| |
| |
| |
De energetiese basis der algemeene estetieka
DE studie der estetieka uit de tegenwoordig verschijnende boeken en opstellen, is verwarrend, - die diskussies zijn het nog meer. - Er ontbreekt een lijn in de denkmetoden van deze tijd; zij zijn niet meer metafysies, niet meer overwegend psychologies, maar meer en meer wetenschappelik, empieries, en gericht op een alles unifieserend inzicht in wezen en bestaan van kosmos en atoom.
De resultaten der vele onderzoekingen zijn echter steeds nog fragmentair, maar anderzijds toch zo vol van de meest belangwekkende en hoopvolste perspektieven, dat de oudere systemen meer en meer worden verlaten.
Vooral in de filosofiese spesialiteiten welke zich in de laatste decennien steeds sterker afzonderlik ontwikkelden en deels anders orienteerden, zijn hierdoor de inzichten verward. Het moet wrevel wekken, als, om iemand te overtuigen van de schoonheid, vooral van de onmogelijkheid van een ekspressionisties kunstwerk of van de waarde van het konstruktivisme in de huidige evolutie der kunst, - men met God en de Opperste Schoonheid, de Logos en alle oneindigheden begint, en men niet meer uit deze oneindigheden en vaagheden in de menselike begrensdheid geraakt.
De estetika en meer nog de kunstkritiek, maar ook nog de filosofie der kunst, behoren tot de praktiese wijsbegeerte, die niet te vlug met oneindigheden aan moet komen; de filosofie van het Schone is er ja ook nog.
Een juist inzicht in het wezen der kunst dringt zich echter op. Wat ik vlak na de oorlog, voor een verbaasd ongelovig gehoor verhaalde over de belangrikheid van deze tijd, die het einde der renaissance en de geboorte van een nieuwe kunst ziet, wordt nu betrekkelik algemeen aangenomen. Een juist inzicht in de algemeene estetieka doet nood, evenzeer een juist begrip van wat smaak genoemd wordt, wat een
| |
| |
kunstwerk is, hoe onze schoonheidsontroering ontstaat, welke hare algemeene waarde is, en waarom iets tot de geschiedenis der kunst behoren moet of er uitgesloten blijft. Zou ik aan mijn achtbaar en geleerd gehoor, een voor een vragen, een definitie van de kunst te geven, dan kreeg ik bijna zeker alle verschillende, uiteenlopende, zelfs al is het filosofies inzicht bij velen op gelijke basis opgetrokken. Gaat men de literatuur na, dan geeft bijna iedere schrijver een afwijkende. Zelfs hij, die over deze dingen weinig nadenkt, voelt zich beledigd, als men niet voldoende aandacht schenkt aan de bepaling, welke hij eventjes voor U zal opstellen.
De oorzaak hiervan ligt diep, diep in de wortel en het wezen van ons leven, want het schoonheidsaanvoelen, de estetiese indruk, de kunstgenieting, is de volmaakte aard van een levensfunktie, beter dan het voelen van gezond-zijn of van de forse regelmatige hartslag, beter dan het genot van 't heldere, duidelike zien en begrijpen der dingen rondom, - een beleven, een uitleven van wezens-eigene aspiraties, een vervulling van verlangens en begeren, waarop ieder recht heeft, maar welke ieder ook meent onder woorden te kunnen brengen.
Niemand, die ernstig en normaal denkt en redeneert, heeft het totaal mis. Al weten wij nog zeer weinig, onze denkmogelikheden en weetgierigheid zijn oneindig te noemen, en het is deels slechts een gemis, dat we zo weinig grenzen zien.
Maar we moeten niet losser staan dan noodzakelik, niet hoger willen vliegen, dan onze groeiende vleugelen nu dragen. Ondanks Spengler, ben ik overtuigd, dat onze vleugelen groeien en nieuwe kontinenten en kulturen overschaduwen. Hoe lang het mensdom bestaat, hoe lang we denken, van kultuur op kultuur en van vader op zoon, ik weet het niet, maar ons inzicht groeit, evolueert en ontwikkelt zich, maar toch geloof ik vast, dat we verkeerd begonnen zijn.
Met de primitieve, ik wil niet ontkennen, misschien ontvankeliker, zuiverder hersenen, hebben we ons een Godheid omschreven en omlijnd, en ons onderworpen aan de geestelike en materiele leiding van teologen, - en na het goddelik gezag der keizers en koningen, zijn we gekomen aan de demokratie, die al dan niet in een termietenhoop eindigt.
Eerst was er een metafysiek, en zocht de alchymie, met eveneens opzettelik aandikken van geheimen, naar de steen der wijzen, - eerst veel later wisten we ongeveer waarom een steen valt of wat water is.
En nu we betrekkelik iets opschieten in de kennis der dingen die ons omringen en der krachten die de wereld en ons eigen mens-zijn schragen, komen we tot het besef, dat we van het paleis van ons denken, waarop velen zo trots zijn, eerst een koepel hebben willen optrekken voor er pijlers waren en
| |
| |
muren, en ook al gewerkt aan pijlers en muren, voor de fundering gelegd.
Het komt weleens voor, dat filosofen wijze mensen zijn. Het zeer wijze, maar soms zeer irriterende in een twistgesprek met hen, is hun steeds terugkerende: distinguo.
Vaart ge uit in heerlike en ook eerlike overtuiging, met prachtig sluitende argumentering en passende definities en konkluzies, dan hakken ze uw woordenstroom in stukjes - distinguo, distinguo, - en heel Uw systeem valt krakend in vele voegen, in elkaar. Maar weest niet beschaamd, groteren ondergingen Uw lot. Wie ter wereld onder de betere denkers, heeft ooit een filosofies systeem zonder meer overgenomen en tot zijn eigen gemaakt? Wie denkt of dacht juist eender als Aristoteles? Sint-Thomas? Wie denkt juist eender als Sint-Thomas? Mercier? Maritain? Wie aksepteert volledig Descartes, wie Kant, Hegel of Spinoza? En kloppen hun systemen niet als een bus? Matematies juist soms.
