schap; maar de wetenschap van het levende wezen kan op haar niet berusten. Daartoe hebben we een meer instinctief kennisvermogen van noode, dat gedragen door een sympathiseerend meevoelen met het levende wezen, niet discursief maar intuitief in de verborgen wezenheid van het levende binnendringt. Deze kennis is niet gebonden aan de verstandelijke, d.i, aan de logische wetten, maar ze is gebonden aan de vaak on-logische spontaneïteit van het wezen, waaraan het verwant is.
Allen zijn we op een zeker oogenblik van het leven wat bergsoniaan geweest; om onze jeugd in haar overmoedig en trots beweren en breken, in haar afschrik voor streng methodisch intellectueel onderzoek en intellektueele overheersching, geen excuus te geven aan haar levensmoedige gebreken, aan haar drang naar positieve daad en haar tucht- en regellooze maar gevoelsveroverende gedachten, daarom was de thesis te verlokkend, te sympathiek. En de schare jonge menschen, die zonder wijsgeerige scholing en zonder klaar besef der eerbiedwaardigheid van de streng logische gedachtenwereld die ze omver wilden, tot het bergsonisme toetraden, in zoo machtig geworden, dat wel degelijk een nieuw beschavingsmotief over Europa heerschte. Wijsheid, ouderdom en, gelukkig, de heroplevende scholing in de ‘quasi perennis philosophia’ brokkelen de rap gebouwde en onstevige waarbeidsburcht der zgn. daadphilosophiën af.
Met J. Maritain - die terloops gezegd het bergsonisme veel degelijker bekampte - heeft Benda een niet onaardige slag toegebracht aan het halfdenkende bergsoniseerend cenakel. De vuurdoop der jeugd hoorde tot ons verleden toen we het boek ontmoetten; het enthousiasme der waarheid, waarvoor elk idee een belofte of een zonde is, was voorbij, en de smaak voor de fijnheid en diepte, haast een esthetiek van het idee, bezette in de geest de geruimde plaats. Het nut, de practische aanwending eener wijsgeerige gedachte stootte reeds af en een zeker misprijzen voor de practische philosophie dreef ons naar de studie der zuivere speculatieve systemen.
Benda is een sentimenteel, gepassionneerd man, die het verstand verdedigt, die zijn passie verdiept door zijn verstand en zijn verstand overweldigend en actief maakt door zijn passie. Onder de zinsneden voelt men het donkere zieden van een ziel, die de waarheid wreekt, die zich tegen de decadentie van de geest verzet. Hij is oprecht doch niet naïef, en niet natuurlijk. Zijn oprechtheid ontziet niets; met een versteenende, kille vinnigheid rolt hij een vloed beschuldigingen met een gemakkelijkheid die tot nadenken stemt. Dikwijls klinkt de verontwaardiging artificieel, wordt ze twijfelachtig. Ongetwijfeld is het een eerbare geste, de wrekende stem der geestelijke gezondheid te verheffen te midden het mystische concert der menigte, die uitspatting der verstandelijke mediocriteit onzer dagen. Men versta goed. Bergson is geen mediocriteit. We hebben de meeste achting voor hem en buiten enkele neo-thomisten en neo-kantianen belichaamt hij wel best de eeuwenoude wijsgeerige methode en is hij de ontegensprekelijke mees-