Vlaamsche Arbeid. Jaargang 15
(1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |
Kunst.De houtsnede.Ga naar voetnoot(1)DE houtsnijkunst gaat weer terug naar het boek waarin zij haar oorsprong vond. In de eerste blokdrukken uit de vijftiende eeuw maakte het versierende of verluchtende beeld een integraal deel uit van den tekst: letters en figuren werden in een zelfden houtblok uitgekorven. De diepten die de guts of holle beitel in het perelaren vlak groef, naast de opstaande lijnen van letters en teekening, gaven het welgewogen evenwicht van wit en zwart, op het ter pers gedrukte blad papier. Maar zooals de miniatuurkunst in de vroegere handschriften van uit de bescheiden versiering van ranken en initialen geleidelijk heel het perkamenten vel ging overwoekeren, zóo dat uit de verluchting het afzonderlijke schilderij geboren werd, zoo zou ook de houtsnede zich van den tekst afzonderen om zich zelfstandig te ontwikkelen tot in het boek apart gedrukte platen. De houtsnede werd de goedkoope miniatuurschildering zooals het gedrukte boek het goedkoope handschrift was geworden. Schoon werk is uit die vrijmaking der houtsnede ontstaan maar het droeg reeds de kiemen van zijn ondergang. De beroemde houtsneden van Schongauer, Albert Dürer, Holbein en Lucas Cranach werden door die kunstenaars als teekeningen ontworpen en door handwerkers uitgevoerd. Wat vroeger twee-dimensionaal werd weergegeven door de abstracte lijn in een zuiver-graphische teekening werd thans drie-dimensionaal uitgebeeld zooals het in de natuur door den kunstenaar was gezien. De houtdrukken werden aldus van langs om meer tot fac-simile's van teeken- of schilderwerken die het eenvoudig-schoone papiervlak verdiepten met perspektieven van landschappen of architekturen waarin de figuren met hunne lichaamsgrootte, met schaduwen en kleur, op schilderachtige wijze, zoo natuurgetrouw mogelijk werden voorgesteld. Tot de camaïeu-behandeling van Ugo da Carpi in Italië met drie over elkaar gedrukte platen (voor de lijn, de lichte en de zware schaduwen) den indruk wekte van een monochrome schildering die met de oorspronkelijke houtsnede niets meer dan hare verdoezelde techniek gemeens had. Naast de houtsnede ontstonden ook als onafhankelijke kunstuitingen de ets, de kopergravure en later de lithographie; deze beide laatsten vooral voor doel hebbend het verveelvoudigen van reeds bestaand teeken- of schilderwerk. Toch mag het gelukkig heeten dat de groote Duitsche en oud-Nederlandsche meesters uit de vijftiende en zestiende euew de houtsnede tot een eigen uitdrukkingsmiddel hebben aangewend. Nog dicht | |
[pagina 205]
| |
bij haar oorsprong, de houtdrukkunst, en toch de primitieve uitdrukkingswijze reeds ontgroeid, zonder door te veel wetenschap te zijn ontaard, beleefde zij toen hare hoogste bloeiperiode. Het is begrijpelijk ook dat die bloei zich voordeed juist in die vrije Duitsche steden als Neurenberg en in onze democratische Nederlanden, waar niet als in Italië, rijke mecenassen, vorsten en Pausen als beschermheeren der kunst optraden en de schilders dus op de massa aangewezen waren om van hun vak te leven. Kunstwerken van buitengewone waarde werden aldus in 't bereik gebracht van eenieder. De moderne houtsnede werd in eer hersteld onder den invloed van William Morris die het boekdrukken weer tot de hoogte van een kunstvak opvoerde en meteen de illustratie opnieuw een integraal deel van het boek deed worden. Te lang reeds had men gemeend dat de beelden in een tekst slechts fac-simile's moesten zijn van een teeken- of schilderwerk. Typographisch zou de boekversiering weer worden opgevat. Bescheiden en van een zelfde natuur als de letterdruk moest zij wezen. Geen gaten meer in het boek door bedriegelijke verwijdingen, door kinderachtige natuur-nabootsing van objecten die slechts vervelende afleidingen waren. Het papiervlak beheerscht weer de houtsnede en bepaalt hare grenzen en uitdrukkingsmogelijkheden. Zooals de schoonheid van een bladzijde druk wordt verwezenlijkt niet alleen door mooi geteekende letters maar ook door hunne volgens het blad wel overwogen grootte, klaarheid en vorm, door de spacieering der woorden en lijnen, door het wit van alinea's en kanten dat met het zwart van den druk een berekend evenwicht vormt en den indruk wekt van een sterke, geordende, klare en rustige constructie, zoo moet ook de houtsnede in het boek een mooi evenwicht vormen van zwart en wit om met het zwart en het wit der letterlichamen, der paragrafen en kanten in verhouding te blijven en een harmonieuse eenheid te vormen met den gedrukten tekst. De natuurvormen moeten worden omgezet, schaduw en kleur met louter graphische middelen weergegeven. De afzonderlike houtsnede, door de kunstenaars weer eens als eigen uitdrukkingsmiddel aangewend, werd ook sterk beïnvloed door het kubisme dat het landschap geometrisch en de vaste lichamen stereometrisch behandelde, zoo dat de natuurobjecten op eene bijna wetenschappelijke wijze in kunstvormen werden omgezet. Wij zien thans ook voor het eerst dat de houtsnijder niet meer het werk door een ander meester ontworpen uitvoert maar zelf de samenstelling concipieert om rechtstreeks in de houtplaat te worden uitgekorven. Het werk van den heer Victor Delhez gaat van een streng wetenschappelijke vlakbehandeling die bijna twee-dimensionaal mag genoemd worden in Apen en Schapen naar de vrijer opvatting der houtsnede als een specifiek uitdrukkingsmiddel der eigen persoonlijkheid waarbij de kunstenaar dan schilderkunstige middelen aanwendt als perspektief, licht, kleur, modeleering. In de eerste soort platen laat hij zich leiden door de bewerkte stof, | |