Alle eerbied voor de namen die ik noemde, maar ik kan me niet weerhouden, dit alles als een soort sport te overzien, de meest intellektuele en hoogststaande football, die mensenmogelik is. En even ontwikkelend als elk sport, en goed en aan te moedigen ook. Maar alleen noodig voor het behoud van veerkracht in minder dageliks gebruikte spieren van een bepaalde soort. En ook nog duister, onnodig geheimzinnig, vooral vroeger - zo iets als de alchymie - en universalien en abstrakties hebben wel iets van de steen der wijzen. Neemt me niet kwalik, - dit is geen afwijking van mijn onderwerp. Het zijn gedachten, die ik meende te moeten laten voorafgaan bij de beschouwing van een nieuwe grondslag voor de estetieka, welke totnogtoe hoodzakelik steunde op de metafyziek, en welke, evenals andere filosofiese spesialiteiten, veel geleden heeft van deze verouderde wijze van behandelen.
Neen de algemeene estetieka moet niet langer worden beschouwd als een deel der metafysiese wijsbegeerte, maar worden opgebouwd uit de moderne bevindingen en hypotesen van fysieka, biologie en psychologie. Het is niet noodzakelik dat hare fundamenten wankelen in de strijd dezer universaliën. Kunst is geen abstraktie, maar wortelt en leeft op, leeft mee met ons leven, dat op de aarde, de bodem der werkelikheden staat; en zelfs, als ons oog opkijkt naar hoger, naar de sterren en wat boven de sterren is, - is het de in ons wortelende groeiende, uitstralende energie van verlangen en wil, die van waarde is voor mijne analyse. Want puur spekulatief denken en kombineren, ook zelfs over kunst of over schoonheid zal niemand tot de kunst zelf rekenen, - valt dus buiten het terrein der algemeene estetieka.
***
| |
| |
Ik blijf de estetieka houden in verband met zijne afleiding van esthein voelen, en de bepaling algemeen, zowel nemen in de uitbreiding dezer estetieka tot alle soorten van dit voelen, als wel tot het omsluiten van alle kunstvormen.
Men mag mij dilettant noemen, - men onderschat doorgaans de waarde van het dilettantisme, - maar ik meen het noodzakelik, niets, van wat er op alle gebied in de moderne wetenschappen, fysiek, biologie, psychologie, etc. voor interessants geboden wordt, voorbij te gaan. Rembrandt en Archipenko, Marconi, Freud, Maritain, Bohr, Lorentz, Kant, Cocteau en Einstein, nog meer anderen, staan in bonte rei vooraan in mijne belangstelling; en ik hecht even veel waarde aan de vorm van een gotiese moulure, als aan een teorie van Kepler of van Einstein of van Spengler, een vers van Rilke of Tagore, - ook voor mijn inzicht in de estetiese waarde en betekenis van die gotiese moulure.
Ons leven kent geen vakjes, - geen vakken en fakulteiten, - rechten, letteren, medicijnen etc. - één bloed stroomt door ons lichaam als we denken, werken, praten, - en een zelfde bloed loopt door alle mensen en de hartslag heeft bij allen een zelfde maat.
En ‘Uebermenschen’ zijn geen mensen die anders zijn dan wij, zij zijn beter misschien, meer algemeen ontwikkeld in spier- of in denkkracht, en hun zuiverder gegroeide zenuwen hebben een fijner kontakt op het schakelbord van verlangen en wil. En kunstenaars zijn ook geen andere mensen: zij zijn fijner besnaard, hebben fijnere vertakkingen van begeren en voelen, betere beheersing tussen willen en maken of doen, - dieper en sterker het aanvoelen van de band die hen bindt door Vader en vaders met heel het menselik geslacht en de natuur en de dingen allen der schepping. En hun woord en de vorm van hun lijn en hun kleur en hun klank en gebaar, is daardoor heel diep, - diep doorheen de fundamenten van ons aller wezen, - een met ons wezen, - al zijn er bij eenieder van ons en van hen soms hinderende deformaties, - en het is deze eenheid door alle mensen, dit substratum, deze oervorm van ons eigen voelen, die we genietend terugvinden in het kunstwerk, waarvan het de essentiële waarde van uit maakt.
Ziehier, in algemeene bewoordingen, zonder nadere verklaring, wat ik wil duidelik maken, zonder te vervallen in verdere frazeologie.
Ik houd niet van frazen, omdat ik van fyzieka houd en van biologie, van wetenschap en helder inzicht en van de werkelikheid van een vliegmachinemotor en van radio en van Darwin, Haeckel en Pasteur, om geen niewere namen te noemen, welke minder klank voor U zouden hebben.
| |
| |
En daarom, waar ik praat over estetieka, - wetenschap van het voelen, - wat is, wat is dat: voelen.
Alleen psychologies te willen onderzoeken, meen ik verkeerd. De psychologie is een komplikatie van de biologie, welke op hare beurt een komplikatie is der fysieka. A priori aannemen, of metafysies willen bewijzen, dat er tussen deze gebieden onoverbrugbare kloven bestaan, meen ik in dit verband eveneens verkeerd, - ten minste meer verkeerd, dan vanuit de fysieka, als basis, te beproeven tot de meest grote komplikatie op te stijgen.
Dat behoeft geen absoluut materialisme te zijn. De strijd rond Haeckel heeft velen geleerd wijs te zijn. Komen we tot dingen, waar de gegronde hypotesen twijfel laten, dan blijft elke spiritualistiese uitleg vrij. Met metafysies-spiritualistiese overtuigingen, - uit den aard der zaak veel brozer dan gewaagde hypotesen, - de materie te willen doorgronden, geeft veel meer kans op dwalingen.
