dit alles bleef geheven in de ideëele sfeer’. Verder wordt de Amsterdamsche prijs voor poëzie besproken waarmee bekroond werden de bundel ‘Vormen’ door Mr. M. Nijhoff, het gedicht ‘De Stad I’ door A.P.A.A. Bernard en het gedicht ‘Mijn Vadertje’ van onzen medewerker Marnix Gijsen.
In DE NIEUWE GIDS schrijft Willem Kloos over onzen medewerker Felix Timmermans naar aanleiding van zijn nieuw boek, novellen en schetsen ‘Het keersken in de lanteern’: ‘Dat een bovenste beste, want gemoedelijk-bedaard en eenvoudig-doende jongen, uit een kleinere Belgische stad, zooals Felix Timmermans van oorsprong is, nu reeds geheel uit zichzelf, een steeds zich vermeerderende reeks van boeken heeft kunnen schrijven, die ongetwijfeld nog vele volgende eeuwen beroemd zullen blijven, dat lijkt mij, om de waarheid te zegge, veel merkwaardiger dan alle mogelijke, op een vervelenden toon banale bêtises opdreunende en zich dan nog wel als uit hoogere psychische streken aankondigende verschijningen bij elkaar’. Willem Kloos schijnt nog steeds niet te weten dat Lier een Vlaamsche stad is en Felix Timmermans een Vlaamsche auteur. Hij kon evengoed spreken van Reymont of Sienkiewicz als Oostenrijksche schrijvers omdat zij toevallig in den tijd hunner productie aan het staatsverband Oostenrijk toehoorden. Elize Knuttel-Fabius schrijft over denkbeelden van vrouwen, over liefde en huwelijk zooals zij die gevonden heeft bij vrouwelijke auteurs ‘Van Mary Wolsstonecraft tot Ellen Key’ en zich resumeerende trekt zij de slotsom ‘dat de diepste aspiraties van veel ontwikkelde vrouwen in verschillende geslachten in veel opzichten één zijn. Naast haar recht op vrije ontwikkeling harer gaven, op arbeid en economische onafhankelijkheid, op medezeggenschap in het bestuur van haar gezin en haar land, eischten zij het recht op de vrije beschikking over haar persoon in de liefde. Ook de klacht dat de man anders liefheeft dan de vrouw komt steeds terug. Aan den laatsten tijd is evenwel, zoover ik kon nagaan, de eisch voorbehouden, dat iedere gezonde jonge vrouw recht heeft op moederschap. Uit sociaal, godsdienstig of ethisch oogpunt is voor de meesten het huwelijk nog steeds de meest ideale vorm van samenleving,
maar aan velen gaat het huwelijk buiten haar schuld voorbij. Vrije en tijdelijke verbintenissen zijn uit ethisch oogpunt in veel gevallen ongewenscht en in hun consequentie vaak een ramp voor de kinderen. Ondertusschen verdort veel dat in liefde en moederschap rijk zou bloeien’.
De NOUVELLE REVUE FRANÇAISE heeft heel haar Mei-nummer gewijd aan de nagedachtenis van haar onlangs gestorven directeur, Jacques Rivière. Wie dezen schrijver nader wil leeren kennen zal hier zijn rijke persoonlijkheid langs alle belicht vinden. Het nummer bevat ook onuitgegeven werk van den overledene, ‘een merkwaardige studie over Marcel Proust’.