborder un vaste sujet... et il a réussi à faire une pièce bien montée, d'une assez belle tenue dramatique pour faire passer certaines maladresses, qui ne permettent pas de douter des qualités dramatiques de M. de Mont.
(Paris-Matinal.)
Pierre LASSERRE. |
| |
| |
-nen, die de schrijver presies heeft willen belachelijk maken.
(id.) Maurice ROELANTS. |
|
Seemenis, wat dor, droog en verrimpeld vruchtje heeft de heer de Mont het publiek toch voorgeschoteld. Ge moet maar durven... Dat is geen actie, dat zijn geen gedachten, dat is geen tooneeltaal, dat is niets.
(Gazet van Antwerpen.) |
Télescopage a bien des qualités, celle entr'autres d'être une pièce d'avant-garde, propre à séduire tous les publics, parce qu'elle contient avec des idées, des foules d'idées, des scènes rapides, vivantes et très théâtre... Ecrite dans une langue drue, serrée, pleine de mots et de situations drôles...
(Le Soir.)
Pierre LOISELET. |
Id meen, dat ik met maar slechts één regel kommentaar aan het pikante van het geval zou schaden...
PAUL DE MONT.
| |
| |
| |
Personen:
CALVIN CALTROP, van Boston, 50 jaar.
PHYLLIS, zijn dochter, zoowat 20 jaar.
DE LUGERES, Fransch gevolmachtigde, 60 jaar.
GUY, zijn zoon, zoowat 30 jaar.
Lady NORA GWENWARON, 35 jaar.
Sir ERIC DUSTAN, haar broeder, dezelfde leeftijd.
Baron KIMURA, Japaner, onbepaalde leeftijd.
RIO SANTO, 35 jaar.
PRISCILLA RIO-SANTO, iets jonger.
Professor WINIFRED HERSHEIMER, 40 jaar.
Verder Kelners, Kruiers, Muzikanten, jonge dames en heeren.
| |
Eerste bedrijf
Een bergstreek, ergens in Frankrijk. Het terras van een hotel. Op het achterplan, 'n park; rechts 'n breede vensterdeur, die naar het hotel voert; links, naar achter toe, een iets hooger gelegen terrasje. In het park, in het groen verspreid, prieeltjes. Het is namiddag. Als het doek opgaat zitten de Lugères, Hersheimer en Kimura stilzwijgend te bridgen. Iets verder gebruikt Lady Nora de thee. Naast haar en, beleefdheidshalve, half naar haar toegewend, sir Eric, die niettemin aandachtig het kaartspel volgt. Nog verder genieten Rio Santo en Priscilla van hunne siesta. Hij zit het hoofd achterover met gekruiste beenen in 'n club, zij ligt in 'n schommelstoel gestrekt.
LUGERES, zeer verzorgde verschijning, ziet er nog jong uit voor zijn zestig jaar. Monocle, nerveus, maar zeer beheerscht.
KIMURA, onbepaalde leeftijd, zwijgzaam, trillend van zenuwen. Levendige beweeglijke oogen, achter dikke, witglimmende brilglazen.
HERSHEIMER, zoowat 40 jaar. Breed geschouderd als 'n sportman, glad geschoren haar. Spreekt kort en scherp. Kerngezond voorkomen en zeer beslist in zijn optreden.
LADY NORA, 35 jaar, zit goed in het vleesch. Zij is niet modern, zooals uit duizend détails van haar toilet, haar spreekwijze en haar optreden blijkt; zij bladert in 'n tijdschrift, blijkbaar omdat ze niets beters te doen heeft.
SIR ERIC, de klassieke gentleman, flegmatisch, korrekt, met 'n vleugje impertinentie.
| |
| |
PRISCILLA, eventjes kreoolsch getint. Haar haar heeft een neiging tot kroezen. Matte gelaatskleur, zeer fijne trekken.
RIO-SANTO, integendeel, duidelijk gekruisd, dikke lippen, laag voorhoofd.
Als het doek opgaat verschijnt 'n kelner: hij werpt 'n vlugge blik om zich heen, neemt handig de thee voor Lady Nora weg. Tegelijkertijd verschijnt 'n groep jonge lieden op het terras. Zij komen terug van de tennis. Guy de Lugères, omstuwd door tal van jonge meisjes, neemt afscheid. Gelach, shake-hands, uitroepingen: good-bye!... Au revoir!... jawel! Een jongemeisjesstem: We zien je toch op de dancing?
Guy belooft, 'n Andere stem: All right. Gelach, vlugge babbelgesprekken. De bende verdwijnt, terwijl Guy met 'n laatste afscheidsgroet met de hand op het terras naar voren treedt. Hij bemerkt allereerst de RIO-SANTO'S die hij met 'n hoofdknikje en 'n glimlach begroet. En waar hij heen zal gaan, als hij in het voorbijgaan, door lady Nora wordt tegengehouden.
- Nog altijd evenveel sukses?
(antwoordt met 'n diskreet, doch luchtig gebaartje; maakt dan 'n ceremonieuse buiging).
- Mylady...
- Vertel me toch eens even. Hoe legt u het aan boord?
(haalt even de schouders op, geamuseerd maar toch even in de war).
- Zijn suksessen? Dat is doodeenvoudig. Hij ontvlucht, en dan loopen ze hem natuurlijk achterna... De taktiek is niet erg nieuw... Kijk maar naar de honden.
- Wat dan? Het is 'n doodfatsoenlijke vergelijking. De menschen hebben nog altijd niets beters gevonden als symbool van hun hoedanigheden en om hunne innerlijkste verzuchtingen uit te drukken, dan de dieren. Kijk maar naar de wapenkunde en naar de nationale eereteekens.
- Daar is wel iets van aan.
- U is dus een veroveraar?... Het wil me toch voorkomen, dat vele van uwe conquêtes u niet veel moeite kosten?
(met 'n lichte ironie).
- Ik vrees, my dear, dat je op de slechte weg aan 't geraken bent...
(onschuldig).
- Integendeel, ik tracht me te orienteeren. U moet me wel eens vreemd vinden, mijnheer? Ik heb het kontakt verloren met de wereld: ik hou me nu al tien jaar bezig met maatschappelijke werken...
- En er is niets wat zoo onbruikbaar maakt, voor het maatschappelijk verkeer.
| |
| |
- ...Tengevolge van 'n groote teleurstelling...
(die er niet van houdt dat z'n zuster aan die sentimenteele ontboezemingen gaat toegeven en die haar door zijne onderbrekingen tracht in te toornen).
- Hoeveel roepingen zijn daaruit al niet geboren...
(jaagt met 'n kort gebaar hare herinneringen weg).
- Het is maar, mijnheer, opdat u mijn nieuwsgierigheid zou begrijpen en verontschuldigen. Ik voel me heelemaal verloren. De tijd is gedurende die tien jaar zoo snel vooruitgegaan.
(discreet).
- Voor diegenen die hem dag voor dag gevolgd hebben, ging hij niet zoo bijster vlug.
- Ik doe mijn best om opnieuw met menschen en zeden vertrouwd te raken. Ik verzoek u me te willen dokumenteeren. Vindt u dat erg onbescheiden?
(die zich langzamerhand door de aantrekkelijkheid van de jonge vrouw laat bekoren).
- Heelemaal niet...
- Meevallertjes zullen wel niet zeldzaam voor u zijn?
- Ja, ziet u, om rechtuit te spreken: mijn eigenliefde heeft geen reden om ontevreden te zijn... zooals dat trouwens met de meeste jongelui wel het geval zal zijn...
(teleurgesteld).
- Oh?...
- Eigenliefde is de liefde van zijn leeftijd. Liefde zonder meer komt later...
- Zie je wel, er zijn nog wel jonge meisjes, te chaperonneeren, maar ze loopen er niet dik.
(tot Guy).
- Hoe vindt u de jonge meisjes tegenwoordig?
(springt Guy, die in het nauw zit, ter hulp).
- Nou ja... Hij vindt ze naar zijn smaak...
(zonder naar haar broer te luisteren, die er een boosaardig genot in schept haar telkens te antwoorden).
- Gelooft u aan de ideale vrouw?
- Natuurlijk!... Als het een vrouw is die 't hem vraagt.
- En hoopt u, dat u ze eens op 'n dag zult ontmoeten?
- Dat wordt lastiger: hier zitten we middenin de gevaarlijke werkelijkheid...
(kan 'n glimlach niet bedwingen).
- Ik doe niets anders.
- Bewonder zijn standvastigheid!...
(sedert eenigen tijd hebben de Rio-Santo's teekenen van ongeduld
| |
| |
gegeven. Ze vinden blijkbaar, dal het gesprek van Lady Nora en Guy te lang uitgesponnen wordt. Zij wisselen oogwenkjes met den jongen man en als Lady Nora voortspreekt met 'n half afwezige stem, is Guy er niet goed meer bij).
- Wat me vooral treft is dat het me volkomen onmogelijk is er nog wijs uit te worden. De jonge meisjes schminken zich tegenwoordig net als de vrouwen, knippen hun haar lijk zij, kleeden zich lijk zij. Ze hebben allemaal dezelfde manier van optreden, het lijkt wel of ze allemaal van dezelfde leeftijd zijn...
- Daarom ook is het ons niet kwalijk te nemen, als we ze van zoo dicht bekijken...
(getroffen).
- Dat is als 'n aardigheid bedoeld, maar wat u daar zegt is veel meer dan dat. Waarachtig, de vrouwen hebben maar twee leeftijden meer: die onbepaalde leeftijd, waarvan mijn zuster spreekt en dan onmiddellijk daarop, wat men zoo gewoonlijk 'n zekere leeftijd noemt... Dat is dan de leeftijd waarop de jaren niet meer tellen voor de vrouw, omdat zij eindelijk beginnen te tellen...
- En, onder welke groep rangschikt u mij?
- Merci, maar toch, ik ben er mij wel van bewust: ik ben geen jong meisje meer, hoewel ik nog geen oude vrouw ben. Laten we liever aannemen, dat uwe indeeling niet deugt. Ik ben uit de tijd, niet?
('n kleine pauze).
Nou, er zit niets anders op, dan dat ik voor mijn leeftijd uitkom.
- Hij is het inderdaad die ongelijk heeft.
(geschokeerd).
- Neen heusch, nu wordt je al te brutaal.
(Lady Nora onderschept den blik, die tusschen Guy en Priscilla gewisseld wordt).
Neemt u me niet kwalijk: ik heb u te lang opgehouden. Maar u hebt me geholpen om me te orienteeren. Tenslotte zijn het nog de jonge lieden, die het minst veranderd zijn
(reikt hem de hand).
Je bent erg vriendelijk, Guy... En nu laat ik je vrij...
(Guy groet en loopt naar de Rio-Santo's terwijl Sir Eric, half ironisch, half ontroerd, even met z'n vinger 'n tik geeft op de wang van zijn zuster. Dan wendt hij haar den rug toe, en volgt het kaartspel. Lady Nora neemt haar tijdschrift weer op, maar ze denkt aan heel andere dingen; ze droomt en glimlacht droefgeestig voor zich uit.)
(reikt Guy 'n slappe hand, terwijl Rio-Santo hem op 'n vriendschappelijk gebaar onthaalt).
- Nou! Dat is me nog al eens 'n hofmakerij!...
- Hofmakerij... Neen, dat begrijp jij niet... Dat zijn ouwe dingen, die zeker niet zonder charme waren... maar zoo oud.
| |
| |
(onverschillig).
- O ja... Als je maar niet telaat komt...
- Even 'n ander pak aantrekken.
(Hij holt weg. Als hij voor de vensterdeur komt moet hij even uitwijken om Caltrop door te laten, die aan het hoofd van vier kruiers in 'n kwazie militaire uniform geregen te voorschijn komt. Calvin Caltrop is zoowat 50 jaar, iets van het optreden van het heilsleger, streng masker, maar niet ongezellig. Hij komt op, en zonder aan wie ook de minste aandacht te schenken, onderzoekt hij het terras, loopt van de eene naar de andere zijde, blijft eindelijk staan, blijkbaar zonder de plaats te hebben gevonden, die hij zoekt.)
- Eh... Zet dan maar voorloopig neer.
(De kruiers zetten hunne kisten op 'n rij en gaan zelf erachter staan.)
Waar wacht je op? Waarom pak je niet uit?
- Er zitten looden aan, van de toldienst.
- Oh... Breek ze open!
(Dat wordt onmidellijk gedaan, daarna pakken de kruiers met de preciese bewegingen van automaten, 'n kleine telescoop uit, die zij in elkaar zetten en opstellen. Calvin houdt 'n waakzaam oog op de monteering. De bridgers hebben hun partij geschorst. Iedereen op het terras bekijkt de anderen, geintrigeerd, vooral sinds ze gezien hebben hoe gedecideerd Calvin omsprong met de looden van den toldienst. Blijkbaar vraagt iedereen zich af wie die origineele meneer wel zijn mag. Eerst blijft het bij mimiek, dan wordt het 'n half gefluisterd gesprek.)
- Kent u hem?
(negatieve gebaren.)
- Wie weet! Tegenwoordig is alles mogelijk.
- Een zonderlinge broer in elk geval.
- Hij doet wel eenigszins aan 'n dominee denken, behalve dan...
- Dat z'n gemeente ontbreekt.
- Voor mij moet het 'n geleerde zijn. Me dunkt, ik ken dat hoofd. Ik heb het in een of andere krant gezien.
- In 'n krant? Dan is het ofwel 'n afzetter, ofwel 'n music-hall artiest...
- Misschien wel 'n bokser...
- In ieder geval dan toch 'n attraktie...
- Voor 't oogenblik, zeker. Kijk maar: we hebben er ons kaarten voor laten staan.
- Waarachtig!...
(En hij raapt de kaarten samen, ondersteekt ze en deelt - de spelers zijn opnieuw gaan zitten. Iedereen doet zijn best om eruit te zien,
| |
| |
alsof hij niet meer op Calvin let, maar toch blijven ze allen ongemerkt z'n verrichtingen nagaan.)
(na 'n oogenblik).
- Op mij maakt hij den indruk, van iemand die verdriet heeft gehad?
- Geen kwestie van! Daarvoor ziet hij er veel te triestig uit.
(Gelach.)
- Laten we niet zoo luid lachen... Hij mocht ons wel eens hooren... en zich gekrenkt voelen.
(klaar met het opstellen van z'n apparaat, heeft zich vierkant omgekeerd).
- Volstrekt niet, Madame. Ik ben daaraan gewoon.
(Verrast hebben de spelers hunne kaarten opnieuw losgelaten. De een na de andere, staat van de tafel op, om zich in het gesprek te mengen.)
('n vluchtige glimlach op zijn gladgeschoren gezicht).