Wat deze materie is, leren ons, beter dan de Griekse wijsgeren - de onderzoekingen van Crookes, Curie, Niels Bohr, Lorentz, Kaufmann, Poincaré e.a. Algemeenheden over de uiterst belangwekkende hypotese, welke door deze geleerden werd gegrondvest en nu reeds 30 tot 40 jaren voortdurend uitgebouwd en bevestigd, kent U wel.
Het atoom, het zogezegd ondeelbaar kleinste samenstellende deel aller dingen: een konstellatie in den aard van het zonnestelsel op infieme schaal, met kern en rond sirkelende elektronen of katodiese partikelen.
Zijn de belangrike ontdekkingen van Einstein de aanleiding geweest tot velerlei filosofiese gewaagdheden - de berekening van Kaufmann, welke de werkelike massa besijferde van deze atoomdeeltjes, en tot de konkluzie kwam, dat deze massa nul was, - is echter een veel betere aanleiding tot redeneringen van kosmologies-wijsgerige aard.
Volgens de konkluzies dezer onderzoekingen bestaat dus de materie niet uit een realiteit van stof, maar uit zoogenaamde energieknopen.
Verder hierop in gaan zou ons te ver voeren, maar toch moet ik even vastleggen, dat Poincaré en Bécquerel reeds voor jaren de mogelikheid aannamen, de energetiese hypotese van het atoom tot de gehele materie uit te breiden. En Ribot, Wilhelm Ostwald en anderen, leerden reeds lang, dat minstens duizend tegen een der biologiese verschijnselen in het kader der wet van het behoud der energieën zijn gebracht, dus, dat ook de zo bizonder lijkende, levende krachten, opgebouwd uit de materie, niet de algemeene teorien der materie aanvechten. En Nys en anderen laten ons de mogelikheid, zelfs binnen het kader der neo-scolastiek, de materiele verkla- | |
| |
ring van niet-materieel zijnde of niet materieel lijkende dingen, zo ver mogelik door te voeren.
Doorhollen op filosofies gebied, en het oude atomisme, de indiese leer der vaiseshika van Kanada en anderen, over Thales en Democriet en het monisme van Leibnitz moderniseren, wordt verbazend aanlokeklik. Voor de eenheid van materie en geest, van ruimte en tijd, - het grote pogen van zo vele systemen, - openen zich niewe perspektieven.
Heel wat vragen laat ik open voor meer kompetente mensen dan ik. Mijn gebied bestrijkt een deel slechts der onderzoekingen, het brengt me niet noodzakelik op het moeilikste terrein. Het zal mij voldoende zijn, het essentiele der steeds meer veld winnende hypotese te gebruiken voor niewe verklaringen, niewe omschrijvingen van oude bevindingen, en geen der hier meest gangbare filosofieën, zelfs niet het Thomisme, verzetten zich tegen het gebruik zulker hypotesen.
De materie dus, - het meest dode element, - enkel energieknopen. Zo iets, om het duideliker te maken, als brandpunten van een soort elektro-magnetiese of radio-aktieve krachten, zoals lichtstralen door een lens, ook tot voelbare knooppunt worden samengebracht. De dode materie, elk wezenloos ding, aarde, lucht, water, steen, stoel, kast, boek, alles doorlopen van trillingen en stromen, golven, kompleks van krachten, welke in onderlinge wisselwerking, aantrekking en afstoting, samenhouden en begrensen, én vorm geven én veerkracht, welke gewicht en volumen, kleur en vorm, en alle eigenschappen geven, beter, het wezen der dingen zijn, en welke deze eigen krachten opdringen, merkbaar maken aan de nabijzijnde energiekompleksen, - andere voorwerpen, samengesteld uit dezelfde krachten, sterker of zwakker, merkmaar aan vorm, deuk of uitholling, inkrimping of uitzetting, - wilskrachtig soms, zoals de stalen veer, het gloeiende ijzer of de van elektriesen stroom doorlopen draad, van ‘instinktieven aard’ zoals bij de kristallen.
En dan het leven, opgebouwd uit de metarie, kompleks dus der zo komplekse materie. Al heeft reeds het eerste eenvoudigst levende celletje van een plant, een beginsel van eenheid, een ‘ziel’, dan is het toch die ziel niet, die de hier in levende krachten hunne energie geeft, evenmin als onze ziel de kracht geeft aan onze arm, of wij onze ziel vermoeien door te lopen, zelfs door te denken.
Neen, de levende krachten, gehoorzaam aan dezelfde wetten als de energien der materie, zijn een bizondere vorm van uitbouw, van orientatie en van intensiteit dezer zelfde energien, - in plantencel en eikeboom en protoplasma en mens, meer en meer krachtig gekonsentreerd en gesentraliseerd, sterker en van grotere uitstralingsvermogen, konverge- | |
| |
rend naar en uitgaande van een steeds sterker sentrum en meer en meer bewust gericht, - maar niet zeer verschillend van de toch zuiver materiele krachten, die werkzaam zijn, b.v. bij de kristalformaties.
Wie kent niet de interessante plasmatiese lichaampjes, welke vooral Haeckel bestudeerde? Zijn ze niet als levende ‘atomen’, die hun zo primitieve, ongevormde levensenergien uitstralen langs de krachtlijnen van een fraaiste samenstel van electronen rond de atoomkern, de ‘ziel’?
