| |
Bibliographie
Ve Winterboek van de Wereldbibliotheek, 1926-1927. (Uitgave van de Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam.)
Een pracht van een uitgave is dit. Het formaat, de mooie heldere letter, de rijke illustratie, de belangrijke tekst, alles draagt ertoe bij om er voor den kooper een verheugend bezit van te maken. Buitengewoon geslaagd zijn vooral de acht reproducties in vier kleuren naar Vincent van Gogh en naar de oude meesters: Rembrandt, Adriaen Brouwer, Cornelis van Oostsamen en Jan van Scorel. Buitendien komen er nog 18 zwart en wit reproducties in voor naar werken van Vincent van Gogh die naast de zoo volledige en begrijpende studie door W.J. Steenhoff een overzichtelijk beeld geven van den tragischen arbeid van dezen grooten meester. Het verhalend proza dat geleverd werd door Top Naeff, Frans Verschoren, Marie Koenen, Ernest Claes, Cornelis Veth, Alie Smeding, C.M. Van Hill-Gaerthe, Jurriaan Zoetmulder maakt van dit boek een afwisselenden en steeds boeiende lectuur. Van R.J. de Stoppelaer is er een stukje wintersche natuurbeschrijving. L. Simons schreef bij de platen. De verzen zijn van Agatha Seger en Martien Beversluis.
J.M.
| |
R.H. Benson: ‘Gezift als Tarwe’. (Uitgave van Het Nederl. Boekhuis, Tilburg.)
De romans van Benson met hunne opvallende moraliseerende en apologetische strekking zijn eerst en vooral voor een engelsch publiek geschreven. De toestanden die er in voorkomen zijn zoo specifiek Engelsch dat zij den Nederlandschen lezer in deze vertaling vaak moeten bevreemden en in Roomsch Vlaanderen doen zij dat nog meer. Wij
| |
| |
kennen niet die tegenstelling van het mondaine oppervlakkige of onverschillige leven van een hoofdzakelijk protestantsch midden en het heroïsch doorgedreven roomsch levensinzicht zooals dat in dit boek geprobeerd wordt door den uit den dood weergekeerden tot dan toe tennisspelenden, paard-rijdenden, rookenden en jagenden gentleman. Jack Weston, in de nabijheid van een fransch nonnenklooster dat hij op zijn erfgoed heeft laten bouwen en ten overstaan van zijn elegante vrouw en zijn rijke kennissen en vrienden. De waarde van dezen roman en het doeltreffende van zijn opzet kan enkel juist bepaald worden van uit een eenzijdig Engelsch standpunt. De beteekenis voor ons ligt haast meer in de bijkomstigheden: het décor, de atmosfeer waarin het spel zich ontwikkelt en die zoo stemmingsvol geschilderd zijn.
J.M.
| |
Pr. Arents: ‘Pantoffel’. (Uitgave ‘Regenboog’, Antwerpen, 1926.)
Deze novelle is het banaal noteeren van de meest botte werkelijkheid uit het vieze, laag-bij-den-grondsche midden van een omnibus-receveur in het vooroorlogsche Antwerpen van paardentrams en koetsiers. Ik zou haast zeggen dat het stinkt van de onnoemelijke dingen in wier minutieuse beschrijving deze auteur zich schijnt te verlustigen. Wij zijn reeds minstens vijf-en-twintig over dat soort van realisme heen. Ik had den moed niet om ‘Het Geldstukje’ de andere novelle uit dit boek nog verder door te lezen.
J.M.
| |
Pr. Arents: ‘Het Geheimzinnig kastje’. (Uitgave S.V. Lectura, Antwerpen.)
Het voorgaand proza van Arents dateert van 1915 en 1917. In het ‘Geheimzinnig kastje’ is hij gelukkig dat ziellooze realisme te boven gekomen. Het is thans geworden intieme innerlijk-levende detailkunst. Luttel is het hier behandelde gegeven: het verlangen van een kind om een verboden kastje te openen, waardoor zijn zinnende verbeelding uren in spanning wordt gehouden. Het is die volgehouden spanning die ook de lezer aldoor voelt, doorheen het klein gebeuren om het verlangende droomende kind, die de waarde bepaalt van dit boekje. De gramschap van den vader die het vergrijp ontdekt werkt als een katastroof. Hier werd waarlijk uit het alledaagsche en het gewone, het innerlijke naar boven gehaald.
J.M.
| |
Ernest Claes: ‘Kiki’. (Uitgave N.V. Standaard-boekhandel, Brussel.)