[pagina 206]
| |
het hout, en door het te bereiken resultaat: het met een abstracte graphiek versierd papiervlak. Zoo kan men zien dat de overwegende vertikale lijnen in Apen en de horizontale in Schapen door den draad van het hout werden aangegeven en dat het resultaat in beide stukken louter dekoratief mag genoemd worden: de syntetische gebondenheid der drie figuren in Apen kreeg den eenvoud van een blazoen en de achter elkaar geplaatste horizontale lijnen der schapenruggen lengen zich uit tot een fries die langs een muur naar willekeur kan worden voortgezet. Hetzelfde kan nagenoeg gezegd worden van Boomen, alhoewel hier reeds naar een zekere diepte werd gestreefd en naar een weergave van licht in de ruimte en modeleering der wolken. Maar die vertikale lijnen der boomen laten zich ook in onbeperkte lengte naar links en rechts herhalen. De in een schoon evenwicht gehouden samenstelling van Zeemonsters werkt ook zuiver dekoratief. De verhouding van wit tot zwart is hier niet egaal genoeg, maar het ingewikkelde en fantastische der vormen verschijnt toch op de donkerheid als een glinsterend filigraan van zilver. In Geiten wordt een licht-vraagstuk opgelost: de zon-beschenen dieren en eikentronk en de licht-diepte over den weidekant achter de zwarte boomen. Ofschoon wij hier reeds met ruimte-kunst te doen hebben, werd de constructieve geslotenheid van het beeld verkregen door de zwarte lijnen in de hemelhoogte en de dekoratieve plantversiering op het voorplan. Aan die geslotenheid wordt te kort gedaan door de afgesneden geit ter linker kant terwijl daarentegen ter rechter kant de schaduw van den boom weer goed het beeld begrenst. De Hond is technisch wel een knap stuk van vorm-weergave en belichting maar wellicht minder gelukkig om de uitzonderlijke en momenteele beweging die in een houtsnede niet rustig genoeg aandoet. De Papegaaien zijn een mooi voorbeeld van dekoratieve bladvulling en toch wordt hier reeds gestreefd naar een objectieve natuurwedergave met fijne belichting op het zachte gevederte. De Motor is een stevige constructie waarin het machinale op een monumentale wijze werd geïnterpreteerd. Dat gevoel en verbeelding niet uitgesloten worden door de beperking die het hout aan den kunstenaar oplegt blijkt uit Doode Moeder, Cosmogonie en Zelfportret. De koninklijke waardigheid des rustig neerliggende figuur wordt verheerlijkt door een mystiek licht dat als een bovenaardsche glans neerglijdt over het aangezicht en de sponde. In de Cosmogonie is het licht versplinterd in de etherische trilling der ruimte die niet op bedriegelijke wijze wordt voorgesteld, doch waaraan het gedacht wordt gewekt door de donkere kurven op het voorplan afteekenend of een lichtmist en door de cirkels daarboven waardoor de diagonaal loopt van den melkweg met de lichtpunten die de sterren verbeelden en de eenzaam dwalende meteoren. Het Zelfportret werd kubistisch verwezenlijkt maar de ontleding | |
[pagina 207]
| |
van den vorm diende hier slechts de uitdrukking van het innerlijk leven. De lichtval links op het voorhoofd verwekt den uitsprong van dat voorhoofd en meteen de verdieping der oogkas waar, in rijke donkerheid, somber het oog glanst. Door spoken bezocht schijnt wel Het Huis. Het naargeestige wit van den gevel krijgt in het omgevende zwart en wit der aanzwellende wolken iets vizioenairs dat beangstigd werkt op het gemoed. De stielvaardigheid komt nog best aan het licht in het jongste werk van den kunstenaar: De Uilen; de rijke verscheidenheid in de technische behandeling van die bonte opeenstapeling van vogels heeft telkens toch het donzige van het gevederte en het fijne van de minste pluimpjes in een zachte geleidelijk verspreide verlichting weergegeven. De heer Victor Delhez heeft mijns inziens zich te hoeden voor te groote stielvaardigheid die hem reeds toeliet in Zelfportret, Uilen en Geiten schilderachtige uitslagen te bekomen. Het wezen der houtsnede kan er wellicht door geschaad worden. Hoofdzaak in deze kunstuiting blijft plastische verwerking der objecten. Synthese, architectuur, orde moeten de samenstellende deelen der plaat tot een logische constructie maken binnen de ruimte van het houtvlak.
Antwerpen, 24 April 1925. Jozef Mills. |
|