Men mag het mij niet kwalik nemen, maar ik kan niet anders dan de natuur, - natuurlik - nemen in ontstaan en ontwikkeling. Tussen de astronomen, welke ons het worden der planeet- en sterrenstelsels verklaren, de geologen, die ons zeggen hoe onze aarde is ontstaan, en de fysiekers, die ons de materie verklaren, de biologen welke ons het leven doen kennen - staan in dezelfde rei als de wijsgerige vorsers naar een eenheidsprinsiep in de wereld der verschijningen, - de zoekers als Darwin, Haeckel, Pasteur en anderen, welke ons het leven doen verstaan in worden en groei. O! er zijn nog vele onopgeloste en omstreden vraagstukken, maar ik kan niet anders aannemen dan eene evolutie in alle dingen, wat een bovennatuurlike ziel der mensen, niet noodzakelik behoeft te negeren.
Iets anders echter is het volgende, en van verdere draagkracht: Mag het levensbeginsel iets bizonders zijn, dan is het toch zo intiem met de materie en de materiele krachten, waarop het steunt en waarmede het zich bedient, verbonden, dat een vasthouden aan bovennatuurlikheid of spiritualiteit, niet alleen geen storing in mijne uiteenzetting kan veroorzaken, maar ook, dat, - al wil ik de energien der ziel van een hogere soort noemen dan de energien der materie die zij beheerst, - het toch een noodzaak blijft, dat zij, aangewezen op een voortdurend en allerinnigst kontakt met deze materieele energien, alle hunne eigenschappen bezitten en uiterst intiem volgen, en van geheel gelijke orientatie, schema en verhouding moeten zijn. De ziel moet dus gebouwd zijn, zoals de meters op het schakelbord der elektriese installatie, op gelijke voltage en amperage als de gehele inrichting, gericht zijn, zoals de ingenieur zijn denken en geheugen heeft moeten richten naar de machine welke hij bedient, gevormd zijn zoals de stempel, die de zegel drukt.
En daarom konkludeer ik, om tot de kern van mijn onderwerp te komen, juist zoals ik in 1920 te Leuven in Met Tijd en Vlijt aan een lezing over Estetieka vooraf liet gaan:
‘Alle leven is trilling; trilling van dezelfde energien,
| |
| |
welke het bestaan uitmaken van alle materie en van alle ding en van alle kracht.’
***
Lang niet alle trillingen of energiegolven zijn volkomen bekend. Vanaf 32 trillingen per sekonde tot ongeveer 33,000, hebben we de hoorbare klanken, tenminste wat we als klanken bewust worden, het substratum van woord en muziek. Vanaf 1 millioen tot 50 milliard is het de elektriciteit met radio- en andere golven en effekten. Van 50 milliard tot 1 trillioen komen de stralen van Nichols en Tear. Van 1 trillioen tot 375 trillioen, de infra-rode of warmtestralen. Van 375 trillioen tot 750 trillioen de lichtstralen, vervolgens komen de ultraviolette en diverse X-stralen en tot 150 quintillioen, de radioactieve stralen, terwijl de ultra-X-stralen nog niet gemeten zijn.
Wat weten wij, als onze menselike zintuigen ons slechts in deze indrukwekkende reeks der trillingen, drie kleine reeksen direct kan doen bewust worden: de klanken, de warmte en het licht. Al weten we zeer goed dat elektriciteit zeer gemakkelik in licht en warmte kan omgezet, toch durven velen het onbegrijpelijk vinden en belachelik als b.v. Rimbaud, kleuren en klanken verwisselt.
De studie dezer trillingen is langzamerhand wel het belangrijkste hoofdstuk der natuurkunde geworden, maar nog is het voor de meeste fysiekers een feit, dat door hun weer vakjesmatige onderzoekingen zonder konsekwentie blijft, dat de spektraalanalyse, de stoffen waaruit b.v. de zon en sterren bestaan, herkent aan bepaalde kleuren in bepaalde verhouding en opvolging.
Hoe echter iemand bij deze feiten en deze cijfers van waarnemingen der grote natuurkundigen, rustig metafysiek kan blijven genieten, is mij onbegrijpelik; en ik noem hen verdwaasd, die degenen, welke op deze feiten doorredeneren en niet zo heel vlug iets totnogtoe onverklaarbaars, bovennatuurlik noemen voor niet ernstig houden. Zo zijn de N-stralen van de metapsychieker Blondlot door heel velen, gekke fantasieën genoemd.
Zijn we volkomen doof, ook onbewust of onderbewust, horen we niets van de klanken onder of boven de genoemde getallen? Wat is smaken en ruiken in deze serie? Hoe nemen we een lengte, hoe een breedte, hoe een volumen in ons op? Wat is dan wel het hypnotisme, als N-stralen belachelik zijn?
Professor Gazzamali, een bekend neuroloog te Milaan, heeft met een spesiaal gekonstrueerd, maar niet zeer afwijkend radio-apparaat, de trillingen der energie waargenomen en gemeten, welke door een hypnotiserende, naar het te hypnoti- | |
| |
seren medium werd overgebracht. In ‘wetenschappelike’, ‘oude’ wetenschappelike midddens, heerst veel twijfel over deze onderzoekingen, ondanks de buitengewone voorzorgsmaatregelen tegen allerlei soorten van missingen en het is kenmerkend, dat Gazzamali alleen belangstelling vindt in metapsyciese milieux.
Toch wint de ernstige metapsychiek voortdurend veld. Het terrein dat de psychologie zich meende afgemeten, is beperkt. Toch zullen de psychologie, dochter der metafysiese filosofie, en de metapsychiek, opgekomen uit het okkultisme, eens samensmelten. Zoals de alchimie langzaam aan tot de moderne chimie, en de modernste chimie, fysiek geworden is onder het teken der alles gelijkmakende energien, waarover ik spreek, - zo komt ook meer en meer het grootste deel der okkulte wetenschap onder allerlei geheimzinnigs uit tot de metapsychiek, en deze tot de psychologie, om later ook een mooi geheel te vormen met de alles unifiserende fysiek.
