Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17](1927)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Wij, uit de Opmarsj Als we allen 't zwaard der morgenzon ter schede hebben en in 't gelid staan voor de lange tocht, ziet dan nog eens naar 't danse' in 't licht der spinnewebben: simpel mierakel, simpler spingewrocht. Ziet even nog naar 't bremstig paard dat slaat rafalen kracht uit zijn schonken, want 't weet niet waar 't zijn krachten bergen zou of waar het zijn koralen dolblijheid bergt, die 't uit zijn hoef beiaardt. Schouwt dan nog eens ter beurse boom vol beurse lusten: 't regent genade van zijn branken neer! Veel vrome monden die zijn lusten kusten, kusten 't hoogste: Aarde en Zon en vroegen toen niet meer. Het hemelengewin is broos als spinrag broos is, maar onze kracht ten oog en spier uitspat; geen stap, geen hart dat van het hoogste wonder loos is of niet van alle beurse heemlen zat. Het einde van de tocht wordt schoon begin: de ontvangenis van 't puurste uit onze reinste dromen, gemeenschapsliefde om God! We rukken in en tieren naar de horizonnen dat we komen! Z. ANDRIES. Vorige Volgende