De zee, die de verbinding tusschen de verschillende deelen van het Friesche land verbrak, heeft ook den stam der Friezen gespleten en krachteloos gemaakt.
Het 2e Congres nu stond onder leiding van Mr. P.A.N. baron van Harinxma thoe Slooten, Commissaris der Koningin in Friesland en tevens voorzitter van het reeds genoemde Genootschap.
In zijn openingswoord noemde hij de geschiedenis van den Frieschen stam een groot treurspel. Het Groot-Friesland der middeleeuwen is uiteengevallen tengevolge van den invloed van natuurmachten, vreemde heerschers en ontbindende krachten in het Friesche volk zelf.
Wij eindigen met den wensch dat de Friezen met het sterke gevoel voor vrijheid, dat hen immer heeft bezield, trouw zullen zijn aan zich zelven en front zullen maken tegen de dreigende ontfriesching, om aldus te komen tot een gezonde volkscultuur nevens den aard van onzen alouden Frieschen stam.
Prof. Theodor Siebs, van Breslau, hield een rede over: ‘Die Friesen und ihre Sprache’, waarin hij aantoonde op welke gebieden de taal nog gesproken wordt. Hij verheugde zich ook tot den Frieschen stam te behooren.
De heer J.J. Wof sprak over: ‘De Hollandsche tendentie in de ontwikkeling van het Westerlauwersche Friesch. De groote gemeenzaamheid van de Friezen met de Hollandsche taal, heeft deze laatste over het Friesch doen zegevieren.
Nog leeft het Friesch, maar het sleept zijn bestaan voort.
Op den eersten dag sprak ook nog Dr Reimers, van Leer, over: ‘Das Pabittum und die freien Friesen’, waarvan enkele zinsneden aan de katholieken mishaagden.
Den tweeden dag van het Congres werd geopend met het voorlezen van telegrammen van gelukwenschen, ontvangen van Mr. Troelstra, en Scheveningen; Dr Roelofs, Simon Jacobs, te Wijk-op-Föhr, en vele anderen, waaronder ook van schrijver dezes als stichter van het Roomsch Frysk Boun.
Daarna hield Dr I. Smidt-Petersen, van Bredstedt, een lezing over Ethnographische Leihwörter, waarin hij liet uitkomen dat de taal het meest karakteristieke van een volk is.
Prof. Dr Bohrling, uit Hamburg, begroette daarop het Congres uit naam van den ‘Verein für Niederdeutsche Sprachforschung’.
Hierna voerde het woord, Prof. W.E. Collinson, van Liverpool, over: ‘The contact between the Frisian and English vocabularies’, waarin hij liet uitkomen dat algemeen een Anglo-Friesche eenheid in het Germaansch wordt aangenomen.
Het Anglo-Friesch vormt een brug tusschen de Noord- en Zuid-Germaanselhe talen.
Hij besloot met een aanhaling uit een werk van Henri Havart: ‘De doode steden aan de Zuiderzee’, een werk, dat eens in Friesland populair was, sombere profetie van Friesland's naderenden dood. Deze profetie, meer dan 50 jaar geleden geschreven, is totaal gelogenstraft door dit Groot Friesch Congres van 1927.
Als laatste spreker trad op D. Kalma, leider van de Jong-Friesche beweging die sprak over: ‘Besieljende krêften op de West-Frijske Letterkinde’. Deze bezielende krachten spruiten voort uit de liefde voor Friesland, uit de religie en den socialen strijd. Hij hoopte dat alle Friezen hun literatuur zullen steunen.
Aan het slot werd het Congres nog begroet door Dr Muus, van de Nordfriesische Verein für Heimatkunde und Heimatliebe.