Vlaamsche Arbeid. Jaargang 24 [19](1929)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Ballade van de zeeman Het schip: van een versleten hart het drijvend avontuur; Een zwerfzeil langs den einder in het brandend avondvuur; Zo lang het schip nog zeilen kan heeft deze droom zijn duur. Zo lang het schip nog zeilen kan langs een verschimde kust; Vindt 't starre oog aan 't barse roer in peinzen lief en lust; En weet de donk're avondval rondom hem als een rust. Maar geen die zeeën ongerept van wufte havens weet; Geen land ontzeilt het vluchtend schip al zijn de zeeën breed; En elke haven maakt een bed den zwerveling gereed. Een nacht van bandeloze rust, de uren door gerend; De tijd heeft vleugels, maar geen toom die koel-bedachtzaam ment. Wat blijft er van een nacht van lust meer dan een droom aksent? Nochtans is 't anker van de man de zelf gewilde pijn: En een omhelzing, wild en warm meer eenzaam nog te zijn, Dan op de brug die kraakt en kreunt in 't vluchtend golffestijn. Eenzaam in 't bijtend lijfsgenot omdat hij boud verhief tot vensters van het paradijs de ogen van zijn lief. En door het wrange duister sluipt de wanhoop als een dief. [pagina 182] [p. 182] Geen man vindt ooit zijn diepste zelf in d'ogen van een hoer; Gebroken staren hem slechts aan de eden die hij zwoer; En wanhoop die gevlucht is, vind hij 's morgens aan het roer. Die drijft het ongedurig schip opnieuw voor stroom en wind, De man telt wroegend op de plecht de harten, eens bemind; En nu verlaten in een zee die elke roes verslindt. Het levens lokkend avontuur weersteigerend ontvlucht, Nu weer alleen in 't balsemend geluk van zee en lucht. Maar 't hart blijft in zichzelf gekeerd, verkreten en beducht. En weer duikt aan de horizon een wenkend, lokkend licht; Weer is de donkere magneet op lust en pijn gericht. De man krimpt kreunend op de plecht, de handen voor 't gezicht. Want geen genezing brengt de vlucht van 't laaiend levensrood; En voor de driften van het bloed geen zee verkoeling bood, Zo wachten hem slechts koel en strak de waatren van de dood. LEO VAN BREEN. Vorige Volgende