Voor mijne estetiese inzichten zal dan de goede tijd aanbreken. Nu voel ik, dat ik als voortdurend een beroep moet doen op Uwe welwillendheid. Ernstige, dat is langzame, want zeer bedachte mensen als U, houdt U prinsipieel afzijdig van dit alles, want het is niew. Maar ik doe dan toch dit beroep op deze welwillendheid, omdat mijne teorie toch m.i. de hechtste en voor ieder duidelikste basis is, voor wat ik verder over estetieka zeggen zal niet alleen, maar ook om voor U en allen het wezen en de waarde dezer estetieka duidelik en bevattelik uiteen te zetten.
***
Ik neem de mens als een soort elektriese machine. Vele onderzoekingen, die van Lakhovky wil ik apart vermelden, hebben mijne hypotese van 1920 komen bevestigen. De mens dus, centrale van energetiese golvingen van allerlei aard, maar van eenzelfde verhouding en rytme als alle trillingen in de natuur waaruit ze gegroeid zijn, waarvan ze een gedeelte vormen en waarmede ze voortdurend in allerinnigst kontakt staan; tevens ontvangpost, min of meer bewust van de golvingen welke van alle dingen rondom uitgaan in klank en kleur en vorm, in warmte en breedte, volumen, gewicht, enz.
Onze zenuwen te vergelijken met elektriese geleidingen, - denk aan Galvani's kikvors, - is niemand meer vreemd. Onze zintuigen, oog en oor, etc. apparaten te noemen, transformatoren welke de trillingen van lager of hogere frekwentie omvormen tot de periode van onze eigen levenstrilling, - bevreemd in dit verband ook al niet erg meer. En alle zinnelike indrukken waarnemingen noemen van energien buiten ons, - en assosiaties met in het geheugen geakkummuleerde ener- | |
| |
gien, indukties noemen van gelijkaardige gewaarwordingen, ligt verder geheel in de lijn dezer veronderstelling.
In de geweldige hoeveelheid der indrukken welke wij van rondom in ons opnemen, zijn er een aantal, welke door hunne bizondere aandoening, onder kunst- of schoonheids-indrukken worden gerangschikt en welke ons verder uitsluitend zullen bezig houden.
De mens heeft voor alle zijne gewaarwordingen, ‘afgestemde’ zenuwen. Zijn eigen ‘trilling’ heeft een bepaalde kapasiteit, een bepaalde rytme, golflengte. Uit de veelheid van den ongeordende chaos, is zijn bewuste, soms uiterst fijn afgestemde leven, de opbouw rond een ordenend beginsel van eenheid, van soort en persoonlikheid.
De mens als ‘levende materie’ of als geindividualiseerde energie-kompleks bewust of onbewust of onderbewust, voelt alles. Maar passend, aangenaam, mooi, is alleen wat volkomen, perfekt menselik is, en mooier, al naar gelang het dieper, algemeener, ouder, dichter bij de oervorm is der ordenende levensbron.
Orde is het hoofdbegrip der schepping. De spesifieke orde is het beginsel der soorten.
Ik doe het hier opzettelijk, - niet uit materialistische overtuiging, - maar om de metafysiek zo veel mogelik hier buiten te houden - ze heerst oppermachtig in alle andere voordrachten over estetika, en verzwijg elke verwijzing naar God, beginsel aller orde, - die volgens de Schriftuur, maat en getal in alle dingen heeft gelegd, en die de mens schiep naar zijn beeld en gelijkenis.
Ik verwijs hier ook niet verder naar wat de Wulf en Maritain volgens St-Thomas schrijven over de orde en de maat in het kunstwerk, maar verwijs naar Pytagoras, Kepler en Zeising, Odilon Wolf en Naber en zo vele anderen, welke deze orde en deze maat in alle dingen der directe schepping, in sterrenstelsels en in alle dingen der natuur en in alle levende wezens en in de mens, - maar ook in de indirekte schepping, de werken van de mens, die allen kunstwerken kunnen zijn, hebben nagegaan.
De bevindingen dezer ijverige vorsers, zijn meestal zeer sterk in diskrediet. Waarom? Omdat ze soms wat absolutisties zijn? Zij, die praten van Logos, Woord en Schoonheid, - alles met hoofdletters en aldus ‘verklaren’, zijn het niet minder. Vooral denkers met Hegeliaanse kultuur, houden niet van positief materiaal in studies als deze. Er schuilt trouwens gevaar in het mekaniseren van ons gevoel. Maar afgezien van wat ik vooraf liet gaan, meen ik, dat de waarde van het stevig maken der fundamenten van onze redenering, door niemand mag worden onderschat. Later is dan te groter ruimte voor
| |
| |
woorden welke ten minste naar ene zijde door een ieder konkreet te herleiden zijn.
Als de grote Kepler de sectio aurea, de idea creationis noemde, na de verhoudingen van het planetenstelsel bestudeerd te hebben, en Zeising, zij het na gewaagde redeneringen, maar ook na een gedocumenteerd onderzoek op planten en dieren, hoofdzakelijk tot dezelfde konkluzies komt, Durzause, Fr. M. Anton Choisnard, Mathylde G. Ghyka en nog zovele anderen, bij de analyse der als mooi aangenomen verhoudingen van de klanken, kleuren, enz. tot dezelfde resultaten komen, als waarvan zich de Gotiese katedraalbouwers bedienden in de eerste tijden der ‘rosenkruisers’, - en het bewezen is, dat ook Rafael en de meeste der beste kunstenaars van de grote tijdperken in de kunstgeschiedenis en nu nog, zich van deze verhouding bedienden, - dan moet zij toch wel estetiese betekenis hebben. Niet een absolute, normatieve, neen, de mens is nog geen mekanisme, maar een zeer soepel, levend organisme, uiterst gevoelig voor alle invloeden van tijd, midden, klimaat, enz. maar dat de meeste krachten blijft putten uit de eigen kern, waarin de wezensenergieën van generaties van voorouders en ewen van ontwikkeling, minstens in potentie, leven.