- In elk geval bedank ik u
(tot de anderen).
Maar ik stoor me niet aan wat er over mij gezegd of gedacht mag worden. Ik ben aan de nieuwsgierigheid van m'n medemenschen gewoon: het is weer eens 'n andere vorm van het menschelijke egoïsme en zelfingenomenheid.
(Als antwoord op 'n vage protestbeweging van Hersheimer).
- Kom nou meneer, u zult wel niet willen beweren, dat u niet om me gelachen hebt?
(vriendelijk).
- U allemaal. Mijne verschijning hier, heeft u de gelegenheid gegeven met uw geest uit te pakken. U hebt mij willen verbluffen. Weet u ook waarom?
(Haalt de schouders op).
Doodeenvoudig omdat u vindt, dat ik er tamelijk idioot uitzie...
(met 'n glimlach).
- Niet zoo kwaad gedaan, zoo'n kramerstoespraakje...
(die er evenzoo over denkt, maar er minder doekjes omwindt).
- Jawel, laten we het hem niet moeilijk maken. Zeg maar wat het moet kosten. Hoeveel voor de voorstelling?
(zonder zich uit z'n lood te laten slaan, haalt met 'n vlugge beweging 'n checkboek uit z'n zak).
- Ik houd u bij uw woord, maar als u 't goed vindt, zal ik zelf betalen.
(Teekent en reikt de check aan de verbijsterde SIR ERIC).
Voor 'n liefdadig werk. Neemt u maar aan, meneer! Neemt u maar aan. Vijftig dollar. Dat is mijn tarief. Eigenlijk, ben ik het die u gestoord heb en ik zal u waarschijnlijk nog lastig vallen. Sta me dus toe, me op deze manier op voorhand te excuseeren. Voor liefdadige werken, is alles toegelaten, niet?
(En daar Sir Eric, mechanisch de check telkens en telkens omkeert).
Hij is in orde: Lloyd's Bank, konto Calvin Caltrop uit Boston.
| |
| |
(springt met één wip op, met 'n trilling van eerbied in zijn stem).
- Sardines?
(ondanks zichzelf, toch geflatteerd).
- Sardines...
- En allom bekend filantroop.
(Groet en stelt zich zelf voor.)
Professor Winifred Hersheimer, uit Harvard.
- Eugenics? Indeed! I'm glad.
(Shakehands).
In de nu volgende discussie ontstaan al dadelijk twee groepen. Calvin, Hersheimer en Lady Nora - bij wie de apokaliptische spreekwijze van den Amerikaan diepe snaren aan het trillen brengt - aan de eene zijde; en de anderen aan de andere zijde.)
- Zoo'n ontmoeting! Wat is de wereld klein!...
- Zoo gauw als je uit Amerika bent.
- Mag ik u even voorstellen: Mister Calvin, Caltrop, uit Boston, de sardinenfirma!...
(automatisch).
- Sardines met tomaten, de voornaamste firma in the world! Produceert genoeg in één maand om Frankrijk gedurende 'n heel jaar te voorzien. Officieel gekonstateerde dagelijksche verkoop: 220,000 buschjes.
(Hij diept uit zijn zakken prospectussen en deelt ze rond.)
Prospectus? Hier zoo... Hier zoo... Als aandenken. De telescoop staat op de rugzijde afgebeeld.
(Iedereen draait machinaal z'n brief om).
De sterkste van de wereld voor zijn afmetingen. Vergroot 800 maal. Met 'n zelfuitgevonden systeem van horizontale projectie.
(Aan het toppunt van z'n geestdrift.)
En draagbaar, zooals gij 't zelf hebt kunnen zien.
(die nu ook de andere gasten van het PALACE-HOTEL wil voorstellen).
- Lady...
- Een oogenblik, als 't u blieft?... Laten we methodisch te werk gaan. Eerst 'n vraag, van essentieel belang: Met hoeveel zijt u?
(Hij telt).
Zes, zeven,...
(Hij haalt 'n kleine agenda te voorschijn en schrijft in.)
Voor mijn statiestiek. Heeft iemand onder u al eens door 'n telescoop gekeken? Neen, natuurlijk!
(Hij heeft 'n aanteekening gemaakt en z'n agenda zorgvuldig weer dicht gedaan, dan is hij makkelijk in 'n zetel gaan zitten en begint, al heel gauw in vuur rakend.)
Dames en Heeren. Is het niet inderdaad verbijsterend! Dus, niemand onder u heeft tot nogtoe de behoefte gevoeld om los te raken van het vleesch, om te ontsnappen aan de greep der zintuigen... om... zich door de ruimte te laten verzadigen, om de oneindigheid in zich in te enten?
| |
| |
Gij hebt liever voortgeleefd, ingewreten in de stof, als parasieten teerend op de schors der aarde, wroetend onvermoeibaar, blindelings en wellustig in het slijk van het allerlaagste zingenot, van de zenuwkittelende genietingen, van de ijdele genoegens, uw snuit naar de aarde gekeerd, als varkens...
(met 'n blik op Lugères, half glimlachend).
- Allerliefst!
- Wees nu op uw beurt ook niet gekrenkt! Het beeld is aan den Bijbel ontleend. Ik waarschuw u: Gij wentelt u in de modder en reeds worden uwe ledematen door haar verlamd! Gij graaft zoo diep naar uw ondergrondsch paradijs, dat gij de grondvesten van uw oude wereld ondermijnt: hij zal over uw hoofd ineenstorten en gij zult onder zijn puinen vergaan! Hoort gij hem dan niet kraken, in al zijn gebinten? Geen orde meer! geen tucht, geen samenhang, geen opbouwende geest, geen verjongende principes! Dat alles breng ik u! Het is hoog tijd!
(Daar hij de algemeene verbijstering opmerkt).
Oh, ik wil niet voor Messias spelen.
(kwajongensachtig).
- Integendeel!
- Zeker niet, madame, zeker niet! Daarvoor ben ik te praktisch aangelegd. Ik kom alleen om u de oogen te openen.
- Ze zijn waarachtig allemaal flink opengesperd.
- Sterke waarheden hebt u noodig!...
(als zong ze 'n dreuntje).
- ...voor onze zwakke harten...
- Het is nu geen tijd meer om liedjes te zingen. Nog wordt gij zachtjes gewiegd door de golven van het zingenot. Maar reeds maakt uw schuit water...
- Die schuit van u is 'n kwakkel!
(haalt de schouders op).
- Ik weet wat ik zeg. Luister naar mij, hoor mij toch aan. Het oude Europa gaat ten gronde! Zij, die van de wal de schipbreuk gade slaan schreeuwen naar u toe: Alarm! alle hands op dek... Pompen!!
- Het is toch wel geen spuiter? Pardon!...
(die vindt dat de laag bij de grondsche aardigheid van Lugeres te ver gaat, protesteert).
- U zijt allemaal onverdraaglijk, luistert dan toch!
(en voortaan spreekt Calvin hoofdzakelijk voor haar, gelukkig als hij is, dat hij ergens sympathie gewekt heeft.)
- Jawel, alle krachten moeten thans op het reddingswerk worden samengetrokken en in plaats daarvan, danst gij...
| |
| |
- Op 'n vulkaan? De vulkaan ontbrak er nog aan!
- Yes, sir. Op 'n vulkaan. U hebt wel niet gedacht, dat u zoo juist sprak.
- Toch wel, maar ziet u: we dansen d'r nu al zoodanig lang op, dat we ons op den duur heel gerust zijn gaan voelen.
(toch eenigszins ontmoedigd).
- Daarin juist ligt de heele tragiek van de toestanden. Een zet, een aardig woord en gij voelt u gered. Maar woorden zijn geen oorden!... Woorden, wat 'n poovre munt!...
- U hebt er hun geen andre overgelaten!
- U is 'n typische vertegenwoordiger, meneer, van de oude wereld. Zijn wanden zijn opengereten door de kartetsen, afgeknaagd door de tijd, en gij herstelt ze door dat u d'er 'n paar mooie phrazen tegen aanhangt. Van binnenuit ziet dat er niet onaardig uit. Het lijkt zelfs rijk. Maar van buiten blijven de bressen u tegengapen: en stilaan worden ze door de barbaren breeder gemaakt, die binnensluipen, en u weldra zullen overrompelen...
- Oh? Is u zich daarvan bewust?
- Uwe beurt zal komen. Allemaal moet gij eraan! Laat u niet door de schijn misleiden, drink u toch geen roes met uw eigen bloed. Uwe levenskracht sijpelt weg, langs duizend wonden.
(Prophetisch.)
De dag is nabij, waarop gij zult begrijpen, dat u niets anders overblijft dan...
- Wat u niet hebt gewild: het vel.
- Volkomen juist. En met niets anders dan het vel over de beenen is er niets anders meer wat u bezighoudt dan spelen en vermakelijkheden. Zooals dat telkens met uitstervende kulturen het geval is geweest. PANEM ET CIRCENCES!
(Apokalyptisch).
Gij zijt vergiftigd, Ladies and Gentlemen, door vreeselijke uitwasemingen! Gij ademt in 'n vervuilde lucht, onder 'n te lage horizont. Lucht hebt gij noodig, lucht! Deuren en vensters moet gij wijd open gooien op de ruimte. Daarom ben ik gekomen. Met m'n telescoop. Ik zal u plaatsen tegenover het immaterieele. De buitenaardsche werkelijkheid zal ik voor u doen opdoemen. En ik zal in u 'n honger doen ontwaken naar het beginsel. Het is alleen 'n kwestie van uitrusting;
(sinds enkele oogenblikken streelt hij liefderijk z'n telescoop).
Hier heb ik het noodige. Morgenavond, op dat terrasje...
(roept de kruiers).
Zie je, daar! Dat zal 'n uitstekend observatorium zijn... Vooruit...
(de kruiers nemen de telescoop op en brengen hem links op de aangeduide plaats.)
'n Beetje meer links... Nog iets.
(Ten slotte neemt hij 'n besluit om zelf de juiste plaats voor de op-
| |
| |
stelling te gaan aanwijzen).
Blijft u hier als 't u blieft: 'n paar oogenblikken maar: ik ben zoo dadelijk terug.
(gepikeerd).
- U vraagt ons heelemaal niet, meneer, of wij 't plezierig vinden?
(zet z'n borst uit, majestueus).
- Ik ben een man van principes meneer: ik zal mijn plicht doen!
(Met 'n gebiedend gebaar houdt hij ze ter plaats).
- Ja, ziet u, hij is zooals ze ginder allemaal zijn.
- Alle jaren sturen z'n paar honderd duizend toeristen om aan uw ondeugd hun deugd te toetsen! Hun vastelandsch gedrag maakt uw overzeesche reputatie!!
- Die razernij van ze, om overal en altijd en bij elke gelegenheid te gaan zedepreken, hangt me de keel uit.
- Waarom? Niets is natuurlijker, beste vriend. Als je voor je zelf geen enkele zedewet erkent, dan is het minste wat men van je verwachten kan toch wel, dat je ze de anderen aanspreekt?
- Het spreekt vanzelf, dat onze waarde M. Caltrop 'n beetje ver gaat. Hij is niet erg wetenschappelijk. Ik zal objectiever zijn. Wat ik bij u bedenkelijk vind, is uw onbeweeglijkheid. Bij ons is alles zich voortdurend aan 't vervormen. Hier staat alles als het ware op 'n doode punt, de steden, de menschen, de naties, de zeden, de gedachten. Gij teert voort op het verleden, gij spant u niet meer in om de toekomst te veroveren. Gij ziet er zoo volkomen verzadigd uit...
(kalmpjes).
- Wij hebben leeren leven.
- Dat is gevaarlijk! Juist die volkren sterven, die de kunst van het leven te goed kennen.
- Zeer waar! En dan, speelt de liefde 'n veel te groote rol bij u. Gij werkt nog alleen om uw vrouwen op te tooien. De eenige levenskracht die u nog overblijft is onverandelijk op de alkoof gericht en wordt erdoor verzwolgen.
- Dan is volgens u onze arme oude wereld nog niet oud genoeg?
- Het zingenot maakt onvruchtbaar. Als de liefde 'n spel wordt voor 'n volk houdt het op kinderen te teelen.
- Wijze volkren, dun bevolkte landen - en dunbevolkte landen, lokken de veroveraars aan. De toekomst behoort aan de hongerige rassen...
(na 'n staalharde blik op de Japaner).
| |
| |
- Ongetwijfeld! Maar, het geval van de blanken staat nog niet zoo wanhopig. Ze hebben bij ons nog onaangetaste reserves. Al de uitgehongerden van het oude Europa hebben wij aangetrokken en met open armen onthaald. Zij leven onder ons. Zij hebben ons de primitieve veroveraarsinstinkten meegebracht, die in vroegere eeuwen de wilde horden uit hunne wouden en steppen joegen naar zonniger en vruchtbaarder streken. Reeds stapelen wij de overblijfselen van de oude wereld op. Het goud der volkren rust in de kelders van onze banken en toch werken wij geen minuut minder. Geen rust, geen verpoozing. Strijd, beweging, eetlust,
(naar Kimura gewend)
honger!
- Geduld maar, gij zult leeren genieten!
- Wij hebben onze voorzorgen genomen. Wij hebben alles voorzien. Langzaam, zeker, wetenschappelijk, door 'n komplete hygieen van het lichaam en de ziel streven wij naar het perfekte type van den mensch. Uit de vormelooze ophooping van individuen, die eertijds uit de chaos opstond, zullen wij den modernen mensch te voorschijn laten treden. Wij zetten het werk van God voort.
- Erg vriendelijk van u, dat u hem, hoewel op nonactiviteit, nog wilt blijven dulden.
- Hij is zo soepel en zo prakties, bij ons. Trouwens iedere Amerikaan heeft zijn eigen opvatting van het heelal. Met de schepper en al erbij...
(flegmatisch).
- Self-made tot het uiterste.
(met 'n glimlach).
- Amerika schept den dag en God vaart er door!!
(op, sedert een tijdje).
- Spot u maar, spot u maar, mijnheer. Ik daag u uit, dat minachtend scepticisme vol te houden, als u
(wijst links op z'n telescoop)
de hemelsche ruimte voor u zult zien opengaan lijk het groot-boek van het leven.
(ernstiger).
- En wat zullen wij erin lezen, dat we nog niet wisten? Hebt u d'r eenig idee van, meneer, dat God al vele jaren vóór Amerika ontdekt werd? En ik vermoed, dat hij wel niet gewacht heeft, dat u hem meerderjarig zoudt verklaren? U doet alles in 't groot. Aangenomen. Maar stelt u zich werkelijk voor, dat u iets hebt gevonden? U bouwt 'n nieuwe toren van Babel op met alle moderne confort voorzien. De antieke Moloch zou veel van uw sky-skrapers hebben gehouden.
