Vlaamsche Arbeid. Jaargang 23 [18](1928)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Paul van Ostayen Van Ostayen reed met den trein Pacific van Honeger, stout door de gouwen van Vlaanderen. De leeuwerk en nachtegaal zagen met schrik de zon en de sterren neerstorten in spaanderen. De boeren dansdansten een Charleston. Het landschap verloor zijn Breughelsche normen. De engelen hanteerden de autoclaxon. De beukeboom kreeg kubistische vormen. De trein is verdwenen. De avond wordt stil. In 't arcadische dorpje ontsliep plots de herder. De nacht is te oneindig. Wie hoorde een gil? De lange rivier schuift de kano niet verder. Ik hield van den herder: Hij minde zijn moeder, zijn land, Francis Jammes en Van Gogh... Hij ging, een luit in het hart, tot den zwijnenhoeder en 't Polderland geurde als een wilde sering. A.W. GRAULS. Vorige Volgende