Het prinsiepe der orde in de natuur en de mensen, mag niet te gekompliseerd zijn; ook niet te eenvoudig, dit verveelt door herhaling. De sectio aurea, het pentagram, de graal, die een mooie genealogie verdedigers hebben, voldoet aan die eisen. Men kan het geloven of het hoofd blijven schudden, maar uit vele cijfers blijkt, dat de meeste dingen der schepping, deze verhouding klaar in den opbouw van hun wezen dragen. Waarom zou het niet ook, de fundamentele orde der kunst zijn. De orde, die wij het meest intens, het meest harmonies beleven? En schommelingen rondom die verhouding die ik de verhouding der klassieke kunst wil noemen, en klassiek de meest menselike, normale kunstvorm, - geven dan de kenmerken der stijlen: prinsiepe van een wordende beschaving, gedrukter, bruter, massaler, is de gelijkzijdige driehoek, het hexagram, de verhouding der Romaanse, Egyptiese en vroeg-Griekse kunst, - en prinsiepe der orde van een hooggekultiveerde, uitbloeiende beschaving, is geëlanseerder, spitser, fijner, zoals de verhoudingen der laat Gotiek, van Praxiteles, Jean Goujon.
Het aanvoelen van de orde in het kunstwerk, het bewust worden van dezelfde verhouding en rytme der energieën, - dat is het aangename mooie, estetiese voelen. Het is de bevrediging der aktiviteit van ene energie, de beste soort van deze aktiviteit welke het meest spontane en het grotste effekt geeft met een minimum energie-verbruik. Hier is ook de grootste
| |
| |
rust bij een maximum van krachtsontplooiing, en de minste vermoeienis. In de elektrisiteit weten we, dat dit het geval is bij gelijke kapasiteit in zender en ontvanger, dezelfde golflengte in beide systemen. De Thomistiese psycholoog, verklaart op ongeveer gelijke wijze het genoegen, het aangename ener gewaarwording, de genieting der kunst, de splendor van een kunstwerk.
Wat de mooie soorten der energie-verhoudingen in de mens zijn, zijn ze ook in de kunstvoorwerpen. De klank- en kleur-trillingen, de verhoudingen, het volumen en het rytme der delen, dit alles zijn manifestaties van energieën, welke esteties zullen zijn, aangenaam zullen aandoen, indien ze van menselik juiste waarde zijn. Staat de kunstwaarnemer tegenover een kunstvoorwerp, dan is er een samenstromen van energieën, welke in den mens bewust worden en de schone sterke, diepe ontroering verwekken. De graad, de intensiteit dezer bewustwording, het plotse of langzaam groeiende hiervan, wil ik hier onbesproken laten. Ik merk wel even op, hoe dicht ik hier de Rinfühlungs-teorie van Lipps e.a. benader, en evenzeer de kans om met gelijksoortige schoonwoordige, maar weldra even duistere verklaringen als zij, door te gaan. Maar niet een zich verliezen in het objekt, dit objekt beleven, zijn eigen ziel geven, - neen, een bewust syntonie van alle energieën geeft de harmoniese ontroering, het kunstgenot.
Het scheppen van een kunstwerk, het moet U nu duidelik zijn als het kneden der energieën der stof, tot ze syntonies trillen met de algemeen menselike energieën, het schikken van klanken, het houwen van steen, alles in verhouding en maat, passend in het rytme van ons energetiese verlangen.
En zoals dit onbewust geschiedt in de natuur, waar in de kristalformatie, de materie in de noodzakelike rust buitenom en inwendig, die dit proces vraagt, komt, tot het schikken harer elementen in de elementaire, in de oervorm van haar wezen, die de mens, - voortdurend op zoek naar orde - ook mooi noemt, zo is ook de kunstschepping als een kristalliseringsproces der materie in de rustige sfeer van de artistenziel en volgens de natuurlike krachtlijnen der energieen, welke in deze ziel, het bewustzijn der orde en der volmaaktheid geven.
Voor hen, die eene absolute klove willen blijven zien tussen het gevoel en het intellekt, tussen de zintuiglike waarnemingen en het aanvoelen dat ze veroorzaken, tussen de vorm en de klank en heel de samengestelde energie van een woord met zijn letter- en gedachtenbeeld, tussen een kleur en een klank, een vorm en een symbool, tussen een akkumulator van energie en het geheugen waarin allerlei soorten van gewaarwordingen liggen bewaard, vooral tussen zintuigelik voelen dus en denken, tussen de energieen, welke de materie beheer- | |
| |
sen en de energieen welke we in het leven waarnemen, - kom ik hier terug op wat ik terloops reeds aanduidde, - dat de ziel, innig en voortdurend in kontakt met de materie, minstens hare eigene energieen in gelijke verhouding moet hebben als die welke vorm en wezen geven aan de materie waaruit zij hare bevindingen abstraheert, en zonder dewelke zij niet kan bestaan op aarde, - en verder, - dat God, beginsel aller orde, de mens schiep de zesde dag, na alle andere dingen en levende wezens, en dat het van zelf sprekend is dat, - zoals de schepping niet volgens een ander ordebeginsel kan opgebouwd, dan dat wat uit den Schepper stamt, ook de ziel der mensen, van dezelfde orde moet doordrongen zijn als God en al het geschapene. Ik meen niet duideliker te moeten zijn voor hen, die me na van materialisme, van patheisme willen verdenken.
En hier kan ik hele passages aanhalen uit de neo-scolastiese studies van de Wulf en Maritain over de orde als vereiste tot kunst, de waarde der logiek, het juiste gebruik der materialen, en verdere konsekwenties van deze stellingen, evenals over de splendor, het makkelike begrip.