- Maar u vergeet het voornaamste, meneer!
- Wat dan? Uw principes? U is uitgerust om ze de heele wereld in te prenten, dat hebt u zelf gezegd. En dan? Gij trekt uwe principes met 'n passer, zooals uw straten. Hygiene, lanen, zedelijkheid, huiselijke aard, ziel, dat
| |
| |
alles improviseert gij volgens 'n zelfde wetenschappelijke methode, die gij onfeilbaar waant. Gij bouwt de moderne mensch op dezelfde wijze als 'n gebouw. En gij staat in extase voor uw eigen werk. Maar ik zeg u, zooals sir Eric: geduld maar! de mensch is niet van beton gemaakt. Er zal 'n dag komen, dat gij het merkt. Hij zal aan 't wanken gaan.
- Wij zijn zeker van ons zelf.
- Des te beter. Laten we maar niet verder praten: de discussie leidt toch tot niets.
- Zij is heilzaam voor u, meneer.
(tamelijk vinnig).
- Van uw standpunt uit, zeker. Wij hebben om u aan te hooren onze bridge laten staan. Staat u toe, dat we die weer, opnemen. Als zij 't willen zullen de gebeurtenissen wel uitmaken wie van ons gelijk heeft.
(onverschillig).
- Zooals u 't opneemt.
- Ik ben volkomen gerust.
- Wees op uw hoede voor de oude kulturen: je laat er je gemakkelijk door bekoren - zooals door 'n warm klimaat.
- Niet als je 'n man van principes bent.
- Zelfs principes schieten wel eens tekort. Het zal mij 'n genoegen zijn u dat te bewijzen, als de gelegenheid zich voordoet.
(met 'n fijne glimlach).
- Ik hoop, dat dat weldra het geval zal zijn.
(Calvin glimlacht zonder te antwoorden. Sinds enkele minuten is er beweging gekomen in de dancing. Met hoort, hoe de muzikanten hun instrumenten stemmen. De groep komt eveneens in beweging en zal nu uiteen gaan).
- Eindelijk! Dat is tenminste prettiger, dan al uw gebazel.
(Juist als ze opstaat om naar de dancing te gaan, verschijnt Guy de Lugères in smoking. Weldra wordt hij door Phyllis Caltrop voorbij geloopen, die als 'n wervelwind binnenvalt en recht op haar vader toeloopt).
- Hullo, Daddy! Al aan den gang?
(Tot het gezelschap)
Bonjour, Bonjour. U zijt wel vriendelijk.
(Zij deelt krachtige shake-hands uit).
Wij zullen ons later aan mekaar voorstellen, vindt u 't goed? Als we mekaar al 'n beetje kennen. Dat is 'n boel prettiger.
(En daar iedereen min of meer verbijsterd kijkt)
Daddy, ik kwam u even zeggen weet u, dat uw bad klaar is. Het wacht op u.
- Indeed?
(Tot Sir Eric.)
Laten we dan gauw vast afspreken.
| |
| |
(beleefd).
- Jawel, ja, natuurlijk...
- 's Jongens, meneer. U is veeleischend!
(doodernstig).
- Ik ken de wereld.
- Mooi dan. Ik geef m'n woord.
- All right... Dus, Ladies and Gentlemen, morgen-avond van negen uur tot middernacht. Ik reken op u. Van-avond zal ik 't apparaat scherp zetten. Tot morgen.
(Hij gaat weg om z'n bad te nemen).
(kijkt hem na).
- Heerlijk, niet?
(met 'n vleugje ironie).
- Buitengewoon...
- En zoo amusant... Een check heeft hij natuurlijk weer gegeven, hé? Vijftig? Jawel, altijd.
(Ze teekent aan).
Neemt u me niet kwalijk, voor m'n statistiek. Ik wil graag weten, hoe duur die nieuwe sport aan m'n papa zal komen te staan.
(Met 'n glimlach).
Om te weten of ik hem daarin moet aanmoedigen. Het is zoo aardig, een papa die maniak is.
(Op 'n andren toon).
Hebt u hem niet 'n beetje origineel gevonden?
- Oh, niet de moeite waard, juffrouw. Het is 'n heel gewoon verschijnsel tegenwoordig, de zedeprekende Amerikaan. Wij zijn eraan gewoon, sedert Wilson. En we mogen dan tenminste de hoop koesteren, dat uw lieve papa geen opvolger zal hebben... om zijn cachet te komen opeischen.
(Men glimlacht - 'n paar oogenblikken stilte. De Jazz valt in en leidt meteen af. Iedereen breekt op. Guy loopt naar Priscilla toe. Hersheimer houdt zich met Lady Nora bezig. Sir Eric en Rio-Santo wenden zich tegelijk tot Phyllis, maar daar Sir Eric, ziet hoe Rio-Santo aandringt, trekt hij zich bescheiden terug en stelt er zich mee tevreden de paren met de oogen te volgen. Rio-Santo dringt aan bij Phyllis die tracht van hem af te raken.)
- Neen, het spijt me, ik dans niet.
- Papa heeft het niet gaarne... En dan, heusch, ik kan het niet...
- Het is heelemaal niet moeilijk, op vijf minuten...
(hij dringt haar zijn omarming op).
Probeert u maar: 'n paar passen...
(Ze laat zich gaan, het rytme sleept haar mee, ze verdwijnen in de dancing. Lugères en Kimura hebben dat gedoe zwijgend en aandachtig gevolgd).
- Kurieus ding, die kleine.
(minachtend).
- En hij dan!
(verlaat de gereserveerdheid, die hij tegenover de Amerikanen in acht nam en windt zich langzamerhand op. In zijn doorgaans zoo koude stem trillen zonderlinge accen-
| |
| |
ten.)
Luister, luister naar dat rythme!... luister, alweer... U hoort dat niet zooals wij met onze Oostersche ooren: dat brengt mij als 'n echo van de onzichtbare karavanen die opstappen uit de diepten van de werelddeelen.
(Zijn stemmeklank wordt nog hartstochtelijker.)
De tam-tam, die het stormlopend Oosten aankondigt...
(ironisch, maar niet zonder simpathie).
- Zeg eens even: al is u 't niet eens met Hersheimer over de manier waarop met onze overblijfselen zal worden omgesprongen, u schijnt het toch wel met hem eens te zijn dat wij noodzakelijk moeten opgewreten worden?
(zonder direkt te antwoorden, als geinspireed).
- Voelt u de koortsige polsslag niet van die Jazz? Het is het hart van de jungle, dat midden in uw eigen kultuur aan 't kloppen is.
(altijd even kalm).
- Windt u maar niet zoo op. Het Oosten is de warme broedkamer van het zingenot: het koude Westen is altijd verlekkerd geweest op z'n vreemdsmakende vruchten. Eertijds waren het enkele satrapen... in 't geheim der intimiteit. Vandaag is het de kosmopolitische wereld.
(Haalt de schouders op).
Demokratie: kleinere uitspattingen op grooter schaal...
- Uw music-halls, uw werven, uw legers zitten vol donker vleesch. Gij drinkt het somber kleurige bloed langs al uwe poriën.
- Langs het cirkus, langs het leger, langs de havens, zijn de blonde Noorderlingen eertijds het bronsbruine Rome binnengedrongen.
- En reeds ziet gij in uw verbeelding, als 'n rechtvaardige terugslag van het noodlot, de weerwraak van de donkerkleurige gentlemen?
(Precies op dat oogenblik houdt de jazz op. Nog sidderend valt Kimura in zijn leunstoel; dan, weer onbewogen: de Jazz is herbegonnen.)
- Wie weet!
(In de vensterdeur heeft men Phyllis zien voorbijgaan, hijgend aan den arm van Rio-Santo, die haar meetroont in den dans, alsof hij haar schaken wou. Lugères volgt het paar, vanwaar hij staat, terwijl hij Kimura met korte, drooge, rake zinnetjes antwoordt.)
- Neen, nog niet zoo gauw... U onderschat het assimileeringsvermogen van de oude kulturen... De blonde Noorderlingen hebben Rome voortgezet... Het vreemde bloed, dat wij opnemen verteren wij zonder moeite... De maag is nog altijd goed... en als het puntje bij 't paaltje komt hebben wij toch nog altijd de blanke reserves waar Hersheimer 't over had...
| |
| |
- Jawel, maar is dat nog wel de kultuur der blanken, die reserves?
- Hebt u zich dan laten overbluffen?
- Wie zal het winnen, hun ideaal of het uwe? Hun opvattingen kunnen simplistisch lijken; dat heeft nooit geschaad aan de kracht van 'n ideaal.
- Het hunne is praktisch en opbouwend.
- Te praktisch! Sardines aan de eene en telescoop op de andere zijde. Dollars en philosophie in hetzelfde handelsmerk tezamengedrukt. De oplossing van het levensprobleem binnen het bereik van alle beurzen en van alle intelligenties gebracht... Als het zoo eenvoudig was, zouden anderen het wel vroeger gevonden hebben. (Phyllis in bijna totale overgave en Rio-Santo zijn weer voorbij gekomen). Neem me niet kwalijk. Ik zal me op 'n andere keer duidelijker probeeren uit te drukken. M'n hoofd staat er niet meer naar... Neem me niet kwalijk... (Hij is naar de dancing toegeloopen en volgt nu van naderbij de bewegingen van de dansers. Na 'n paar oogenblikken treedt ook Kimura, die zich weer laat opwinden, nader bij.)
- Kijk eens naar Rio-Santo! Kijk hoe die danst. Welk 'n lenigheid! En wat 'n omgrijpende kracht in de kleinste van zijn bewegingen. Dat is het zwarte bloed, dat gist! Het meisje buigt, geeft toe, ze laat zich gaan. Ze geeft zich over, ze zwijmt weg... Zij hoort de roep van de jungle...
(doet hem met 'n gebaar zwijgen). - Maar... ze is bang!... Dat meisje in bang. En de woesteling merkt het niet eens. Rio-Santo! Maar laat haar dan toch los... Hij begrijpt het niet! Ziet u dan niet, dat ze zich onwel voelt? (Half door hem vooruit geduwd is het paar uit de dancing getreden. Phyllis is doodsbleek. Zij wordt door Rio-Santo ondersteund, die haar, begriploos, al meteens, loslaat: Guy is met 'n veerkrachtige sprong voorultgekomen, net in tijds om haar in zijn armen op te vangen. Hij draagt haar in de schommelstoel, waar Priscilla in gelegen heeft. Deze is even 'n blik op het tooneel komen werpen en is dan schouder-ophalend, met 'n minachtende blik op Rio-Santo, weer weggegaan.)
(doet de dansers weggaan, die dadelijk toegeloopen zijn en belet dus dat er 'n oploopje zou samenraken; hij wordt door Kimura en 'n paar kelners geholpen).
-Wel neen, het is heelemaal niets... Ze heeft alleen maar wat lucht noodig... laat haar met rust... Asjeblief...
(Hij laat de vensterdeur sluiten en zegt dan, als Phyllis weer bijkomt, tot Kimura, die aanstalten maakt, om op te stappen)
Footing?
| |
| |
- Loop 'k een eind mee?
(Kimura knikt ja - tot Guy).
Hoe minder volk er om haar heen is... Je hebt niets noodig?
(Tot de kelner)
Seltzwater.
(Hij verdwijnt met Kimura; korte pauze. De Jazz vangt weer aan, maar onduidelijker.)
(komt tot bezinning, doet de oogen half open, haar stem beeft nog eenigszins).
- Heel vriendelijk die oude heer... U kent hem?
- Oh?
(Ze spant zich in, heft zich half op, kijkt Guy in 't gelaat, lacht hem toe.)
(staat op, houdt zich kranig, maar door 'n duizeling bevangen, knikt ze met de oogen).
- Het is niets...
(Zij wrijft met 'r hand over haar oogen, doet ze open en thans, geheel zich zelf weer meester, glimlacht ze.)
- Wilt u misschien 'n verfrissching?
- Even...
(Ze neemt 'n klein slokje van het glas, dat de kelner heeft meegebracht).
Thank you, het is over...
(doet de kelner teeken, dat hij het blad zal laten staan, dan lijkt het of hij zich bescheiden terug zal trekken. Maar Phyllis verzoekt hem met 'n gebaar).
- Neen... toch...
(droomerig).
Ik weet niet goed, 't is die dans...
(hard).
- 't Is een beest!
(siddert, zonder overgang).
- Die kreoolsche, is dat uw maîtresse?
(ontwijkend).
- Misschien wel.
- U antwoordt liever niet?
(tamelijk droog).
- Dat zijn geen vragen om te stellen, mejuffer.
- Ik zou die ook niet stellen als ik het maar wist.
(Kleine pauze.)
Wees oprecht: wat is ze voor u?
- Nou ja... 'n flirt... we dansen nogal samen.
- O ja...
(ze aarzelt).
Ik zou graag willen weten, of te dansen met haar dezelfde uitwerking heeft op u, als op mij het dansen met hem.
- Ja, 't is waar, let er maar niet op. Ik ben belachelijk.
- Nu dat u weer heelemaal beter is... heelemaal
| |
| |
nietwaar, mag ik u vragen voor de volgende dans? Kijk, deze blues...
(men hoort de jazz).
- Neen, dank u, ik heb geen lust om nog eens te herbeginnen.
(Voor zijn eenigszins ontdaan en gekrenkt gezicht.)
U bevalt me...
(die er niets meer van begrijpt houdt zich wijselijk op 'n afstand).
- Neem me niet kwalijk... ik ben nog erg... onderste boven...
- Jawel, dat kan je merken.
- U...
(dan plotseling)
Hoe heet u?
- De Lugères...
(met 'n kleine buiging).
(klapt in de handen).
- Chik! Chik! Precies wat ik verwacht had... Vanwege uw vader, de gedistingueerde oude gentleman, you know... En uw voornaam?
- Guy!... How lovely... Precies als in 'n roman! Ik zou dolgraag mevrouw Gug de Lugères heeten.
(onderste boven).
- Kijk!
(vriendelijk).
- Oh, niet om u. Om uw naam.
(met 'n mysterieus lachje).
- Werkelijk?
(ze klopt zachtjes met haar vingers 'n negermarsch op den arm van den schommelstoel, dan plotseling)
U is op zoek om te trouwen?
(zeer vastberaden).
- Hé!
(zoetjes).
- Kom nou, met zoo'n naam kunt u toch niet anders doen. Het zou 'n leelijk verval zijn.
(zoetjes).
- Ja - en dat vindt u ook
(houdt Guy, die 'n gebaar maakt om weg te gaan, bij zijn mouw tegen)
U ziet er lang niet onaardig uit.
