te klimmen. Maar voor wat de expositie betreft, moeten we de weg anders om doen, aangezien de regressieve methode een te zeer uitvoerig en te wijd uiteenloopend exposé zou vergen. Gegroeid bijgevolg uit de langzame regressie van gevolg tot oorzaak, zullen we onze bemerkingen progressief, d.i. van oorzaak tot gevolg weergeven, uitgaande van wat we meenen de ondergrond der bergsoniaansche stellingen te wezen.
Uit het voorgaande kan de aandachtige lezer een belangrijke bemerking opmaken voor gelijk welke historische studie der wijsbegeerte. De determineerende oorzaak van een philosophische opinie ligt niet altijd besloten in haar onmiddeljke voorloopers. We moeten ons een ander denkbeeld vormen van de zaak. Elke groote geestesstrooming moet men beschouwen als een lange, daarom niet rechtlijnige evolutie, aan wier uiteinde a parte ante een der groote, eeuwige problemen van het menschelijk verstand ligt, welk probleem in de loop der ontwikkeling verduistert en plaats ruimt voor nevenbemerkingen, die in hun uitdrukking bepaald niet meer aan het grondvraagstuk doen denken en dus door de oppervlakkige geesten er niet meer mee in verband wordt gebracht. Vandaar is de evolutieve lijn menigmaal diep verborgen onder de verwilderde bijbedoelingen, en moeten we haar ten prijze niet van veel arbeid, maar van vrij lang nadenken weer naar boven halen, om wat meer begrijpeljkheid te brengen in het intellectueel verleden, wat toch altijd een der hoofdbekommernissen der beschaafde wereld zal blijven.
Onloochenbaar dat zulks grondiger en ernstiger nadenken vereischt dan dat welk het louter aaneenrijgen van philosofen verlangt. Elke supplementaire krachtaanwending moet gewettigd zijn door een bedoeling en daarom moeten we ons een gedacht vormen van het nut, dat onze methode kan aanbrengen aan de studie der wijsbegeerte.
Uit zuiver historisch oogpunt ligt het belang dezer methode voor de hand; de eigenlijke geschiedenis wordt maar alleen opgehelderd en begrijpelijk door haar.
Maar de philosofie in het algemeen moet ook een belangrijkheid vinden in het resultaat en zoo haar applicatie wettigen. Welk nut heeft dergelijke studie nu voor de wijsbegeerte in het algemeen? Een tweevoudig.
Ten eerste: het verstand erkent - en wanneer men dit niet erkennen wil, is men bewust van het onopenhartige van zijn bewering - dat de retrospectieve studie der gedachtenontwikkeling heel wat gemakkelijker is dan het klaar inzicht in de strooming waarin het verkeert, en dat om velerlei en gemakkelijk op te sporen redenen. Welnu daar we rondom ons nog immer, hoewel reeds verbleekend, de invloed ondervinden die het bergsonisme op de 20ste eeuw uitoefent, zoodanig dat het nog niet tot het verleden behoort, bevorderen we de kennis van de actueele gedachtenkring door het vastleggen der gronden waarop hij berust, en van de wijze hoe de gronden met al hun