Vlaamsche Arbeid. Jaargang 15(1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gedicht De vreemde kamer. Door het huis wandelt de avond in koorts. Hij heeft de luidruchtige hangklok stil gezet. Het vuur wil niet branden. De deur beweegt. Het is of iemand binnentreedt. In de krant heeft het beeld van den moordenaar gestaan. Het duister wurgt de aarde. Door de ruit gluurt een masker met solferoogen, onafwendbaar. Krijscht de nachtuil in den tuin. De boomen beven. De veldmuis gilt. De regen droppelt ruischt en bevrijdt joedelend de gebondene stilte. A.W. Grauls. Vorige Volgende