- Oh, u wil graag complimentjes krijgen? Waarom hebt u 't niet dadelijk gezegd!
(woedend, met overdreven emphase).
U is...
(met 'n alleraardigste glimlach).
- Neen, u is veel te galant om mij complimenten te maken van dat soort...
(steeds vriendelijker).
Dat is goed voor mij, 'n Amerikaansche...
(drooger nu)
Ik stel belang in u... niet u in mij... Nog niet, als ik vragen mag...
(Guy is de kluts kwijt en onverbiddelijk haalt zij er voordeel uit).
Ik wil ook trouwen...
- Het zal u wel niet aan gelegenheid ontbreken. De eerste de beste agencie...
(zonder op zijn impertinentie in te gaan).
- Drie miljoen dollar.
| |
| |
(zoetjes).
- Vindt u het genoeg?
(vastbesloten).
- Dan zal ik u het hof maken. Oordeel niet slecht over mij... Mag ik? Hsh..., wees nou niet stout. Niet zoo dadelijk.
- Heel mooi... maar, opdat ik u zou laten begaan... zou ik het toch eerst zelf prettig moeten vinden...
- Vraagt u dan aan uw flirts of ze 't prettig vinden?
- Dat hoop ik.
(Koket.)
Hebt u dan zoo'n hekel aan 'n veranderingetje?
(die zich langzamerhand laat vangen, staat over haar heengebogen en antwoordt niet).
(hoe langer hoe koketter).
- Kom nou. Het verbindt u toch tot niets...
(geeft toe).
- Dat is waar.
(met 'n glimlach).
- Is u d'r wel heel zeker van?
(dan, al haar tanden bloot, lachend)
Neen, ik ben u aan 't plagen. De waarheid is, dat dat spelletje niks te beteekenen heeft. U stelt zich toch zeker wel niet voor, dat u m'n eerste liefde is?
(dadelijk hartstochtelijk).
- Neen?
(zonder op de hartstochtelijke toon van de vraag te letten).
- Maar natuurlijk niet. Stel u gerust. M'n eerste liefde... Kijk, raad eens wie mijn eerste liefde was?
- Ik heb z'n foto nog op m'n kamer staan.
(en als het gezicht van Guy betrekt, schatert zij 't uit)
Heusch, hebt u 't niet geraden? Het was die arme Rudolph Valentino. Het was toch niet erg moeilijk...
(stralend en beklaaglijk tegelijk).
- Neen.
- Maar hoe? Is u dan al 'n beetje jaloersch? En dan? Is dat 'n kwaliteit of 'n gebrek? Wat denkt u?
(Guy weet niet wat te antwoorden.)
Weet u 't niet? Wel, ik weet het ook niet. Ik zal u over 'n paar dagen zeggen, wat ik er van denk... Het zal er van afhangen...
(lange pauze).
Houdt u van thee?...
(hoe langer hoe meer de kluts kwijt).
- Eh... Nou ja...
- Ik weet trouwens niet waarom ik u dat vraag.
(ze is opgestaan en heeft z'n arm genomen)
Vindt u niet, dat het hier om te stikken is?
(zij loopen naar de vensterdeur toe en als zij op het punt staan te verdwijnen)
Ik heet Phyllis. De rest heb ik al gezegd...
DOEK
| |
| |
| |
Tweede bedrijf
Zoowat hetzelfde dekor als voor één. Maar het kleine terras met de telescoop bevindt zich nu op het voorplan. Twee tafels. Aan de eene gebruiken Calvin, Phyllis en Hersheimer het ontbijt. De tafel is overvloedig gedekt, eggs and bacon, jam, kaas, enz... Aan de andere zitten Lugères en Kimura. De eene dejeuneert met 'n kop chokolade en 'n croissant, de tweede met 'n thee en toast. Sir Eric schrijlings op 'n stoel houdt hun gezelschap; zij zijn in wandelkostuum. Bij 't opgaan van het doek neemt Guy afscheid van hen. In 't voorbijgaan groet hij de Amerikanen. Phyllis doet hem 'n teeken, frommelt haar serviet tesaam, springt op en loopt naar hem toe. Vriendelijke handdruk, en de twee jonge lieden verdwijnen. Iedereen heeft ze belangstellend gadegslagen, behalve Calvin, die te druk aan 't eten is. Intusschen is 'n brigadier van de toldienst naar voren gekomen, hij aarzelt even, dan tot Lugères:
- Meneer Calvin Caltrop uit Boston?
(toont hem z'n croissant).
- Ziet dat er Amerikaansch uit?
- Neem me niet kwalijk, maar ze hadden me gezegd op het terras
(hij bemerkt de andere tafel).
Oh... waarschijnlijk?
- Is dat hun eerste ontbijt? 's Jongens! Ze werken nogal wat naar binnen!
(zeer op z'n gemak).
- Als het niet onbescheiden is, meneer... Wat doet hij, die dikke baas?
- Dat is beter dan 'n beroep, 't is 'n sinecure.. Hebt u iets met hem?
- Hij heeft gisteren drie verzegelde colli ontscheept, tegen 'n borgsom van honderd dollar. Ik kom de kisten kontroleeren...
(zijn belangstelling is plotseling gewekt, glimlachend wisselt hij 'n korte blik met Kimura, die aandachtig luistert zonder de minste emotie te laten blijken).
- Haha!... Nu dan beste vriend, ik geloof, dat u zich voor niemendal gederangeerd hebt...
| |
| |
- 's Jongens, als u zoo lang zou hangen als hij de plomben heeft opengebroken en de kisten heeft laten uitpakken...
- Kijk maar
(hij wijst naar de telescoop, dan langs den neus weg).
Het is z'n geluk, dat die Amerikaan is, en miljardair.
- Als 't een arme sukkel van 'n gewone Franschman was, wat zou hij beleven! En dan de boete!
(droogjes).
- Dezelfde, precies dezelfde, die uw miljardair te betalen zal hebben. Oh, u gelooft, dat ik hem zal laten ontsnappen? Wacht maar even... Dat zullen wij al vast terug gewonnen hebben op de oorlogsschulden.
- Prachtig, vriend lief, dat hoor ik graag.
- Wees maar gerust...
(zet z'n borst uit en loopt recht op Calvin toe, terwijl Lugères met 'n knipoogje naar Kimura, die onbewogen met de gauwte z'n dejeuner beëindigt, eveneens zich haast ermee klaar te komen.)
- Meneer Calvin Caltrop, uit Boston?
(gaat voort met smakelijk te eten).
- Yes...
(heeft 'n registertje, dat hij onder z'n arm droeg opengemaakt, vastberaden).
- Het is voor het inklaren...
(als boven).
- All right...
- U hebt gisteren drie verzegelde colli ontscheept. Ik kom ze kontroleeren...
(wijst met z'n botermesje op de telescoop).
- Daar.
(fronst de wenkbrouwen).
- Hoezoo?
- Waiter! Neem es het overtrek weg voor de gentleman van de toldienst, dat hij kan zien.
(loopt gewetensvol om de telescoop heen).
(loopt naar hem toe en gaat met z'n handen in z'n zakken en een stralend gezicht naast hem staan).
- Dat kleine apparaat intrigeert u, hé?
(wijst met de punt van z'n potlood op het register).
- D'r waren drie verzegeld colli.
(begrijpt en schatert het uit).
- Oh, die spulletjes? Ja, die heb ik natuurlijk moeten wegnemen om het apparaat te kunnen opstellen...
- Breek u daar maar het hoofd niet over. Die loodjes zijn immers niet interessant.
| |
| |
(met 'n glimlach van verstandhouding, tot Lugères, die met Kimura en sir Eric op 'n bescheiden afstand is blijven staan).
- Dat hangt van het standpunt af.
(met 'n beroep op Lugères).
- Hij is wel door en door ouwe wereldsch. Vastgekluisterd aan de materie...
(tot de commis)
Hebt u dan nooit in u zelf 'n honger naar principes gevoeld?
(droog).
- Naar wat? Niet zooveel praatjes! Ik ken mijn instructies.
- Ik spreek nu niet tot de ambtenaar. Ik spreek tot den mensch.
(meent te begrijpen, met 'n dreigende glimlach)
- Ik zou u niet aanraden verder aan te dringen. Het zou u duur te staan komen!
(hij begint de telescoop opnieuw te onderzoeken).
Dat is nieuw, dat ding?
- Het is meer dan nieuw, het is 'n eigen uitvinding van me.
(teekent vlug aan)
- Patent?
(knikt bevestigend).
- Maar ik vraag niets liever, dan dat het algemeen verspreid werd.
- Jawel. Het is 'n apparaat, dat u op de markt brengt. Begrepen. Hoeveel kost dat? Strikt de waarheid zeggen: wij zullen u verzoeken de faktuur voor te leggen.
(de duimen onder z'n oksels).
- Vijf duizend dollar.
(dokumenteerend).
- M. Caltrop is 'n man van drie miljoen dollar
(recht uit z'n hart).
- Heel jammer dat er geen inkomende rechten op hem staan
(weer de ambtenaar)
U is de eigenaar?
- Uitsluitend de eigenaar.
- Voor nijverheidsdoeleinden?
(vlug).
- Dan zullen we maar zetten, kategorie luxe-voorwerpen.
- Integendeel. Artiekel van allereerste noodzakelijkheid.
- Jawel, jawel, dat kennen we...
- Beste vriend u begrijpt het belang niet van de gebeurtenis, waarbij u betrokken is. Het feit alleen, dat u het toezicht hebt gehad bij het ontschepen van deze historische telescoop, zal meetellen voor uw verdere bevordering...
(met 'n air van ‘ik begrijp’).
- Dat zou wel kunnen.
(laat zich weer gaan).
- Met deze telescoop ben ik van plan het heele oude continent gezond te maken,
| |
| |
de smerige stiklucht te verdrijven, die het vergiftigt, de atmospheer weer zuiver te maken voor uwe longen, weer heilzame begrippen in u te enten, u 'n nieuwe levenskracht in te spuiten!
(heeft gedurende deze toespraak geschreven en gerekend, dan).
- Dat zal u precies zes en vijftig duizend twee honderd vijftig frank kosten,
(en dit zeggend reikt hij z'n register aan Caltrop, die z'n ooren niet gelooven kan)
Wil u zoo vriendelijk zijn de constateering te onderteekenen?
(met gefronsde wenkbrouwen).
- Wil u dat eens even hier geven?
- Het is spot-goedkoop, als je bedenkt wat hij d'r allemaal mee van plan is.
(Hij verklaart de cijfers, die Hersheimer op het register volgt.)
Kategorie luxe-voorwerpen, opgegeven waarde: 5000 dollar, de dollar tegen 25, dat maakt 125,000 frank. Invoerrechten op de basis van 15 t.h., dat maakt 18,750 frank. Wederrechtelijk deplombeeren: driedubbel tarief of 56,250 frank. Behalve dan wel te verstaan, de inbeslagneming van de waarborgsom en beslag op de koopwaar tot na volledige betaling van de boete...
(uit de hoogte).
- U gelooft toch zeker niet, dat ik van plan ben, dat te betalen?
(de hand op de telescoop).
- We zullen dat ding netjes voor u inpakken en het in het stapelhuis onderbrengen, waar u het kunt komen afhalen zoo gauw u 't goed vindt, tot 6 uur 's avonds en tegen storting van de 56,250 fr.
(opspringend).
- Raak dat niet aan!
(dreigend).
- En niet zooveel leven als 't u belieft, of u maakt het nog erger.
- Maar dat is 'n echte hinderlaag!
- 'n Gemeene aanslag op de vrijheid!
(gekrenkt).
- Wat zegt u?
(hem kalmeerend).
- Let er maar niet op. Ze zijn erg kitteloorig als het op hun vrijheid aankomt.
- U ziet wel, dat er hier kwestie is van 'n misverstand. Het zou korrekter van u zijn als u tusschen beiden kwam.
- Pardon, heeren Amerikanen, wij zijn maar alleen ‘observateurs’. Wij mogen toch ook wel onze beurt hebben?
(tot Lugères, die glimlacht).
- Het lijkt wel of u het erg prettig vindt, meneer de Lugères?
- Ik wil het niet ontkennen. Ik ben erg benieuwd te zien, hoe uwe prachtige principes u hier uit het nauw zullen helpen: U moet betalen...
| |
| |
- ...Ofwel moet u het opgeven ons de heerlijkheden van uw telescoop te demonstreeren.
- 't Is dus 'n afgesproken spel?
- Kom nou, kom. Laten we d'r geen tragedie van maken, 'n Boosaardig toeval, meer niet...
(naar Lugères gewend).
- Wil u duidelijk zijn, als 't u belieft, meneer? Nu begrijp ik er niets meer van.
- En u zou graag willen begrijpen? Welk 'n ongelijk, beste vriend! Ga liever even zitten, en betrouw op mij. U kent me niet?
(hij haalt 'n naamkaartje te voorschijn)
Hier is m'n kaartje.
- de Lugères, gevolmachtigd minister...
- Ik verlang niets meer van u, dan 'n paar minuten geduld. Als 'n persoonlijke dienst
(biedt hem 'n stoel aan).
- Ja maar... Meneer de minister, de kontroleur...
- Wees niet bang. Ik geef u m'n woord, dat u niets zult hebben te doen, dat tegen uw instructies indruischt.
- Ik laat het aan u over, meneer de minister.
(stelt hem met 'n laatste gebaar gerust en wendt zich dan tot de Amerikanen).
- Is het oogenblik nu niet gekomen om ons gesprek weer op te nemen, waar wij het gisteren hebben afgebroken? Hoe zijn de feiten? Al wat u voor 't oogenblik uit uw telescoop gehaald hebt is zijn verbeurd-verklaring, buiten dan 'n niet onaardige boete. Dat kun je nu niet bepaald 'n succes noemen.
- Het materieel werd in beslag genomen...
- Onverdraaglijk machtsmisbruik...
- Maar, de principes blijven gaaf!
- Oh! Maar hebt u niet juist op uw apparaat gerekend om ons die op te dringen? Dit nietige incident heeft natuurlijk niets meer dan 'n symbolisch belang. Maar het bewijst in ieder geval, dat het altijd gevaarlijk is al te groote verwachtingen te koesteren van stoffelijke dingen, hoe volmaakt zij ook aan 't worden zijn. En toch is dat vrijwel altijd uwe methode. Gij hebt al het goud van de wereld opgestapeld en bovenop die goudberg hebt gij de bijbel gelegd: en nu verbeeldt gij u, dat al dat goud van de bijbel is voortgekomen. Al gelooft u ook rotsvast, dat uw ongehoorde ekonomische welvaart aan uwe levensopvatting te danken is, ik zeg u, dat dat precies het tegenovergestelde is van de waarhieid...
