Hij breekt af en reciteert een sonnet in ‘wassen’ (van was) op ‘wassen’ (groeien) rijmt.
- Wat éventjes bewonderenswaardig lijkt hierin is de achteloosheid van dat tweemaal ‘wassen’. Maar hoedt u voor het soort stoutmoedigheid dat burgerrecht heeft verkregen. Neen, Yolande, neen, ook dàt is matematika. Poëzie is... poëzie is... Kijk, als ik uitschreeuw: ‘Ik ben bang voor de dood!’ dat is poëzie, Yolande. Omdat het waar is dat ik bang ben voor de dood, omdat ik mij niet te klein zou kunnen maken, omdat ik niet te ver zou kunnen vluchten, om niet gevonden te worden door de Dood. En als ik zeg, met overtuiging - luister: ‘Ik ben bang voor de Dood, Yolande!’ heb ik alles gezegd. Als je zelf in de geringste mate poëet bent, is die éne uitroep voldoende om je alle poëzie te doen voelen die ik om die uitroep heb gelegd, die door die uitroep is losgemaakt, die met uitroep is meegekomen. Terwijl nu, oordeel zelf...
Hij zegt weer een sonnet, in alexandrijnen.
...Terwijl, als ik zóiets zeg, ik aan het meten en snijden ben gegaan. Liefde, Smart en Dood. Jijzelf, Yolande, als je fluistert: ‘Het leven is toch vreemd, de dood is toch vreemd, als ik alles zo bedenk...’ dan heeft de knappe man, de taalwellusteling, een onbedwingbare lust te lachen, omdat hij alleen aan jouw denken denkt, omdat het woord ‘denken’ op jou toegepast hem vermakelik voorkomt, omdat zijn knappe taalwellust zonder verwijl aan het nameten is gegaan: het grote verschil dat er bestaat, zie je, tussen jouw denken en zijn denken. Maar in werkelikheid - de werkelikheid die bestaat boven en buiten, ver óver jullie denken heen, jouw denken en zijn denken, - in werkelikheid heb jij met die ene frase, - die een uitroep is, Yolande, je fluisterstemmetje ten spijt - heb jij meer poëzie gegeven dan hij, of ik, of wie ook, in een bewerkt sonnet zou kunnen leggen. (Laat ons afspreken dat ik sonnet zeg voor ieder gietvormpje.) Men kan niet méér zeggen in de poëzie dan: ‘Wij hebben elkander lief. Waarom lijden wij? Wij zijn bang voor de Dood.’ Wij spreken nu over Grote Poëzie, de allergrootste. Maar daar is ook nog helaas! de kleine poëzie die wij nooit helemaal kunnen vergeten...
Hij zegt een heel onbeduidend sonnet.
- Zoiets, bijvoorbeeld. Dit sonnet intussen is het slechtste niet. Poëzie is altijd gratis, en dit sonnet is niet duur. Yolande, ik heb daar iets bizonder goeds gezegd; o! gesprekken bij maanlicht hebben hun goede zijde. Poëzie is altijd gratis, kan niet anders dan gratis zijn, - daar heb je