den mond schrijven’, maar dit wil niet zeggen: natuurgetrouw uit de mond optekenen zoals de realisten deden aan de hand van het wanstaltig ordewoord: natuurlikheid. Het toneel zal niet zijn: een duplo van het leven, wel een herschepping van dit leven. Om de ‘omgangstaal’ te verlaten behoeft men niet in de ‘literaire taal’ aan te landen. De alternatieve werd door v. Walden onjuist gesteld. Immers de ‘literaire taal’ is een maskerade van de omgangstaal, een notarisklerk die de doodgewoonste dingen afdreunt in opgebolde perifrazen-stijl, of de droomknaap uit Maeterlinck die de onnozelste gebeurtenis pseudomysties in mistige metaforen hult.
Het kunstwoord zal de pregnantste saamballing zijn van het zielsprocessus, het in zich kristalliseren. Omschrijving en simboliek ageren overdrachtelik van de reële zone naar de irreële. Het kunstwoord (niet letten op de stereotiepe aanklank van die nuchterklare bepaling) schuwt de vergelijking maar stenografieert de te veruiterliken waarden onmiddellik in een uitdruk waar de geestelike inhoud volmaakt door de konkrete vormgeving gedekt wordt. De metafoor is een schrikkelik mooie dame die jammer af en toe op haar eigen sleep trapt. Duik op bathing-girls, frisse ondinen uit het onbewuste. Gij wordt gewiegd op de diepste golf die uitslaat aan het oppervlak.
Van Walden moet niet huiveren als hij Breton's ‘Poisson soluble’ leest. Laat hij zich losmaken van de rationeele sensuur in hem om die bij uitstek subconsciente opwelling te genieten.
De kunstkritiek, ja, dat is de militaire veiligheid (in veiligheid) achter 't front. In de voorlinie komt zij nooit. Zij waakt gewapend en laat de anderen vechten. Dat gaat zolang tot een soldaat zijn geweerloop keert en de veiligheidsagent de popjes uitblaast. Deze denkt: het is een dwaalkogel en sterft gelaten op het veld van eer.
Van Walden zal zich, menen wij, niet bij deze veiligheid laten inlijven, maar mee de voorste loopgraaf bezetten.
Zijn essay is op veel plaatsen met subtiele halftinten doorweven die ons weer met de frivole Spieleroi rond het woord zouden verzoenen indien niet het imperium van de drang naar koude, harde klaarte ons een naakte formule deed verkiezen. Er is te veel flou artistique in dit bekoorlik betoog.
Wij raden van Walden in ernst de reclameplaten van een paar overzeese magazines op te slaan als degelijke stijloefening. Deze zijn tenminste ‘to the point’.
V.J.B.