Dit is na ‘De Witte’ wellicht het bestgeslaagde werk van Claes. Streuvels is hem vóor geweest met het behandelen van het onderwerp: de ontleding van een kinderziel. Maar ‘Prutske’ is lijk al wat Streuvels schrijft van meer beschouwenden aard. Na aandachtige en liefde- | |
| |
volle observatie van een kinderleven geeft hij de eigen bespiegelingen over het geval. Bij Claes zien wij het kind meer rechtstreeks leven onder onze oogen: het spreekt zijn eigen taal. Hoe leuk en teeder tevens is het dagelijksche doen van moeder en vader rond het kleine ventje. Hoe groeit het als een bloem naar het licht, naar die beide wezens die er gedurig mee bezig zijn. Hoe wordt traag en zeker de wereld van zijn omgeving ontdekt. Het intieme van het geval is zoo algemeen menschelijk dat elke kinderziel in dit boek weerspiegeld staat, dat elke vader en elke moeder er iets van hunne kleintjes zullen in weervinden. Dit boek is geroepen om zoo populair te worden als ‘De Witte’ en het zal verdiend wezen.
J.M.
| |
M.A.P.C. Poelhekke: ‘Woordkunst’. (Uitgave J.B. Wolters, U.M., Groningen, 1926.)
Met dit pedagogisch boek heeft Poelhekke het gewaagd kunst en school te verbinden, wanneer school en kunst tot heden als vijandelijke elementen golden. Gerard Brom, de herziener van dezen tienden druk heeft feiten en namen zooveel mogelijk van kant gelaten. Hij wilde een zoo weinig mogelijk schoolsch schoolboek. De bedoeling is niet te leeren dichten, maar wel de dichtkunst te helpen benaderen. Eerst wordt de vorm onderzocht - (Plastiek, het rythme, het vers, strofen, het sonnet, het proza) - daarna de inhoud - volksdichting en kultuurdichting, epiek, lyriek, dramatiek, didaktiek -. Enkele welgekozen illustraties komen in het boek voor.
J.M.
| |
Geo Norge: ‘Plusieurs malentendus suivis de la double vue’. Frontispice de Frans Masereel. Ed. du ‘Disque Vert’, Paris, 1926.
‘Mes idées se polarisent avec la décisive lenteur
de pièces d'échec, puis coulent
à pic dans cette laiteuse inplénitude
du dimanche.’ (blz. 10).
De opmerking van de gebeurtenis: Zondagleegte mag goed geobserveerd zijn. Te goed misschien, in elk geval te analyties nauwkeurig dan dat daaruit nog een gedicht kan worden. Een ervaring als die van deze leegte kan alleen gegeven worden door dat men de indruk ‘leegte’ benadert door toestanden van objekten die wel symptomen van deze leegte kunnen zijn, doch niet deze leegte zelve. M. a.w.: wanneer de dichter spreekt over ‘la laiteuse inplénitude du dimanche’, zo neemt hij ons meteen de mogelikheid weg deze onvolledigheid met hem mee te voelen, omdat alleen reeds de formulering zich dwars zet over de weg langs waar het gebeuren komen kon.
Zo is het met de ganse bundel. Met de elementen die hier gebruikt worden, waarbij het verstandelike, analytiese onderzoek, zij het ook in boutades, domineert, maakt men geen poëzie. De overgave ontbreekt volkomen.
| |
| |
Terloops weze hierbij nog opgemerk dat deze dichtkunst die, uit het verstandelike, haar gedichten met hulp van abstracte en grotedeels levenloze woorden van artificiële vorming uitdrukt, voornamelik in België bloeit. Het Frans is bij ons, zelfs bij sommige Walen, maar zelden bloed.
v. O.
| |
Uitgaven van N.V. Leeslust, Antwerpen: ‘Mijn broerke’, ‘Menschenoffer’, ‘Lowieke’, door Lod. Lavki.
Drie verhalen voor de jeugd.
Eerw. Heer Van Winkel, die zich schuil houdt onder 't pseudoniem ‘Lavki’, zal gretige lezers vinden bij 't kleine volkje. Maar hij zou toch minder haastig zijn boekskens moeten ineensteken. Taal en stijl zouden er bij winnen..., en 't verhaal ook. Want, wat W. ook bewere in 't ‘Vlaamsche Land’, nu heeft hij nog niet zoo heel veel van een Vlaamschen Pater Finn. Deze Jezuiet besteedt meer zorg aan de affabulatie, heeft een rijker verbeelding, schildert pittiger en geeft meer rake zetten van rijpe levenservaring, als b.v. op bl. 52 van zijn ‘Geluksvogel’: Buiten de boeken bestaan er slechts twee soorten van menschen: menschen die hun leven niet kunnen - en andere, die hun leven niet willen vertellen’. Het onwaarschijnlijke van Bob's avonturen in ‘Geluksvogel’ schaadt al niet meer dan datzelfde onwaarschijnlijke in Jules Verne of Feminore Cooper. Dat is gading voor jongensfantasieën. Humor en ernst omweven het avontuurlijk verhaal met wisselende schaduw en zon. Finn is DE jongensroman-schrijver. Eerw. Heer Van Winkel kan het worden voor onze Vlaamsche jongens. ‘Geluksvogel’ werd sierlijk vertaald door Jozef Simons en fraai uitgegeven door N.V. Leeslust.
