nige soedans van belangenverdediging’, of bij de ‘wijze hofnarren’, of bij ‘de prinsen Iwein, die buiten hun eigen geijkte vormen en gedachten niets heilig vinden’ - want in een bescheiden ‘woordje vooraf’, waarin deze auteur ons o.m. den onverdienden lof kond maakt dien hij, zijns inziens, voor zijn werk vanwege notaris Thuysbaert mede droeg, geeft hij al bij voorbaat allerlei vleiende benamingen aan al degenen die op zijn werk iets mochten aan te merken hebben.
Ziehier dan de kleingeestige critiek van eigenzinnigen soudan, wijzen hofnar of prins Iwein.
Amter gaf ons reeds een onooglijk ding ‘Jan, die niet in den hemel wou’. Het was slecht, maar het was zijn eigendom. Nu heeft hij het goed gevonden een eenig mooi gedicht, een zeldzaam ciersel onzer middeleeuwsche dichtkunst, te verwerken tot een slecht tooneelstuk. Dat maakt zijn geval erger.
Stel u voor, lezer, dat zoo een paar Amter's het gedaan krijgen om al het schoone dat wij bezitten in onze oude literatuur te verkreuken, te vervormen, te verwerken tot idiote, zoogezeid gemoderniseerde, tooneelwerken. Kan dat zonder protest gebeuren?
Zelfs als de verwerking goed was zouden wij deze vraag stellen: ‘Die Soudaen had een dochterkijn’ is een prachtig kostbaar gedicht. Waarom, in godsnaam, moet daar nu een toneelstuk van gemaakt?
Maar de verwerking is slecht.
1o) Het conflict, dat uit het gedicht te halen was, werd verwaarloosd. Het dochterkijn is vaag en onhandig geteekend. Het lijkt een tweede planrol.. Amter heeft niet eens begrepen dat alleen over den strijd in dat meisje een stuk te maken was. Hij heeft slechts op het tooneel gezet de omstandigheden rond het dramatisch gebeuren, die het liedje aanhaalt. Hij heeft daartoe een soort inleiding geschreven en een soort slot. Het stuk zelf ontbreekt.
2o) Hij is niet geestig. Hij is een zeer slechte leerling van Ghéon, want snapt diens bijzonderste gave niet. Wat die hofnar vertelt! En merk op: het is geestig bedoeld.
Voorbeeld:
Met een hoopje gemeenplaatsen uit de banaalste literatuur, broeder. Die nar, die hier nochtans het wijze woord moest zeggen, is de grootste zeeveraar waarmee ooit een tooneelschrijver zijn publiek gestraft heeft. En let er op, hij is als interessant bedoeld - en moet dienen om de eentonige saaie handeling toch eenigszins genietbaar te maken. Ai mij, publiek! Als dat het nieuw katholiek Vlaamsch tooneel is!!