af, aan het tijdschrift ten gronde had gelegd, De dissidenten verlieten Vlaamsche Arbeid. Van vrienden werden we tot tegenstanders. Wanneer men strijdt, gebeurt het, dat men door het vuur van de polemiek aangehitst - elkaar zwaarder slagen en stooten toedient, dan men 't misschien berekend, koel-redeneerend, streng-objectief oordeelend doen zou. Zoo ging het ook met ons. Wat mij betreft, heb ik hem gaarne zekere onbillijke beoordeelingen vergeven, hem door een onwrikbare en, geloof ik, doordachte overtuiging ingeboezemd, welke ik thans geleerd heb te eerbiedigen, ook al kan ik ze geenszins deelen. Zoo hoop ik eveneens dat hij, van zijn kant, mij niet ten kwade heeft geduid zekere der uitlatingen, welke ik, in dien tijd, tegen hem heb gekeerd, met het scherp van het mes.
Eens toch heb ik hem diep gegriefd: toen ik - na den bekenden Hollandschen katholieken dichter en essayist, Dr. Gerard Brom - het waagde de echtheid van zijn katholieke kunst in twijfel te trekken. Ik herinner me nog het verontwaardigd ‘Vade retro, Satanas’, dat hij me van zijn grimmige, nijdig-opeengeperste lippen heeft toegeslingerd. Hierover toch, ofschoon te laat komend, een misschien overbodigen uitleg, maar die me toch van het harte moet. Ik ben vooral in opstand gekomen tegen het te systematische, het te agressieve van een ijver en een vurigheid van neophiet, welke ik niet als godsdienstige eerlijkheid in twijfel trok, bij den mensch, bij den katholiek dus, doch bij den dichter, en waarvan ik de literaire uiting in van den Oever's toenmalige poëzie te weinig overtuigend vond, iets of wat gewild, gewrongen. Langen tijd - toen hij nog tot de Alvoorder-groep behoorde - was Van den Oever heel andere wijsgeerige en maatschappelijke meeningen toegedaan geweest: het dacht me, dat hij nog niet genoegzaam doordrongen was van zijn pas-verworven katholieke levensbeschouwing, zoodat de aanwending ervan in zijn kunst me nog te uiterlijk leek, hem eer door zijn inzicht opgedrongen dan reeds door heel zijn gevoel verwerkt. Door heel zijn later leven, ook grootendeels door zijn later werk heeft Van den Oever ten overvloede de echtheid, de standvastigheid, de kracht van zijn katholieke belijdenis bewezen. Voor elke rechtzinnige levenshouding dienen wij die achting en dien eerbied over te hebben, welke wij geenen vriend, geenen vijand zelfs zullen ontzeggen, zoodra we van zijn ernst en zijn eerlijkheid zeker zijn....
Toen is de oorlog ontketend. Door een toeval heb ik, na een paar jaar, van den Oever in Nederland teruggevonden, waar hij een heel droeve ballingschap sleet, zeer vereenzaamd, smartvol aangedaan door de woelingen van dien ellendigen tijd, wanhopig, ziekelijk, zenuwachtig gejaagd, van den stillen