Is deze orde, die de aktiviteiten van het inttelekt zoeken, dan ook van een hogere soort dan die welke tot onze zinnelike energieen spreken, - ze zijn toch niet van een andere soort of rytme en blijven passen in het kader van wat ik totnogtoe beweerde. Aldus is het overgaan uit de zinnelike indrukken der kunst, tot die indrukken, welke van meer intellektuelen aard zijn of lijken, niet alleen een aanvulling, maar zelfs een versterking van mijne redenering, waarvan het me spijt hier niet breder, de grote waarde voor het kunstinzicht in alle kunstsoorten te kunnen nagaan.
En mijn teorie is niet aanvechtbaar als b.v. het engelse hedonisme. Het is niet enkel het lagere zinnelike genot wat ontstaat door de aangename genotvolle aandoening van ons voelen, al lijkt mijne redenering hier dicht bij te staan.
Hier is een erkenning van alle energieen van ons leven en is het voelen van een kunstwerk, wezensecht en geheel menselik, zinnelik en geestelik tevens.
Het putten uit de verbeelding door den kunstenaar, een soort der scheppings-omschrijvingen, is het niet duidelik te maken als een eerste vorm van onderbewuste samentrillen, van een dieper aanvoelen van het natuurlike menselike rytme met geheugenbeelden, die gevormde energieen zijn, - en krijgen aldus de soms zo onduidelike, ver gezocht lijkende dichterlike beelden niet ook een eerste verklaring?
Passen we het voorafgaande toe op de schilderkunst b.v., dan kunnen we in de Aanbidding van het Lam, de School van Athene of de Disputa van Rafael, eerst de estetiese werking
| |
| |
nagaan der vorm en lijn- en kleur-verhoudingen, en verder ook de genieting analyseren welke wij smaken door een syntonics beleven der teologiese, hieratiese, kulturele, geschiedkundige orde welke hierin gelegen is, met hunne zo grootse en wijdse komplex van assosiaties.
De syntonie, deze harmonies hooggestemde, genotvolle, rijke rust aller energieen, zo zinnelike als intellektuele, - voorop gesteld echter dat wij de voorstelling kennen in zijn volle gehalte aan voorstelling en symbool, - zal de aandachtige aanschouwing dezer kunstwerken van bizondere ontroering doen worden, waarvan de schoonheidsgewaarwording, niet zo vlug is uitgeput.
‘La nature ne veut pas le bonheur’, schrijft Maeterlinck pessimisties, maar de emotie, door het bereiken van deze perfektie sommiger onzer beste, natuurlike aktiviteiten, zijn toch wel waard dit leven te leven, - al dringt dan ook onze sosiale gebondenheid misschien tot de termietenhoop. Wat ik zeide over schilderkunst geldt voor dichtwerken van hoog gestemden inhoud: Op het rytme van een passende maat, volgen de woorden, dragers der grootse gedachten, welke ons diepste weten harmonies ontroeren zal. Is dit weten er niet, of zijn de intellektuele energieen niet van voldoende omvattende kracht, tenminste in potentie, - begrijpen we niet, - dan is die kunstgenieting onmogelik.
Dit zelfde geldt voor zware muziek, - muziek waarin de komponist diepe, door weinigen slechts doorvoelde aandoeningen der veelzijdige rijke menselike natuur, waarin heel de schepping zich konsentreert en een bewuste leven leeft, - tot uitdrukking brengt, - of ook als de bewogenheid zijner energieen van zoo'n zware brede rytme is, dat ons afstemmen moeilikheden geeft.
Velen moeten lang zoeken, soms in een gewilde loslaten der gevoelsbeheersing, - wie kent niet deze bizondere soort van muzikale aandacht, - om eindelik, de syntoniese weerklank in eigen boezem te voelen geboren worden. Dan alleen eerst ontstaat het kunstgenot, die syntonie moet zijn, harmoniese ontroering, - akkoorden van gelijke aktiviteiten; Einfühlung zouden Lipps en Völkelt zeggen, - quod visum placet, volgens St-Thomas. Dan voelen we de Logos, het Woord met een grote W, als we geleerd willen doen.
Wat in dit systeem de serie der bepalingen wordt, welke uitgaan van veler vage inzicht en welke kunst een spel noemen, ene ontlasting van een te veel aan levenskracht etc. en welke b.v. in Rubens, de roem en waarde verkondigen van de magnifieke natuurkracht, die uit zijn werken spreekt, het dynamisme van zijn levensdronken doeken? Ik hoop dat U het inziet, dat hier minder algemeen en vaag gesproken en aangeduid
| |
| |
kan worden, vortdurend kontakt gehouden met de energetiese ontstaan en wezen van het kunstgenot en de kunst.
De voorstanders van de teorie van het spel zullen gemakkelik elke zuivere werkkunst, - het mooie maken, - willen uitsluiten uit hunne redeneringen, - een mooie aanduiding trouwens bij elke teorie waar hare zwakke plaatsen zijn.
‘Le rationel qui n'est pas beau, n'est pas le rationel complet’, heeft Vierendeel ergens zeer juist gezegd, wat een pregnant juiste omlijning is van de waarde van het logiese, het rationele in de bouwkunst b.v. door Henry van de Velde zo sterk verdedigd in zijne beschouwingen over de rationele konseptie. En even gemakkelik als ik in mijn systeem de bouwkunst, wel de meest rationele der kunsten kan inschikken zonder omhaal van uitrekbare bewoordingen, is zij duidelik en scherp voor b.v. de dans, de muziek, waar de kunstenaar, minder gedwongen door de noodzaak van het maken, maar door de eigen drang der aktiviteiten, welke naar rytme en volkomen beweging, die rust is, verlangen. En heeft de danseres b.v. door haar lichaam te doen ineenvloeien met het rytme harer energieen, welke diep en zuiver uit haar binnenste groeien, de algemeen menselike takt gevonden, die dieper en minder gevoeld of onbewust, ook in ons leeft, dan schept zij kunst, van de zelfde soort als de bouwmeester, welke de energieen van de stenen en de volumen van zijn bouw rytmies schikt tot een zelfde syntonie welke bij het aanschouwen in ons ontstaat.