- U hebt daar net zelf M. Caltrop op drie miljoen dollar geschat. Alleen bij u schat men op die manier
| |
| |
hoog. Gij hebt maar één maat - de dollar. Zelfs voor de waarde van het individu.
- Is het de eerste maal, dat iemand oprecht tegen u spreekt?
(korte pauze)
. 't Is waar, dat de heele wereld u in de laatste jaren bewierookt heeft - omdat de heele wereld bij u aanklopte om geld. Menschen die de hand reiken zijn niet heel kritisch gestemd. En gij zijt naief genoeg geweest om 'n prestige, dat alleen op uwe dollars steunde, aan uwe principes toe te schrijven! Maar doet u nu toch eens op uw beurt uw oogen open: zie hoe uw zedelijk krediet op raakt naarmate u zelf uw financieele kredieten intrekt.
- Zou u durven beweren, dat wij de materialisten zijn?
- Wij zullen helaas lange jaren moeten betalen om het u te leeren!
- Die is goed: materialisten, wij!
- In elk geval zijn wij het zeker niet. Weet u het dan niet? 'n Eeuwenlang geloof heeft onze kultuur opgetrokken. En niettegenstaande 'n bedrieglijke schijn is het nog altijd de oude katholieke traditie, die er de sluitsteen van is.
- Een traditie die aan 't verdwijnen is!
- Een traditie die zich niet opdringt, maar die de tijd heeft gehad tot in de diepste lagen door te dringen, de gedaante van duistere maar machtige instikten aan te nemen. Wij dragen ons oude geloof in ons bloed, het zit in onze zenuwen gekristaliseerd en het blijft leven in onze gebruiken. Zelfs diegenen onder ons, die het willen verwerpen, blijven er zich onbewust naar gedragen. Wij beheeren het kapitaal van wijsheid, dat onze voorouders ons hebben nagelaten.
- Een nalatenschap, die bezwijkt onder de servituden.
- Maar rijk niettemin. Als hier niets meer verandert, dan is dat, omdat onze proefnemingen zijn afgeloopen. Al onze sociale regelen zijn door 'n duizendjarige ondervinding bepaald. Zelfs onze vooroordeelen hebben hunne proeven doorstaan. Zij blijven duren, omdat er geen beter zijn...
- Omdat u de kracht ontbreekt nog verder te zoeken.
- Ik wil niet aandringen. De ervaring kan niet onderwezen worden, die moet je opdoen,
(tot de commis)
Kom, beste vriend, laten we even de controleur opzoeken.
(verspert hem den weg).
- Om wat te doen meneer?
| |
| |
(glimlachend).
- Wel om te trachten uw telescoop los te krijgen.
- Waarna u dan zult besluiten?
(steeds glimlachend).
- Oh, geen erg pretentieus besluit: alleen maar, dat in de kleine dagelijksche moeilijkheden, die de hoofdinhoud vormen van het bestaan, 'n beetje takt, 'n beetje handigheid en - vergeef me m'n beroepshoogmoed - 'n beetje diplomatie meer waard zijn dan al uw mooie principes.
(Calvin heeft bedenkelijk het hoofd geschud.)
Is u 't niet met mij eens?
- No, sir! En om het u te bewijzen, bedank ik u, maar ik verzoek u niet te willen tusschenkomen... Ik zal de zaak zelf in orde brengen... Ik zal even nadenken om 'n... Amerikaansche oplossing te vinden!
(Met 'n korte groet in het rond verdwijnt hij, nadenkend met de handen op den rug.)
(haalt bijna onmerkbaar de schouders op, dan tot sir Eric en Kimura).
- Intusschen zal ik toch maar even tot bij den kontroleur loopen, dat is veiliger. Loopt u 'n eind met mij mee?
(Zij stemmen in. Groet tot Hersheimer, aanmerkelijk meer vormelijk, dan in 't eerste bedrijf. Als ze net verdwijnen komt Priscilla op.)
- U ziet er erg bezorgd uit, Professor?
- Ik?
(werpt het van zich af).
Hoe maakt u het vanmorgen?
(na 'n kleine pauze, zonder te antwoorden).
- Hebt u meneer de Lugères gezien?
(kijkt haar strak aan).
- Welke?
(houdt z'n blik uit).
- De jonge.
- Hij is dadelijk na 't ontbijt met Miss Caltrop weggegaan
(met 'n handgebaar wijst hij de richting aan).
Oh maar...
(Phyllis en Guy komen precies terug. Ook Priscilla heeft ze gezien, ze is uiterst nerveus geworden.)
(biedt haar hoffelijk den arm).
- Wil u niet 'n eindje loopen voor de lunch?
(Priscilla heeft dadelijk z'n arm genomen, ze loopen Phyllis en Guy voorbij. Groet.)
(komen nu naar voren - er weegt 'n gêne tusschen hen. Hij loopt heen en weer en zweept met z'n stick langs z'n beenen; zij, haar handen op haar heupen, onder haar mantel, wiegt jongensachtig heen en weer. Nu loopen ze samen naar 'n prieel. Plotseling).
- Guy?
(hij blijft staan en wacht; zij doet al meteens haar mantel open en staat nu met uitgespreide armen als 'n vastgespijkerde vleermuis in 'n donker, nauw aansluitend maillot.)
(versteend, blijft onbeweeglijk).
- Papa wil niet hebben dat ik avondjaponnen
| |
| |
draag. Hij houdt er niet van. Dan heb ik dit maar uitgedacht... als vergoeding. Vindt u 't aardig?
(met kurkdrooge mond).
- Heel aardig...
- Dat was ik u verschuldigd, vindt u niet?
(plagerig).
- Pardon, vindt u me niet leelijk?
(treedt rillend op haar toe).
- Je bent...
(maar het meisje heeft zich dadelijk weer in haar mantel gewikkeld en zet hem onmiddellijk stop).
- Wil u wel eens niet zoo dadelijk jij tegen me zeggen. U zou al dadelijk te ver gaan. U is 'n veel te aardige jongen... Vergeet niet, wij zijn overeengekomen, dat ik u het hof zou maken...
(neemt z'n arm).
Kom, geef me 'n arm wil je? 'n heel klein beetje vertrouwelijk mag je wel zijn - als 'n gentleman. Ziet u, ik dans niet, maar ik wil u toch wel 'n kans gunnen. Fair play...
(en daar Guy nog altijd verbouwereerd blijft).
Oh, u vindt dat er geen voldoende publiek is?
(Ze schatert het uit.)
Daar heb je nu, jullie schuchterheid!... Kom, ik zal u helpen... Geef me 'n zoen.
(Guy nadert en geeft haar 'n gentlemenlljke zoen).
'n Verliefde zoen!...
('n beetje gepikeerd).
- Op kommando?
- Doe maar alsof. U hebt het zoo dikwijls voor niets gedaan, voor 't bloote plezier. Doe het nu eens om mij te leeren. Ik leer graag... Wil u niet?... Durft u niet?...
(Guy geeft haar 'n tamelijk wantrouwige zoen; zij laat haar lip hangen.)
Is dat alles?
(Deze keer heeft Guy haar omstrengeld en zij heeft eenlge moeite om uit z'n vurige omarming los te raken. Ze ziet er heel rozig van en onderste boven).
(op adem komend).
- Thank you.
(Ze gaat 'n stap achteruit en houdt Guy vriendelijk op afstand).
Neen, neen... De rest kan ik al raden, nu... Later... meer... dat is voorzichtiger!
(Droomerig)
It's quite exciting.
(Met 'n rilling.)
Ik geloof... dat ik... hoe zegt u dat ook... temperament heb.
(met 'n glimlach).
- Ziet u nu wel. Hebt u dat werkelijk gevoeld?
(met 'n licht verwijt in haar stem).
- Oh Guy? Ik heb toch niet gezegd: ik voel; ik heb gezegd: ik geloof...
('n Pauze).
Laten we gaan zitten. Kom wat bij me zitten vrijen. 't Is toch zoo, niet? Ik heb het toch goed gezegd he?
- Uitstekend. Maar, ik dacht toch, dat u het was, die...
| |
| |
- Ik ken de woorden wel... maar ik ben bang, dat ik ze slecht zal uitspreken... Leer het me eerst.
(Legt z'n arm om haar midden).
- I love you...
- Ja, dat ken ik, dat ken ik...
(die zich weer laat vangen, heel vlug).
- Ik hou van u.
(gepikeerd, doei 'n stap achteruit).
- Natuurlijk. Dat moest u toch zeggen. Brengt ons dat nu 'n stap verder?
(protesteert).
- 'k Zweer u...
(legt haar hand op z'n mond).
- Neen, zweer liever niet. Dat bewijst niks méér... Ik twijfel niet of u is oprecht. Maar ik zou liever zeker zijn voor mijzelf...
- Ik?... Dat is iets anders...
(Langzaam detailleerend).
Ik houd van uw naam... van de manier waarop u zich kleedt... ik houd van uw stem, van uw oogen... van uw... van uw persoon.
(Guy wil haar tegen zich aandrukken, maar zij duwt hem vriendelijk van zich af).
Wacht even... ik heb nog niet gedaan... ik houd van...
- Als ik het gevonden heb, zal ik het weten...
(Op 'n anderen toon).
Maar u, waarom zou u van mij houden?
(vurig).
- 'k Weet niet...
- Dan vrees ik, dat het deze keer ernstiger is...
(Staat op.)
Willen we niet nog 'n beetje wandelen?
(tracht haar terug te houden).
- Phyllis!...
- Wil je jij tegen me zeggen, je mag... Je ziet, ik doe m'n best.
(Guy is opgestaan en wil haar opnieuw omhelzen. Ze belet het hem zoetjes).
Jij zeggen is toch nog niet heelemaal dat...
(Guy kan z'n teleurstelling niet verbergen.)
Kom, niet pruilen, he... Je bent zoo'n heerlijke jongen... Toe, ik beklaag je. Most sincirely
(Ze geeft hem 'n vlugge zoen, dan bloost ze over haar stoutmoedigheid, dan gelukkig over de afleiding).
Oh, kom nu gauw, daar is Daddy; ik zal u voorstellen... Hij zal zoo vreeselijk tevreden zijn... Hullo, Daddy...
(in de verte, tamelijk weerbarstig).
- Hullo!
(Hij verschijnt en ziet er bekommerd uit).
Hebt u hier ook 'n gentleman van de toldienst gezien?
(heeft haar vader bij 'n mouw beet en Guy bij 'n hand en tracht de twee mannen tegenover elkaar te plaatsen.)
Ik stel u de simpathiekste jongen voor...
(Calvin maakt 'n vaag gebaar, zonder stil te staan, maar Phyllis dringt aan.)
Meneer Guy de Lugeres.
| |
| |
(blijft pal staan).
- Oh!
(Hij staart Guy vlak in 't gezicht.)
Draagt uw vader ook 'n monocle, sir?
(verbaasd, knikt bevestigend).
- En het is 'n diplomaat? 'n Minister?
- Gevolmachtigd minister. Jawel...
(zet nadenkelijk z'n weg voort, zooals hij opgekomen is).
- Oh, I am sorry...
(Draait hem vierkant den rug toe.)
(met gesmoorde stem).
- Daddy...
(stampt met den voet).
- I say, Daddy.
(voortgaande).
- I see...
(woedend).
- Daddy! Daddy! We zijn verloofd!...
(wil nog iets schreeuwen, maar ze barst in tranen uit en zinkt in 'n leunstoel, krampachtig huilend.)
(verbijsterd).
- Kom nou, kom nou... Phyllis...
- Ik ben al te ongelukkig... al te ongelukkig.
- Heb je dan niet gehoord, dat ik hem gezegd heb, dat we verloofd zijn?
(die 'n glimlach niet kan onderdrukken).
- Heb je d'r zoo'n spijt van?
(houdt ineens op met weenen).
- Dus, dan zijn we werkelijk...
- Je hebt het toch gezegd!
- Oh!
(Ze wil hem toelachen, zich aan hem overgeven, maar ze wordt opnieuw door krampachtige snikken overvallen.)
Oh, het is al te vreeselijk!...
(gefroisseerd).
- Zooals u 't goed vindt, mejuffrouw.
(trekt hem naar zich toe, streelt hem blozend het haar).
- Guy... Oh, Guy... Je begrijpt het niet... Ik was al van het eerste oogenblik af aan besloten... maar ik had zoo graag gewild dat het om mijnentwil was, en nu zou het om Daddy zijn...
(geeft haar 'n lange zoen).
(maakt zich vrij, gejaagd).
- Trouwens dat is allemaal je eigen schuld. Zie je wel. Ik weet heelemaal niet meer wat je doet!
(Wraakzuchtig.)
Maar toch, Daddy is 'n al te groote egoist! Ik zal me wreken...
(Geestdriftig.)
En om te beginnen, gaan we trouwen.
- Heusch?... Werkelijk waar? Is het heusch
| |
| |
waar?... Oh...
(Ze verbergt haar hoofd op Guy's schouder en laat zich daar koesteren. - Pauze. - Plotseling schrikken ze en vliegen uiteen: Lugeres en z'n gezelschap hebben hen verrast. In hare ontzetting heeft Phyllis haar mantel laten opengaan.)
- Mijn vader...! Mag ik u even m'n meisje voorstellen: Miss Phyllis...
(hij houdt in ineens afgekoeld door de stramme houding van de ouwe edelman).
- Oho, is u al zoo ver bij uw verlooving? M'n kompliment. Ik ben benieuwd hoe u d'r zal uitzien op de dag van uw huwelijk.
(merkt het).
- Laat mij met de oude gentleman spreken.
(Gaat voor Lugeres staan, wiens gezicht altijd even strak blijft.)
U is niet erg aanmoedigend. Kom laat ik u eerst 'n zoen geven...
- Om u in 'n betere stemming te brengen.
- Dat is niet het goede middel.
- Zou u zoo weinig gevoelig zijn voor galanterie?
- In het Fransch heeft dat woord 'n onaangename zin.
- Dat komt ervan, als je niet alles weet. Maar ik zal leeren, ik beloof het u...
(reeds minder strak).
- Doet u zich niet zooveel moeite. - Vooral niet voor mij.
- Hebt u dan zoo'n hekel aan me? En waarom?
- Een welopgevoede jonge dame loopt niet rond in 'n badkostuum.
(verbaasd).
- Is het dat? Oh maar! en op het strand dan?
- Op het strand heeft 'n badkostuum een reden van bestaan.
- Maar hier ook. Maar ja, u kunt niet weten... als ik het had kunnen voorzien...
(Ernstig.)
U hebt me gisteren gezien?
(tracht zich te herinneren).
