de menschen te kijk te staan.. Maar na een ‘dank je wel voor de moeite’, valt er een zwijgen tusschen ons; en hoe goed het ook soms is het zwijgen tusschen menschen die elkaar goed kennen, hij begin van kennismaking is 't erg pijnlijk.
Ik fezel dan ook maar zoo wat van: ‘Ik ben naar Vlaanderen gekomen om wat te teekenen, wat te schilderen en misschien, wie weet, er wat over te schrijven.’
‘Zóó! Zóó!’ zegt hij monotoon (later merkte ik dat hij altijd wat monotoon sprak.) En ik denk bij me zelf ‘maak dat je hier wegkomt!’ Maar dat is gauwer gedacht dan gedaan, ik kan toch maar niet zóó den winkel uitloopen. ‘Hoe draai ik hier een punt aan’, denk ik benauwd.
‘Ik ben toch ook op reis gegaan om even op te luchten, om even onder den druk der Hollandsche kunsttoestanden uit te zijn’; zeg ik maar op goed geluk.
‘Aha!’ zegt hij ‘U wil hier uw Amsterdam vergeten en ik zou naar Amsterdam willen om wat minder aan Vlaanderen te denken.’
Weer denk ik bij mezelf ‘maak 't kort.’
Maar hij helpt me al 'n handje ‘Als je soms een mooie coupon kunt gebruiken voor een pak; 't is haast voor niks’ zegt hij licht-spottend en hij laat me een hel oranje fluweel zien!
‘Ik durf nooit iets uitzoeken of koopen als m'n vrouw d'r niet bij is’ plaats ik terug.
't Antwoord schijnt hem te bevallen, hij lacht nu hartelijk en terwijl hij me tot afscheid de hand schudt, zegt hij ‘Kom je teekeningen eens laten zien, die je hier maakt.’
Ik beloof het hem en beloof het graag, want ik weet wel dat een Vlaming geen moordkuil maakt van z'n hart, zelfs al is hij ('t was bij hem aan alles te merken) door veel menschen gedésillusioneerd.
's Anderdaag's 't was Zondag, loop ik den Scheldekant uit, ik liep vaak den Scheldekant uit, want het water trok me, het water en de kaden en de booten en de hyschkranen en heel dat gedonderjaag voor oogen en voor ooren. En het water en dat alles daarop en daaromtrent trok ook van den Oever.
‘Zeg maar in Holland dat ik hier altijd sta of loop’ zei hij toen we bij het Steen op elkaar toeliepen.
Hij heeft me toen heel wat laten zien van Antwerpen en er heel wat van verteld. 't Duurde niet lang of er was al een openheid tusschen ons, die openhartig spreken mogelijk maakt. Hij hield innig veel van Antwerpen en ik bewonderde het ook, dat bracht ons al dadelijk tot elkaar.
Hij wees me bij voorkeur de Spaansche muren en de oude Spaansche gevels, hij wist er tal van bijzonderheden over te vertellen. Ik moest dan dit, dan dat opschrijven ‘dat ik vooral