Deze verklaringen wijken niet ver af van de meeste welke U reeds hoorde, maar zijn ze hier niet duideliker geworden en voelt U niet beter hoe ze blijven steunen en opgebouwd zijn van uit de basis van mijn systeem. Merkt U ook niet duideliker de band, die ze met schijnbaar tegenovergestelde bindt?
Het is in dit bestek niet mogelik, maar ik maak me sterk in een mogelike uitvoerige publikatie van mijne estetiese studies welke mij een tiental jaren reeds bezighielden, en waarvan deze voordracht als een inleiding is - alle de vele definities van kunst, zonder ze geweld aan te doen, enkel met een naar voren halen der soms wel zeer verborgen goede bedoeling, tot de mijne te herleiden.
Dit is wel iets, wat elke teorie wil; maar, door het minder scherp en onaanvechtbaar algemeen erkende van de grondslag, de aanleiding tot verdere uiteenzettingen volgens eigen inzichten. Aldus is Hegel de vader van een prachtig sluitend systeem, maar hoe moeilik, meestal, een begrip zuiver te stellen, vooral voor de massa, welke zo weinig begrip heeft voor filosofie; hoe veel soorten van interpretaties leverden de filosofen trouwens zelf al niet?
De hier ontwikkelde fysieke grondslag voor de estetika, biedt de mogelikheid voor iedereen, welke maar enkele begrip- | |
| |
pen heeft omtrent de realiteiten welke hem omringen, scherp te kunnen formuleren, wat en hoe kunst is.
Zo mocht dan, wat mijn grootste begeren is, eindelik eens het divageren ophouden en eenieder een klaar besef hebben van wat zijn edelste streven en begeren voldoet.
En nog eens, - smaak hebben is duideliker te maken en beter onder woorden te brengen dan in de bekende passus uit de voordrachten van Hugo Verriest: - smekken, smekken -; smaak hebben is het innerlik schoon-menselik zijn, het afgestemd hebben zijner actieve energieen op het artistieke, diepuniverseel menselike norma - grover of fijner, met spesiale ontwikkeling soms der begeerten naar klanken of kleuren of vormen. Zo leeft in de artiest, onbewust, het estetiese maatkompleks, waarover ik sprak, en waarop hij zijne werken afstemt. En mensen zonder smaak, in hen is dit verhoudingssysteem bedorven door natieve deformatie, opvoeding of milieu of anti-artistieke orientatie.
Dat mijne teorie van algemeene toepassing is op alle kunstgebied, meen ik voldoende te hebben aangetoond. Dat ze in het voortdurend nog bradend debat over moderne kunst van waarde is, kan ik in dit bestek niet meer duidelik maken. Toch wil ik er even op wijzen, dat de hier gebruikte terminologie van groot gemak is voor een omschrijving en situering alsook van een waardebepaling van kubisme, futurisme en andere ismen. Om even te herinneren aan den strijd rond de kruisweg van Servaes, - gold het hier een werk van een ernstig kunstenaar, - dit is nader te analyseren, maar hij is het door menig ander werk blijven bewijzen, - een ekspressionisties werk, geweldig geladen met energieen van mystiek-godsdienstigen aard. Ook deze aktiviteit van ons leven is onderworpen aan de wet der syntonie in de kunstgenieting, en, door de minder hevig ontroerden of zij, die zulke ontroering gevaarlik achtten voor de menigte en de zoetelike effekten van b.v. Jansen prefereren moest dit werk veroordeeld.
Ook de evolutie der kunst volgt zeer verklaarbaar, als een tijdelijk overwicht van sommige begeren, meestal in reactie op dat der vorige periode zoals nu, en nog versterkt door het vele redeneren rondom kunst. Aldus is de werking van elke aktiviteit en kompleks van aktiviteiten, die wel een tijdelik overwicht duldt, maar wisselen wil en anderen energieen doet primeren als de eerste verzwakken. En aldus tevens de bizondere orientatie van de kunst in sommige landen, niet een direkt gevolg der energieen, welke wel in deze bodem en dit klimaat een meer of minder gunstigen ontwikkelingsbasis vinden.
Te lang echter heb ik Uw tijd benomen. Ik hoop niet vergeefs. Ik ben overtuigd, minstens voor drie-kwart van U, voor
| |
| |
dovemans oren te hebben gesproken. Ik kan er niets aan doen anders, dan hen, die vast zitten in oude teorien, nog eens te wijzen op de mogelikheden welke voor een algemeen bevattelik begrip der estetika in de hier ontwikkelde teorie liggen en ook, op de evolutie in het wijsgerig denken.
Maar, - maar, - Lord Cecil kon bedanken als Volkerenbondsafgevaardigde. Zullen de kranten echter ook ophef maken, als ik misluk in dit pogen tot een volkerenbond op esteties gebied?
DIXI.
***
Het publiseren van deze lezing, gehouden op het IIIe Kongres voor Nederlandse Kunstgeschiedenis te Mechelen, heeft alleen waarde, als er een vervolg kan worden gegeven, waarin het vele niewe, of niew lijkende, nader kan bewezen of gestaafd. Te Mechelen was het bedoeld als de aanleiding tot een verklarend debat.
Hier meen ik het noodzakelik, eventuele heetgebakerde kritiek te verzoeken, af te wachten tot nadere aanvullende en uitbreidende beschouwingen, welke ik gaarne hier zal laten volgen en die naar ik vertrouw, het vele ongestaafde beweren dezer korte studie van inleidende aard, steun en nader begrijpen zullen brengen.
Drs. Jean VAN DE VOORT.
|
|