- Met 'n japon, dicht tot hier... Zoo ben ik altijd... Daddy wil niet hebben, dat ik avondjaponnen draag.
(Ze doet haar mantel open.)
Rechtuit gesproken, hoe ben ik het minst gekleed: zoo, of in 'n decolleté?
(Sir Eric, Kimura en Lugeres zelf moeten even glimlachen).
(gaat op haar voordeel in).
- En dat was ik toch aan 'n verloofde verschuldigd? Nu dan... U is niet meer
| |
| |
zoo vreeselijk boos op me?... U is niet meer boos?... Heelemaal niet?...
(overwonnen).
- Dat ben ik nooit geweest.
(triomfantelijk tot Guy).
- Hoor je dat, hoe prachtig hij liegt: hij is oprecht!
(Ze vliegt Lugères aan de hals en deze laat gewillig begaan.)
(reikt z'n zoon de hand).
- Vergeef me, Guy, en laten we maar allemaal vrede sluiten. Ze is verrukkelijk. Einde goed alles goed. U zal me wel meer dan eens 'n ouwe brompot vinden: ik ben 'n ouwe heer, zeer ouderwets...
- Wees nou niet al te nederig, oud Frankrijk!
- Daar ben ik dol op... u zal me heel dikwijls de les moeten lezen. Het zal vreeselijk prettig zijn.
- Want ik zal, wel te verstaan, niet naar u luisteren!
- Maar nu is het mijn beurt om u op het zondebankje te zetten. Hebt u niet 'n beetje met Daddy gekibbeld?
- Oh, niet de moeite waard... Laten we d'r niet over praten. Trouwens, dat komt allemaal wel voor mekaar. Dat neem ik op mij.
- Dat is wel het minste wat ik van u verlangen mag.
(met 'n buiging).
- Om mijn ongelijk weer goed te maken.
(Groeten, handdrukken, ‘good-bye’, Phyllis neemt Guy's arm en terwijl ze weggaat.)
- Hij is prachtig, je papa. Zoo brutaal! En zoo'n paar lekkere ondeugende oogen.
(maar half tevreden).
- Vin-je dat zoo prettig?
- Kom nou, op zijn leeftijd... Oh, als hij jonger was...
(Zij drukt zich welsprekend tegen hem aan en zij verdwijnen).
- Vreemd niet, dat kleine ding. Ze brengt je, in hare ongekunstelde naïfheid, dieper in beroering dan 'n odalisque. Maar wat jammer van die kortgeknipte haren, die rechte heupen
(hij teekent 'n silhouette in de lucht)
en die knaapachtige lijn. Al probeeren zij 't nog zoo goed weg te moffelen: ze zijn heidensch, heidensch tot in het merg van hun beenen. In die ranke silhouette schuilt de heele Bacchantische verdorvenheid.
(Hij werpt 'n laatste blik in de richting van de verdwenen Phyllis). Hun Eugenics, of hoe ze al die rommel van ze verder mogen heeten, leidt regelrecht naar het
| |
| |
verdwijnen van de geslachtsgrenzen van den mensch. Het is de natuurlijke ontwikkelingsgang. Sodoma is nooit heel ver van Babel vandaan. Alle zuiver materieele kulturen zijn in de geslachtsverwarring ondergegaan. Ook zij komen er toe. Zij hebben de echtscheiding vergemakkelijkt om de veelwijverij te wettigen. Zij hebben de garçonnen uitgevonden om hun heimelijke driften te kamoufleeren. Onder de dekking van moderne allures brengen ze de terugkeer van de ergste ondeugden van de oudheid.
- Nee heusch, u draagt ze niet in uw hart!
- Vooral niet de Hersheimers. Dat zijn de parvenus van het intellect. De wetenschap zooals zij die begrijpen is de ergste vijand van de geest. Zij hebben het rechtstreeks op de niveleering van de individuen gemunt. Neen, neen. Ik geloof, dat er in mij nog 'n beetje ras steekt en die nalatenschap wil ik niet voor de honden gooien. Ons laten verdrinken in de massa, dank je wel! U zult me paradoksaal vinden: maar voor mij zijn de Hersheimers in hun Rolls-Royce net zoo'n Barbaren als hun voorouders het waren op hun siggel-wielige strijdwagens.
(Sir Eric en Kimura hebben stilzwijgend geluisterd, zij schudden nadenkelijk het hoofd.)
Trouwens, hoevelen onder hen liggen nog in het duister van hun onderbewustzijn vast aan het oude Westersche atavisme. Voorloopig zijn ze 't allemaal nog eens, omdat groeien nog altijd hun eenige gedachte is. Maar de dag komt ook, waar het er voor hen op aan zal komen te blijven duren, waarop ze zullen hebben te kiezen tusschen de sprong in het onbekende of de voortzetting van het verleden. En dan... is het de vraag of ze nog zoo goed overeen zullen komen. Voor dat ze ons koloniseeren, m'n waarde Kimura, zullen ze eerst nog 'n nieuw klein Secessie-geschilletje te vereffenen hebben.
(Sedert 'n paar oogenblikken is de Commis binnengekomen. Eerbiedig wacht hij op 'n afstand totdat het gesprek zal afgeloopen zijn.)
(bemerkt hem).
- Ha, daar is u terug, vriend? Is u op de hoogte? Hier hebt ge de ontschepingstoelating van uw kontroleur. Daarmee is alles in orde.
- Jawel, meneer de Minister.
- U legt nieuwe plomben aan en we praten er niet meer van.
- Als ik het lood hier vastmaak, dan hindert het niets voor de behandeling van het apparaat. Dan scheur ik de konstateering uit het boek, steek de toelating van de kontroleur in de plaats, en we zijn in regel!
- Uitstekend. U hebt schitterend begrepen. Tot genoegen, vriend, en besten dank.
| |
| |
- Spreek er niet van, meneer de Minister, niet de moeite waard.
- Wacht u niet op Mr. Caltrop?
- Waarom? Ik ben maar bang, dat ik hem onaangenaam ben.
- Jammer.
(Zij verdwijnen - intusschen heeft de commis met 'n handige beweging het nieuwe lood aangelegd. Hij zal juist weggaan als Calvin optreedt, die hem tegenhoudt.)
(vastbesloten).
- Geef me even uw boekje.
- Het register?
(Hij geeft hem het boek, dat Calvin doorbladert totdat hij de bladzijde heeft gevonden waar de konstateering opgeschreven is bij het begin van het bedrijf. Rustig, voor de ontzet toeziende commis, scheurt de Amerikaan de konstateering uit het boek en legt die voor hem neer op de tafel; dan haalt hij 'n bankbiljet uit z'n brieventasch, schuift dat in de plaats van het uitgescheurde blad, doet het boek dicht en geeft het aan den commis. De commis, die zichzelf weer gauw hervat heeft, heeft de gedachte van Calvin begrepen en even rustig gaat hij fijntjes aan 't glimlachen, want hij denkt aan het lood, dat hij precies heeft aangelegd en dat de konstateering voortaan overbodig maakt; hij doet het register open en onderzoekt het bankbiljet.)
- Heelemaal.
(Hij scharrelt handig de konstateering weg, bergt ze op zak, slaat zijn register open, neemt er het bankbiljet uit en reikt Calvin de toelating van de kontrôleur aan.)
Als U permitteert, Meneer. M. de Lugères heeft me zoo pas een papiertje overhandigd, waarvan U wel graag kennis zult nemen?
(Hij staat, met zijn register open, voor Calvin, wachtend).
Als U er niets tegen op hebt, zullen we dat hier tusschen steken...
(lezend en zich rekenschap gevend).
- Aoh! Damn!
DOEK.
| |
| |
| |
Derde bedrijf
Nacht. Mooie starrenhemel; zelfde dekor als voor twee. Op het achterplan daalt 'n weg langs de helling van het gebergte. Hij is onzichtbaar, maar zijn verloop is te volgen door de lichten van de auto's die er op rijden. Op zekere plaatsen - de wendingen - vertragen de auto's telkens hunne vaart, en spreiden de lantaarns hunne lichten als vurige waaiers voor zich uit. In de verte het geluid van claxons en hoorns. Bij 't opgaan van het doek zitten Calvin en Lady Nora bij de telescoop. Lugères en Kimura zitten in 'n prieeltje 'n café-glacé te gebruiken en slaan de andre gade...
(doorzoekt de hemel. Zij slaakt kleine kreetjes, die nochtans bij Calvin op verre na niet die geestdrift teweeg brengen, die men had kannen verwachten).
(heeft veeleer 'n bekommerd en terneergedrukt uitzicht).
- Verbazend... Wonderlijk! Hoe de grenzen van onzen horizont terugschuiven...
- Ik zou graag willen, dat u uw gewaarwordingen nauwkeuriger omschreef.
(lyrisch).
- Het is alsof de wanden van ons bestaan al meteens doorschijnend werden...
- Jawel, jawel... maar dan?
(verbaasd over z'n lakonisch koele toon, bekijkt hem. Met 'n handgebaar noodigt hij haar uit verder te kijken).
- Zie je nu waartoe ze met al hun onderzoeken geraken? Ze gooien hun twijfel in de lucht en jagen hem dan achterna... Dat alles is zoo oud als de wereld...
(Haalt schouders op.)
De groote waanwijsheid bestaat juist daarin, het wezen der dingen door hun mechanisme te willen verklaren. Al heeft die goeie papa Caltrop zich nog zoo schitterend uitgerust, hij zal net zoo wijs blijven, na als voor. Als hij z'n hersens zal hebben moegemarteld, zal hij doodeenvoudig tegenover het vraagteeken staan. Hij zal het in het veld van zijn kijker vinden, zooals de spelonkbewoner het voor zijn primitieve oogen zag verrijzen. Hij zal er alleen in geslaagd zijn het te verschuiven: de wetenschap verklaart niemendal, ze maakt alleen maar alles ingewikkelder.
(met 'n lichte huivering).
- Het is in-
| |
| |
drukwekkend.
(Het apparaat loslatend.)
Bijna pijnlijk. Men voelt zich zoo klein, zoo broos.
(In 'n vlaag van bewondering.)
Maar welk 'n orde in die verscheidenheid!... Welk 'n harmonie in die ruimte, welk 'n architecture!
(zonder te antwoorden neemt de telescoop van haar over en doorzoekt op zijn beurt het firmament).
- Wat al nuttelooze drukte! Waarom het bestaan zoo kwellen? De heele geschiedenis van den geest is niets anders dan dit: er zijn er altijd geweest, die tevreden waren met wat ze wisten en anderen, die volstrekt wilden begrijpen. Het wil mij voorkomen, dat de nieuwsgierigsten niet de wijsten zijn geweest...
- Omdat ik geloof. Het geloof is de laatste toevlucht van het scepticisme. Het geloof houdt alleen de niet te kontroleeren hypothesen over. De eenige die buiten het bereik van onze vergissingen staan.
(Vastbesloten.)
Er is maar één keus: ofwel van het niet te kontroleerene uitgaan ofwel erbij aanlanden. Er is geen middenweg. Het mysterie aan het begin of aan het einde. En altijd even ondoordringbaar. Hier, zoowel als ginder schiet de rede tekort: Kwestie van overtuiging, maar laten we in godsnaam de kwestie vierkant aanpakken. Laten we geloven of ontkennen. Zonder diskussie. De twijfel? Uit de tijd. Ik heb nooit begrepen, welk prestige er in stak. Hij is niets anders dan 'n tuchteloos geloof, een ontkenning zonder orde of grootheid.
(Wijst op Calvin en Lady Nora.)
Die dààr zoeken? Verloren moeite. Laat ze d'r jandorie liever voor opgooien!
(heeft de telescoop losgelaten).
- Jawel... Wij voelen ons klein, nietig, verpletterd, verloren in de oneindigheid. Maar dan? U vindt me zonderling? 't Is maar, mylady, dat ik niet weet... Ik weet heusch niet meer...
(Hij geeft haar weer de telescoop over.)
Hier... zoekt u maar? peil het onmeetlijke, doorvorsch het onbekende...
(De apokalyptische Calvin van het eerste bedrijf laat zich nog even hooren.)
Doordring u van het oneindige, verzadig u... Gij zult voor mij beslissen... Gij zult m'n twijfel opheffen... Ik stel u aan tot hoogste rechter over mijn lot...
- Toch is het uit de onrust van diegenen, die gezocht hebben, dat alle vrije gedachte en alle wetenschap gegroeid is: zij zijn het, die de vooruitgang hebben gemaakt...
- Laten we de methode beoordeelen volgens de resultaten... Ik weet waar de vrije rede onze revolutie heeft gebracht; ik zie waar de wetenschap het bolsjewisme heenleidt. Het is fataal: alle pogingen om het individu vrij te
| |
| |
maken eindigen in de dictatuur van de massa. Is u d'r zoo zeker van, dat dat 'n vooruitgang is?
- Er is 'n schijn van waarheid aan wat u daar zegt. Maar niets meer dan 'n schijn. De voorbijgaande excessen zijn de prijs voor blijvende verbeteringen... U kunt toch niet ontkennen, dat de beschaving van eeuw tot eeuw is vooruitgegaan?
- Daar hebt u de groote paradoxe van onze tijd aangeraakt. Zeker, de beschaving gaat vooruit. Maar weet u waarom? Omdat het oude dogma onwrikbaar stand houdt. Het is de erfgenaam van de vrije gedachte zooals het dat vroeger van de hervormende gedachte is geweest. De proefnemingen volgen elkander op, en het dogma doet er telkens nieuwe ervaringen mee op. Het ankert ons vast in het verleden, maar houdt ons naar de toekomst gericht. Vooral echter stelt het ieder individu op als 'n weerstandscel tegen de overrompeling van de massa. Het dogma is het ware bolwerk van het Westen.
(Een poosje.)
Willen we even een wandeling doen onder de starren? Het lijkt wel of onze vriend Caltrop ze langzamerhand in de steek laat voor lager-bij-degrondsche bekommeringen. Laten we hem niet storen!
(Ze wandelen weg.)
(komt heel bewogen uit haar starren-onderzoek).
- Werkelijk ik voel mij tenvolle in den greep van het bovennatuurlijke. Ik begrijp uw gemis aan geestdrift niet. Tenzij... u hebt dat schouwspel reeds zoo dikwijls bekeken: misschien wordt de indruk kleiner door de gewoonte?
- Integendeel. Steeds grooter zou die indruk moeten worden. En mijn ontreddering toont maar al te duidelijk, dat mijn telescoop geweldige indrukken geven kan, maar tenslotte niet heel veel bewijst...