K.E.
| |
Jozef Simons: ‘Kanonnier’. (Utigave Excelsior, Brugge.) Ter inleiding bij dit werk schreef ik:
De Russische dichter V. Majakowski dichtte over de wereld en den oorlog: ‘In teedere kleine verzenboekjes kan men niet uitsluiten den woedekreet...’.
Jozef Simons heeft het ook niet beproefd in proza. Maar in zijn verhalen heeft hij gestoken het schrijnend leed van een lijdend volk, de blijde dapperheid van simpele helden, den zuren smaak van verbitterde vlaamsche-piotten-minderwaardigheid en de jovialiteit van zijn innig-vroom gemoed. Soms trilt de dichterlijke droom door de narigheden heen van de oorlogswerkelijkheden... en dit kleine boekje wordt dan toch: een woedekreet om al het wee door de kleinen dezer aarde zoo diep geleden.
Het is geen oorlogsliteratuur ‘à l'eau de rose’. Die wordt geschreven door strijders-met-de-pen.
Het is letterkunde met slijk en bloed. Die wordt geschreven door piotten en kanonniers.
| |
| |
Het schoone woord moet afkeer wekken voor alle afgrijselijkheden, al flitsen stralen daardoor van heldenmoed.
Daarom zijn werken als dit van Jozef Simons welgekomen, duizendmaal. Want zij zijn een welsprekende aanklacht tegen oorlogsfurie en waanzin van strijdlustigheid.
K.E.
| |
Isabella Kaiser: ‘Rachel's Liefde’, vertaling van Oskar Van der Hallen. (Uitgave N.V. Leeslust, Antwerpen. Prijs: 10 fr.)
Het zeer weemoedig verhaal van een verstooten liefde. Rachel heeft ééns bemind en blijft haar liefde getrouw. Daarom weigert zij in 't huwelijk te treden met een anderen man en wordt kloosterzuster. - Die ééne liefde, voorwaar, is een heerlijkheid in onze dagen van ‘vlinderachtigheid’. Maar 't is alles te flauw-droef. Geen mannelijke, laat staan kristelijke, berusting. En dat kloosterzuster worden... gemakkelijk ‘procédé’, maar onbevredigend: omdat het slechts is een ‘pis-aller’ en niet een moedige overgave aan God.
K.E.
| |
Hugo Verriest: ‘Keurbladen’, 2e deel. (N.V. Standaard-Boekhandel, Brussel.)
De keus is best gelukt. 't Blijft nochtans waar dat een schrijver maar begrepen wordt wanneer men niet stukken en brokken uit zijn oeuvre leest, maar 't heele werk. Voor Hugo Verriest kan het minder kwaad, omdat hij wel eens tweemaal 't zelfde heeft gezegd.
De uitgave is verzorgd en komt te gepaster ure.
K.E.
| |
Guido Gezelle: ‘Vlaamsche Volksvertelsels’. (Uitgave De Standaard.)
Vijf Vlaamsche volksvertelsels van Guido Gezelle, verspreid in verschillende tijdschriften, werden nu door ‘De Standaard-Boekhandel’ in boekvorm bijeengebracht en uitgegeven. De al te kleurrijke omslag past allerminst bij den eenvoud dezer vertelsels, rechtstreeks uit den mond van het landvolk opgeteekend in die klare zuivere taal van Gezelle, die bij het lezen een onweerstaanbare bekoring uitoefent.
I.V.
| |
Paul Kiroul: ‘Fikke spring in 't veld’, ‘Prulleken’, ‘Prinses Zonnestraal en Tierlafijntje’, ‘Van 'n Kabouter die wilde 'n Mensch worden’, ‘Van zeven Reuzen en een Dwerg’. (Sprookjesbibliotheek nrs 2, 3, 4, 5 en 6. - Uitgave Excelsior, Brugge.)
Paul Kiroul verrijkt de kinderliteratuur met vijf vlot geschreven kabouter-geschiedenisjes. De tekst wordt met enkele teekeningen verlucht. Vriendelijke boekjes voor de kleinen.
I.V.
|
|