Vlaamsche Arbeid. Jaargang 24 [19](1929)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Drie liedjes voor licht en donker I Aubade Wie roept er zozeer? Mijn hart in de bomen Wil niet tot mij komen Bij 't dampende meer Tien blauwe kastelen Verrezen hierrond O kind ongezond Dat niet meer kan spelen Een zwanezang stoort Mijn morgenlik fluiten Een dame treedt buiten bedroefd en bekoord Haar rouw is brutaal In 't morgenlik blauwen Een breuk van vertrouwen Hoe luidt haar verhaal? De dame ziet mij Misvormd door haar tranen Lacht vaag naar de zwanen En wiegelt voorbij II Romance Nu heeft de zon verdreven De damp en ook de dauw En uit elk hart gewreven Het laatste vlekje rouw Een meisje van de heide Haveloos bruin en rank Slaakt klaterend en frank De juichkreet der bevrijden [pagina 71] [p. 71] Maar het gekerm der klokken Ondanks de lieve zon heeft wredelik verschrokken De vreugde die begon Kom mee ver van de bozen Tot waar zacht en voornaam Troont in een tuin van rozen De grijze heer Khayyàm Die zovele planeten Zo lang heeft bestudeerd En in die tuin vergeten Zichzelf de glimlach leert III Nocturne De nacht is gezonken Op 't zwarte kasteel De bomen zijn dronken De lichten zijn scheel Een man met een mantel Maar zonder gitaar Sombrero op bochel Waaruit een sigaar Glijdt rap door de tuin Demoon uit een droom En trekt uit de kruin Van iedere boom Een uilekreet schril En guur door het donker Men ziet van zijn bril Het spottend geflonker En met een soort staaf Regelt hij het huilen Van een vol en gaaf Concerto van uilen E. DU PERRON. Vorige Volgende