(hoofdschuddend). Onder ons mijn telescoop... humbug! Ik weet niet goed, hoe ik het u bekennen moet... Het is als 't ware 'n biecht die ik moet spreken. Ik meen dat ik er het recht toe heb... eenigszins dan toch... U is de eenige, die mij van den beginne eenige simpathie hebt betoond... Maar u vindt me zeker onbescheiden?...
- U is niet onbescheiden, want het gaat immers om u...
- Nooit is men meer onbescheiden, dan juist dan... Iemand z'n vertrouwen opdringen is dat niet alsof men in z'n diepste zelf binnenbrak, alsof men 'n aangeboren simpathie bij haar vooronderstelde? Als 'n affiniteit? (Lady Nora wordt onrustig.) Bij m'n aankomst mylady hebt u 'n woord gezegd dat mij diep getroffen heeft
(pauze). Het is iemand, die verdriet heeft gehad, hebt u van mij gezegd... Wist u dat dan? Neen? Hoe hebt u het dan kunnen raden?
| |
| |
(aarzelend).
- Lieve Hemel... vrouwelijke intuitie...
(nog aarzeliger)
ik zelf...
- Natuurlijk...
(met vriendelijke kordaatheid). Ook u, mylady, heeft het leven niet alles gegeven wat u ervan verwacht hadt?
(pauze). Dat is het: in den grond verwijt men aan de menschen nooit iets anders dan wat men hun benijdt. Hij heeft gelijk, die ouwe gentleman Lugères. Hij begrijpt het leven veel beter dan wij. Laten wij oprecht zijn: wat zochten wij daarboven...? Het geluk?...
(hij schuift dichter bij). We zochten misschien wel 'n beetje ver...
(zeer dicht bij Lady Nora nu.)
Het geluk... het geluk
(hij buigt over haar heen om haar iets toe te vertrouwen en zwijgt al meteens.)
Mmmm... me dunkt, mylady, u houdt van parfum?
(bijna ongerust).
- Houdt u niet van het mijne?
(Zij wil opschuiven.)
(houdt haar vaderlijk terug).
- Toch... toch... Maar 't is alweer 'n bekentenis. Ik heb altijd Phyllis verboden...
(tamelijk verlegen).
- Uit principe... Ik meende... dat dat de zinnen prikkelde...
- Het is alweer de oude gentleman die het gezegd heeft: zekere dingen kun je alleen bij ondervinding leeren...
(wilt 'n kompliment maken.)
Het is heel verdraaglijk.
- Ik konstateer het...
(alweer verlegen). Hij is werkelijk zeer slim die oude gentleman. Hij noemt dat geloof ik ‘savoir vivre’. Het is 'n kostbare gaaf: want het leven - is niet, - dient toch in de eerste plaats om geleefd te worden?
(melancholiek).
- Daar zou het in de eerste plaats voor moeten dienen... om te leven...
(rondweg).
- Ik hed 50 jaar noodig gehad om tot die ontdekking te komen, maar het is nooit te laat... Een gelegenheid... Een parfum... uw parfum...
(om haar figuur te redden, grijpt weer naar de telescoop).
- 'n Heele reeks dingen beginnen me nu eerst duidelijk te worden. Hoe vreemd is toch het noodlot. Voor twaalf jaar heb ik m'n vrouw verloren. Dan is het
(wijst op de telescoop)
dat ik 'n toevlucht heb gezocht in den hemel...
(Vol verwachting.)
Misschien wel 'n beetje voortijdig?
- Ik begin nu te vreezen, dat dit apparaat me... niet al die waarachtige bevredigingen heeft gebracht,
| |
| |
die ik misschien had kunnen vinden indien ik elders had gezocht...
(is zenuwachtig de horizon aan 't doorvorschen. Al meteens slaakt ze 'n kreetje en springt op. Op de weg, op een van die plaatsen waar de autolichten het veld bestrijken heeft zij 'n in elkaar gestrengeld paar ontdekt, dat tegen 'n stilstaande auto is aangeleund. Zij richt de kijker opnieuw... en herkent Guy en Phyllis: zij laat de telescoop haastig los).
- Wat ben jij 'n ijdeltuit! Hoe ik je bij onze eerste kennismaking vond? Pfe!
(en daar hij reeds ongerust wordt). Neen, ik wil je niet plagen. Het was me net of 'k 'n jonge god uit de oudheid zag.
- Vat je dat als 'n kompliment op? Het is niet eens 'n vergelijking. It is a hint: 'n jonge god, dat is toch oud weet je... zoo oud...
(gegeneerd).
- Niets... niets bijzonders...
- Mag ik even...
(hij richt op zijn beurt de telescoop en ziet natuurlijk niets meer, maar als 'n nieuwe auto aanrolt met helbrandende lichten)
Oh!...
(Naarmate hij duidelijker begint te zien)
Maar, maar dat is...
(plagerig).
- Wel jij - ik wou het je niet zeggen, maar nu moet je 't maar weten, jij bent begonnen - jij maakt op mij den indruk... van 'n mechanische vlinder...
- Mechanisch? Waarom mechanisch?
GUY. - Omdat dat het begrip opwekt, ik zou haast zeggen, van 'n technische volmaaktheid... Van iets nieuws... erg nieuw... heelemaal nieuw...
(lachend).
- Eigenlijk is datgene, wat ons tot elkaar heeft aangetrokken precies hetzelfde wat onze goeie papa's in ruzie heeft gebracht?
(eenigszins onderste boven).
- Oh... mylady... ik vraag u wel excuus... In uw bijzijn! Zij hadden toch wel kunnen...
(plotseling.)
Hebt u ze herkend?
(slaat de oogen neder).
- Ik vrees van wel...
- Welnu... Neen... Het spijt me niet... Gelooft u aan de voorzienigheid?
- Laten we dus niet twijfelen aan wat zij ons leert... Hare wegen zijn ondoordringbaar, maar veilig... Laten we zonder vrees vooruit gaan...
- Is dat niet 'n beetje gewaagd?
(protesteert).
- Niet met mij. Ik ben 'n man
| |
| |
van principes
(verbetert zich zelf, onmiddellijk)
- of liever, dat was ik...
(Lady Nora geruststellend, die min of meer gealarmeerd lijkt.)
Ik geloof nu, dat het met de principes gesteld is, gelijk met de dollars. Je moet beginnen met er te hebben, maar om ervan te genieten moet je niet aarzelen ze van je weg te gooien... Wijselijk natuurlijk. Ik hoop dat ik u niet chokeer? Ik vermoed, dat u zeer licht gekrenkt bent...
(tegemoet-komend).
- In Schotland. Hier ben ik in villegiatuur.
(neemt de hand van Lady Nora, die hem die zonder veel weerstand overlaat).
- Waarom zouden wij weigeren te begrijpen? Hier zijn twee wezens, die het raadsel van het noodlot probeeren te doorgronden
(Hij maakt 'n breed gebaar naar de hemel). En de voorzienigheid antwoordt met...
('n nieuwe auto komt aan op de gunstige plaats en hij duwt met 'n vlugge beweging de telescoop naar Lady Nora toe.)
(met 'n glimlachje).
- Van 'n zoo weinig zedelijke aanblik?
- Het zijn de eenige waar 'n zedeles uit te trekken valt...
(de gedachtengang voortzettend.)
Me dunkt, het is duidelijk. De voorzienigheid kan ons niet beter te kennen geven dat wij voorloopig de hemel hebben te zoeken...
- We zullen hem vinden, liefste Nora...
- Ik denk het wel, beste Calvin.
(buigt en zet Lady Nora teederlijk in 'n leunstoel. Korte pauze. Zij lachen elkander toe).
- Voelt u zich lekker, liefste Nora?
(geeft haar 'n vormelijke handkus; maar plotseling springt hij op. Lugères, Kimura en Sir Eric komen op).
- Ik... ik zal nu maar gaan, mij love...
(zonder eenige verbazing te laten blijken).
- Ik begrijp...
- Ik moet probeeren het Eric duidelijk te maken...
(drukt haar de hand en begeleidt haar tot aan het einde van het terras).
- Mijn hart...
(tamelijk ontroerd komt naar beneden; zij wordt door Lugères en Kimura begroet).
- Zult u het me niet kwalijk nemen? Ik neem Eric even met me mee...
(Zij verzoekt Eric haar te volgen. Lugères en Kimura loopen, na 'n kleine aarzeling, naar het terrasje toe. Aan den voet ervan blijven ze staan.)
| |
| |
LUGERES. - Een beetje te vroeg?
(nog tamelijk zenuwachtig; begrijpt eerst niet; dan herinnet hij zich).
- Neen, heelemaal niet... Volstrekt niet...
(komt hen tegemoet.)
Integendeel... U komt precies op 't goeie oogenblik... Raadt wie we daareven bespeurd hebben, ginds? Phyllis en de jonge mister de Lugères... Erg intiem... Ik vaar recht door zee - straight! - Is het met uwe instemming?
LUGERES.- Wel...
- We staan voor het voldongen feit.
- Dan zijn ze geëngageerd? I'm glad.
- Zeer gelukkig.
(Ze drukken elkaar de hand.)
(zuchtend).
- Hoe gaat dat alles eenvoudig, als men jong is.
- Omdat men niet redeneert. Men bemint. 't Is veiliger. Lieden als wij denken aan de toekomst. Jongelui maken de toekomst. Onze kinderen hebben ons getoond, wat ze zal zijn, of we 't goed vinden of niet: een versmelting.
(droomerig).
- Een versmelting. Nou... ten slotte... ik vind dat comfortabel...
(Plots.)
Dear sir... ik... ik heb het genoegen... ik heb de eer... ik kondig u nog een versmelting aan. Ik vrees dat ik geëngageerd ben met Lady Nora Gwenwaren.
- Van harte gefeliciteerd.
- Thank you.
(Hij zakt neer op zijn stoel, down.)
- U hebt toch geen spijt?
- Nee. Overigens, men komt er altijd toe er spijt van te hebben, dat men spijt heeft gehad.
(bezorgd)
Maar U moet toch ook mijn toestand delikaat vinden, onder meer dan één oogpunt. - Toch wel, toch wel! En daar u nu toch ingelicht bent...
(met 'n glimlach).
- Bijna medeplichtig...
-...zult U me misschien toelaten 'n beroep te doen op uw ondervinding.
- Dat noem ik wreed. In zulke zaken beteekent ondervinding hebben, zoveel als op rust gesteld zijn!
(hartelijk lachend).)
- Dat heeft ook zijn eigenaardige voordeelen.
- Voor de anderen, ongetwijfeld. Nu, tot uw dienst.
(weer bezorgd).
- Ik ben geen twintig jaar meer, mijn verloofde evenmin, maar ik voornamelijk. U hebt daarnet Phyllis en de jonge mister de Lugères gezien... wat
| |
| |
een gemak! Ik benijd ze. Kunt u zich ons in hun plaats voorstellen?
- Ik heb de gewoonte niet meer. - En Phyllis? Hoe zal zij het nieuws opnemen? Heusch, ik ben bang haar tegemoet te treden. Ik moet toch in een zekere zin haar toestemming krijgen...
- Komaan! Verloofd bent U sedert een uur, maar vader bent u al twintig jaar lang. Dat wordt toch maar zo niet weggecijferd. Een beetje koeragie, sa. Trouwens, daar zijn onze toeristen. U zal zien, het loopt allemaal op wieltjes.
(blozend en eenigszins buiten adem).
- Oh, Daddy, wat hebben we 'n pracht van 'n wandelrit gemaakt in het licht van onze lantaarns!
- Wij weten het. U vraagt zich af: hoe dat? Mr Caltrop zal u dat verklaren. Geef me nu maar 'n zoen. Nu is het mijn beurt om u zoo'n voorstel te doen. Zet maar niet zoo'n groote oogen op. Jawel, uw Daddy vindt het goed...
- Werkelijk?
(Zij geeft Lugères 'n hartelijke zoen.)
(intusschen tot Guy).
- Neemt u me niet kwalijk mister De Lugères... ik ben soms vreeselijk verstrooid... Zoo bijvoorbeeld, van morgen...
(hij heeft de tijd niet om uit te spreken, daar Phyllis hem om den hals vliegt.)
(maakt zich los, ernstig).
- Ben je gelukkig? Heel gelukkig? He... Ook ik...
(ontroerd).
- Maar dat spreekt toch vanzelf...
- Ik ben zoo gelukkig... dat ik meende, dat ik persoonlijk... ook deel mocht hebben... aan dat geluk...
(daar Phyllis niet begrijpt).
- Wat zou u d'r wel van zeggen, als uw Daddy uw voorbeeld volgde?
(naar Calvin gewend).)
- Neen?
- Ik hoop... dat het jou ook gelukkig maakt?
(zooals Calvin in het tweede bedrijf, maakt rechtsomkeer en gaat zonder 'n woord te zeggen, weg).
(verbaasd).
- Phyllis!...
(met gesmoorde stem)
Phyllis, dear!...
(hij zinkt in 'n leunstoel).
(verbluft).
- Maar... Hebt u ooit van uw leven!
(tot Guy)
Kom nou, Guy, breng dat eens gauw in orde!... Breng haar terug en 'n beetje vlug, voor den drommel!
(tusschen z'n tanden)
Die kleine snotneus, wie zou zoo iets hebben gedacht!
| |
| |
CALVIN. - Oh, m'n voorgevoel! mijn voorgevoel!...
(levendig).
- Jawel, jawel, al onze dwaasheden noemen we achteraf voorgevoelens... Maar daar zullen we 't toch niet bij laten, he!?... U zult ze es 'n flinke schudding geven, wil ik hopen!
- Ik ben mooi af: m'n heel stel principes... getelescopeerd!
- Nee asjeblieft, haal nu niet weer uw principes boven water!
(altijd even slap).
- Het was anders zoo gemakkelijk, die principes. Op den duur wordt dat in zekeren zin de opinie, die de wereld over je heeft. Ik droeg er me naar... ik kende de vrede, ik was gerust... Nu voel ik me heelemaal verloren...
(met gekruiste armen).
- Kijk me eens even in de oogen... Neen flinker! Zoo! En laat ons nu eens de Mr. Caltrop op z'n best te zien krijgen! De sardines, Boston, de telescoop al wat je maar wil: daar komen al uwe invités... U zult toch wel niet op het laatste oogenblik terugwijken?
(daar Calvin weer moed schijnt te krijgen)
Mooi zoo! Laat me nu eens zien hoe u dat laatste eind in prachtstijl zult afleggen! De oude man sterft af: laat hij het dan ten minste mooi doen!
(heeft zich hervat. Hij begroet Hersheimer, Kimura, Sir Eric, Rio-Santo, Priscilla, die in 'n vroolijk groepje optreden. Diep ernstig).
- Ik dank u ladies and gentleman, dat u gekomen bent.
(Hij noodigt ze uit het terrasje te bestijgen.)
Wilt u gaan zitten...
(hij wijst hun 'n plaats aan). Wil u zoo vriendelijk zijn, sir Eric? Aan u de eer
(hij brengt hem bij de telescoop, toont hem even, hoe die te behandelen is, dan, tot de aanwezigen, terwijl sir Eric kijkt). Ik zou u willen verzoeken u niet te overhaasten, uwe gewaarwordingen nauwkeurig te ontleden... Deelt elkaar uwe indrukken mede... Opdat de proefneming beslissend zou zijn, is het vooral noodig, dat u zich in de juiste stemming bevindt, dat u doordrongen zou zijn van de noodige atmosfeer.
(flegmatischer dan ooit, staat op, nadat hij het apparaat rustig heeft behandeld).
(is op zijn beurt voor de telescoop gaan zitten. Hij tuurt diep-ernstig, dan dogmatisch).
Wat u vooral moet treffen is de bewogen stabiliteit, het dynamische evenwicht, de harmonieuse onwrikbaarheid van dat heele systeem. De ouden hebben dat reeds voorvoeld. Zij spraken reeds van de muziek der hemelsche lichamen...
- Kijk, dat wist ik niet... Dat zijn dan
| |
| |
geluidsgolven die ik dolgraag zou willen opvangen... Is hier bij toeval 'n opvangdraad?...
(en daar Hersheimer haar 'n harde blik toewerpt, over gracieus)
U weet, al wat muziek is...
(verlaat z'n post, en vierkant).)
- Het is onbetwistbaar, dat deze wonderbare regeling niet te denken is zonder 'n maathoudend beginsel... Ik geef daarvan akte aan Mr. Caltrop.
(maakt 'n lichte buiging).
(die na Hersheimer gekomen is weet niet goed, hoe hij daardoor moet kijken; hij draait en keert het apparaat, de rook van z'n sigaar raakt in z'n oogen, hij wischt ze af, hoest, loopt weer naar z'n plaats, al brabbelend.)
Het doet zeer aan de oogen...
(die hem taktvol ter hulp was gekomen, zegt, alleer hij gaat kijken).
- Wij komen ergens vandaan, wij gaan ergens heen. Waar vandaan? Waarheen? Wie zal het ons zeggen?
(maakt zich gereed om te kijken). De ouden stelden zich ook voor dat de zielen der afgestorvenen in de ruimte zweefden tusschen de sterren...
- Wat dat betreft: aan ruimte zal het daar wel niet te kort schieten!
(beleedigd, dringt niet aan, gaat onbewogen weer op z'n plaats zitten).
(die vroolijk naar de telescoop geloopen heeft richt hem rechts en links, omhoog, omlaag met kleine grillige schokjes; tenslotte alsof ze bang was, kijkt ze vragend naar Hersheimer).
(geflatteerd).)
- Nietwaar? Voelt u daar niet duidelijk 'n ingrijpende kracht die alles regelt?......
- En met zooveel smaak! Het is gewoon verrukkelijk! Jammer dat die lichtjes niet 'n beetje lager hangen, wat zou dat 'n prachtverlichting zijn, voor 'n avondbal! Stel u voor, wat 'n effekt dat zou maken; als dat in 'n vijver weerspiegeld werd...
(zij keert lenig naar haar plaats terug, onder de woedende blik van Hersheimer. Al de anderen, zelfs Calvin glimlachen.)
(tot Hersheimer, die klaar tot den aanval opgesprongen is).
- Blijft u kalm professor
(met 'n lakonisch gebaar geeft hij de telescoop over aan Lugères).
(houdt op goed zichtbare wijze z'n hand voor het objektief).
- Ik zal niet kijken. Ik wil onze ontreddering niet nog grooter maken.
(tot Kimura)
Waarachtig, het moderne Babel is niet meer de verwarring van de talen, maar de verwarring van de gedachten! Noemt u dat gerust vooruitgang, als u er lust toe hebt.
(daar Hersheimer zich opnieuw teweer wil stellen)
Nou ja? Het was toch onze bedoeling te filosofeeren; en wij zijn er alleen in geslaagd de wijsheid der
| |
| |
ouden weer op te roepen. Voor ons zelf: niets. De allereenvoudigste problemen brengen ons in de war. Wij kunnen niet meer denken; wij zijn te geleerd. Onze voorouders zouden het beter hebben gedaan. We verliezen onze tijd.
- En of! Kom nou professor: genoeg raadseltjes...
(sedert 'n paar oogenblikken hoort men dof de muziek van de jazz. Daar op dit oogenblik iemand de vensterdeur opent, hoort men ze duidelijker.)
U hebt daar net over Goddelijke muziek gesproken, daar hebt u ze! de eenige!
(als door de duivel bezeten)
Kom: ik voer u mee...
(na 'n schijn van weerstand laat hij zich meeslepen, niet zonder eerst over z'n schouder heen 'n veelzeggende blik naar Calvin te hebben geworpen).
(met de handen in z'n zakken volgt hem met 'n even welsprekende blik).
(zachtjes tot Kimura).
- Heb ik u niet gezegd, dat ze 't niet altijd zoo goed eens zouden blijven met elkaar, de Caltrops en de Hersheimers...
(wendt zich tot Calvin, vriendelijk)
Hebt u gezien, wat 'n door elkaar-hollen, wat 'n geroezemoes?
(Rio-Santo heeft zich ook uit de voeten gemaakt).
(schudt het hoofd; en maakt aanstalten om weg te gaan).
(vriendelijk).
- U wilt ons toch niet verlaten?
- Ik kom terug. Ik ga even m'n kruiers halen... Ik pak weer in.
(nadenkend)
'n Schitterende opslossing is dat wel niet...
- Maar 'n uitstekend besluit is 't wel. All right: 'n beetje zenuw, handelend optreden!
(hij loopt vriendschappelijk 'n eindje met hem mee; keert terug en blijft bij de telescoop staan). Nu zijn wij de eenigen, die die arme telescoop trouw gebleven zijn... Goeie hemel wat ziet die d'r verlaten uit, als 'n wees... Het heeft hun niet veel moeite gekost hun stokpaardje op te geven... Ze hebben het al vergeten! Die goeie Calvin zal weer braafjes in het spoor van de traditie gaan loopen... en Hersheimer zit in de handen van de mooie Priscilla... Daarin juist steekt de ondeugendheid van het leven: in dezelfde mate als het ons in het ongelijk stelt geeft het ons de allermooiste redenen om het niet gewaar te worden
('t Is of het hem spijt het apparaat dat hij machinaal aan het strelen was te moeten verlaten.)
Ik begon er stilaan sympathie voor te voelen, voor dat aardige ding. Oh, als al onze teleurstellingen zoo'n flinke karkas hadden... wat zou d'r al 'n stapel om ons heen staan - vooral sedert de oorlog!... Die heeft alles omver gegooid, door elkaar gehaald,
| |
| |
onderste boven gekeerd... onze hoop, onze passies, onze begoochelingen, onze begeerten, onze geestdrift, onze illusie's, ze heeft alles ontbonden, toegescherpt, opengescheurd; ze heeft heel de vuile droesem naar de oppervlakte gejaagd. En alle helderheid bevlekt. Er is niets meer tegenwoordig dan 'n grenzeloze verwarring, 'n reusachtige doorelkander wervelen... Er zit niets anders op dan te wachten. Het krijgt wel allemaal weer vasten vorm. Langzaam, elke dag 'n beetje meer, herrijst de oude orde. Onweerstaanbaar bevestigt zich dwars door de monsterachtige chaos heen het oude dogma...
- Mag ik nog even 'n eenigszins... direkte vraag stellen? U, die zelf het dogma zoo aanprijst, hebt u het altijd opgevolgd?
- Ik ben jong geweest, m'n waarde, en in de jeugd is gezond zijn bijna hetzelfde als geestelijk ziek zijn.
- Dan is U van meening dat uw dogma's prakties niet na te leven zijn?
- Zachtjes aan!... Laat me asjeblieft geen ketterijen verkondigen. Ik heb alleen maar willen zeggen, dat zij iemand niet de volmaaktheid verleenen: zij leggen hem alleen maar op, dat hij die zal betrachten. En ik stel me voor, dat dat al niet zoo kwaad is?
- Maar ik zie niet in waarin dan praktisch hunne superioriteit ligt. De anderen hebben tenminste de voldoening, hun principes tot het uiterste te volgen...
- Dat geloof ik, als zij hun principes niet meer volgen, dan laten hun principes zich door hen op sleeptouw nemen. Prachtige anarchie! Een mensch moet nooit te veel vertrouwen stellen in zich-zelf... En daarin zit hem nu het voordeel van 'n diep getrokken spoor: je raakt eruit weg, maar het neemt je weer beet. Daarin en daarin alleen, zit 'm de practische superioriteit van het oude dogma. Het blijft, altijd - eenigzins als de uitwijkplaatsen op onze boulevards; je treedt ze met de voeten, maar ze zijn veilig. Ik heb het u toch gezegd, alleen deze twee krachten staan nog tevenover elkaar: de massa en het dogma. Overal staat ze op, de massa. In Azie, opgezweept door de bolsjewistische geestdrijverij; in Amerika, door de kapitalistische zelfzucht. Ze stijgt als 'n zee, zij omsingelt ons, zij overstroomt ons... Langzamerhand, precies als in den tijd van de groote invallen van de Barbaren, dringt zij ons op Rome terug.
(Hij stopt: Guy en Phyllis komen op, met 'n mooie bloemtuil in de hand.)
(tegenover het strenge gezicht van Lugères).
- Daddy... Waar is hij?
(ophelderend).
- Mooi zoo!...
(gebaar om te zeggen dat Calvin weg is).
| |
| |
(gejaagd).
- Maar... is hij nou niet verschrikkelijk!... Heeft hij dan niet begrepen? Arme Daddy... Ik wou me alleen maar 'n beetje wreken...
- Ziet u wel... Dat zijn geen dingen waar ge mee spelen moet... Zonder het te weten sticht je onheil...
(als hij het ontdane gezicht van Phyllis ziet)
Troost u nu maar: het wordt wel weer goed gemaakt... Maar onthoud, dat menschen brooze dingen zijn...
(tot zijn vrienden)
U wilt me wel even ekskuseeren? Kom: laten we op zoek gaan naar Daddy!
(neemt haar arm, opgewekt)
Op zoek naar het geluk! met z'n beidjes: dat is me in lang niet meer gebeurd...
(ze hebben nauwelijks 'n paar passen gedaan, als Calvin hen tegemoet treedt).
(is pal blijven staan. Een gebaar; zijn kruiers hebben als automaten achter hunne kisten post gevat).
(duwt Phyllis, die eveneens was blijven staan, naar hem toe).
- Vooruit! Vraag vergiffenis...
(vliegt aan de hals van Calvin, lachend en huilend tegelijk).
- Daddy! Stoute, stoute Daddy!
(met toegesnoerde keel).
- Ik, ik begrijp niet...
- Niet noodig... Wees gelukkig!
('n beetje gekalmeerd, toont de bloementuil).
- Dat was voor... voor...
(met 'n vraagtoon in haar stem)
Lady Nora?
(glimlachend).
- Welneen. Maar dat bewijst dat Kipling geen ongelijk had, toen hij schreef, dat de intuitie van 'n vrouw veel zekerder was, dan de zekerheid van 'n man.
(bemerkt 'n kelner).
- Waiter... Champie! Hier, daar...
(groot gebaar)
overal!
(Zwaait de bloementuil rond.)
Kom! Laten we haar 'n verrassing doen: we gaan haar deze brengen
(hij sleept Phyllis met zich mee.)
(is blijven staan, en noodigt Sir Eric uit).
(schraapt z'n keel).
- Eh... Dadelijk...
- Mooi zoo, we komen dadelijk bij u.
(holt Calvin en Phyllis achterna).
(haalt 'n cigaret te voorschijn en terwijl hij ze aansteekt maakt hij er gebruik van om Lugères voor 'n oogenblik den rug toe te draaien - precies de tijd om z'n blijkbare emotie te boven te komen).
(doet aan de kruiers teeken weer in de pakken, wat zij met vlugge bewegingen ook doen).
(die zich opnieuw aan 'n zijde had teruggetrokken komt langzaam uit de schaduw te voorschijn met op-
| |
| |
geheven wijsvinger: een nieuwe vleug exotische muziek is over het tooneel gezweefd).
- Hoor!
- Zit u weer op uw stokpaardje? U is waarachtig onverbeterlijk! Neen m'n waarde, wat daar klinkt is nog niet onze doodsklok, dat is nog 'n verre echo van de granaten. De mensch heeft altijd gedanst op het gebulder van het kanon: de ‘Carmagnole’ of ‘the Charleston’, het komt op hetzelfde neer. Ik geef toe: we hebben het een beetje erg te pakken, maar gelooft u, dat dit de eerste keer is, dat we ons erfdeel aantasten? We zullen d'r alleen maar weer eens later spijt van hebben... Het is niet voor niets, dat de groote boete-doening in aantocht is. De verloren zoon is op z'n terugtocht...
- Maar het is niet zeker, dat hij in de oude, stukgeschoten huiselijke haard nog terug zal willen. Hij dwaalt rond. Z'n blik zoekt in de verte. Uwe denkers, uwe kunstenaars, de eenen na de anderen landen bij ons aan, gelokt door de roep van het Oosten...
(glimlachend).
- Ze zullen terugkeeren...
(Ernstig.)
We hebben 'n flater begaan, maar dan ook 'n geweldige flater! Wij hebben ons eerst geboorterecht verkocht... Voor goud! Voor koren, voor benzine - de schotel lenzen, wat?
(Lugères doet aan de kelner, die met bekers opkomt, teeken ze neer te zetten. Kelner verdwijnt.)
Toch is er iets, wat me troost. De jongere broer uit Amerika zal de schotel niet kunnen verteeren: te zwaar voor z'n jonge maag! Als u 't me niet kwalijk neemt: het zal er weer uitmoeten...
- Zoo dood, als u denkt, is het oude Europa nog niet!
- Misschien...
(Hij staat 'n oogenblik onbeweeglijk als 'n boedha - houdt dan plotseling de hand over de beker, die Lugères naar hem toeschuift.)
Dank u - ik doe niet mee...
(reikt Lugères en Sir Eric de hand.)
Goeden avond...
(altijd even diskreet wijkt uit om de kruiers met de kisten door te laten. Als de twee Europeanen hem hebben zien weggaan hebben zij langzaam hun glas genomen. Zij doen 'n gebaar alsof ze op afstand met elkaar aanstieten. Zij drinken met kleine teugjes, glimlachen elkaar toe terwijl het doek valt.)
EINDE.
|
|