Vlaamsche Arbeid. Jaargang 15
(1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFransche letterkunde.Rimbaud's sonnet van de kleuren der klinkers.RIMBAUD'S sonnet over de kleuren der klinkers is een teeken van tegenspraak in de kritiek der moderne poëzie. Het speelt voor het tijdperk der Symbolisten dezelfde rol als de onvergeetbare en onvermijdelijke scharlaken vest van Théophile Gautier in de geschiedenis der Fransche Romantiek: het is gegroeid tot een symbool van alle bekende en verholen buitensporigheden in het werk en in het leven der moderne dichters. Of, beter, het speelt verschillende rollen. Het was en het is een mop voor jonge journalisten die juist ‘de literatuur binnentreden’; het was een openbaring en een evangelie voor | |
[pagina 62]
| |
jonge dichters die juist hun eerste Symphonie in Zilver-grijs en Appelgroen neerpenden; voor verontwaardigde kritikussen is het een ander schrikwekkend voorbeeld van de Decadentie der ‘moderne’ kunst; voor den psycholoog is het een dokument over de associatie van kleur en klank, over het hooren der kleuren of het zien der klanken. Niettegenstaande het wel door eenieder van buiten gekend is, druk ik het hier opnieuw af: A noir, E blanc, I rouge, U vert, O bleu, voyelles,
Je dirai, quelque jour, vos naissances latentes,
A, noir corset velu des mouches éclatantes
Qui bombillent autour des puanteurs cruelles,
Golfe d'ombre; E, candeur des vapeurs et des tentes,
Lances des glaciers fiers, rois blancs, frissons d'ombelles;
I, pourpre, sang craché, rire des lèvres belles
Dans la colère ou les ivresses pénitentes;
U, cycles, vibrements divins des mers virides,
Paix des pâtis semés d'animaux, paix des rides
Que l'alchimie imprime aux grands fronts studieux;
O, suprême Clairon plein de strideurs étranges,
Silences traversés des Mondes et des Anges,
- O, l'Oméga, rayon violet de Ses Yeux!
Deze Variatie op de esthetische waarde van het alphabet heeft van tijd tot tijd een kritikus doen oprijzen in lyrische en trillende verontwaardiging. Rimbaud wordt beschuldigd van aan een zenuwziekte te lijden, van de grensperken der kunsten te overschrijden en muziek en woord en schilderkunst te mengelen, van heele generaties dichters te hebben betooverd en tot Decadentie te hebben gebracht! Het sonnet verdient echter evenmin deze overdreven eer, dan al deze aanvallen. Rimbaud schreef het niet als een nieuw evangelie, als een nieuwe esthetiek, maar eenvoudig als de notatie van een vluchtige en voorbijgaande impressie. E. Delahaye (Rimbaud, 1905, blz. 80, Noot I), een der vrienden van Rimbaud die hem best gekend hebben, getuigt: ‘Est-il nécessaire d'ajouter que Rimbaud n'a jamais eu la moindre prétention d'ériger cette sensation en système littéraire? Bien simplement il disait - lui qui fut le simple par excellence. - J'ai cru voir, parfois j'ai cru sentir de cette façon, et je le dis, je le raconte, parce que je trouve cela aussi intéressant qu'autre chose’. Rimbaud overdreef hier tot het paradoxale het wel erkende feit dat zekere klanken een vage en onzekere aanvoeling van kleur veroorzaken, ofwel dat zekere kleuren een vage sensatie van muziek kunnen verwekken. We spreken elken dag van ‘een schreeuwende kleur’, ‘een doffe toon’, enz., zonder dat we daarom naar een zenuwspecialist verwezen worden. | |
[pagina 63]
| |
Verlaine heeft verklaard dat het sonnet van Rimbaud ‘était un peu fumiste’. Gustave Kahn noemt het ‘een vermakelijke paradox, die nadruk legt op een der mogelijke overeenstemmingen der dingen’. En Rimbaud zelf, in plaats van het te proclameeren als een definitieve theorie, spot met zijn eigen gedicht korten tijd na het geschreven te hebben: ‘Geschiedenis van een mijner zottigheden... Ik vond de kleur der klinkers uit! A noir, E blanc, I rouge, O bleu, U vert... Ik beeldde mij in een poëtisch Woord te vinden dat, vroeger of later, aan elken zin zou spreken...’ (Une Saison en Enfer). En hij voegt er bij: ‘Alle rechten van vertaling wilde ik voorbehouden...’ Het sonnet der klinkers was voor Rimbaud niets meer dan een half-ernstig phantaseeren, waarin hij geloofde als dichter alléén en zoolang als de prikkeling der zinnen duurde. In elk geval, indien hij in zijn sonnet geloofde, duurde zijn geloof niet lang. Er is geen bewijs dat hij het tot grondslag van een nieuwe esthetiek wilde maken. Het bleef een persoonlijke notatie van de persoonlijke ondervinding van een oogenblik. Ten andere, het is voldoende het sonnet eens aandachtig te lezen of te herlezen om te zien dat de theorie van de kleuren der klinkers zelfs daar niet toegepast is. Hij suggereert de kleuren niet door klanken maar door de opeenhooping van gekleurde voorwerpen, zonder zich te bekommeren met den klank van het woord. Neem, bij voorbeeld, den klank E: E, candeur des vapeurs et des tentes
Lance des glaciers fiers, rois blancs, frissons d'ombelles;
De klinker E komt hier maar een enkele maal voor, in het woord glaciersGa naar voetnoot(1). De suggestie van blanke kleuren werd niet verkregen door de orchestratie van den klinker E, maar op een heel traditioneele wijze, door een serie van witte en schitterende voorwerpen achter elkaar voor de verbeelding gebracht: misten en tenten, de lansen der fiere ijsbergen, witte koningen, trillende bloemschermen. Hij volgde hier geen andere methode dan die van Sainte-Beuve in zijn Rayons Jaunes. Het heele gedicht is op dezelfde manier geconstrueerd. De verzen over den klinker U bevatten maar een enkele U klank, terwijl, integendeel, den klank I er meer dan twaalf maal in voorkomt: U, cycles, vibrements divins de mers virides,
Paix des pâtis semés d'animaux, paix des rides
Que l'alchimie imprime aux grands fronts studieux.....
Sommige der ‘volgelingen’ van Rimbaud hebben later getracht van een systematisch verband te vinden tusschen den klank der klinkers en een zekere kleur, b.v. René Ghil in zijn Traité du Verbe, maar dat beteekent geenszins dat Rimbaud zulke ‘princiepen’ in eere | |
[pagina 64]
| |
hield; dat beteekent niets meer en niets anders dan dat René Ghil op een dwaalspoor was, en met hem een aantal dichters in alle landen die, meer of min oprecht, kleur-visioenen in woorden vonden. Wat is de oorsprong van het beruchte sonnet van Rimbaud? De associatie tusschen klank en kleur, waarop het rust, is een wel bekend en veel bestudeerd onderwerp: Het gaat onder den naam van Synesthesia. Rimbaud was misschien gezegend met deze gift (of gebrek, als ge wilt), maar het is ook mogelijk dat het hem ingegeven werd door zijn lezingen. Het verband tusschen kleur en klank werd al beschreven in de Musurgia Universalis, sive ars magna consoni et dissoni, van 1650, door den Duitschen Jesuiet, Athanasius Kircher (1602-80). ‘Indien men, luisterend naar een fijn concert, de lucht zien kon, omroerd door al de trillingen der stemmen en der instrumenten, dan zou men verbaasd zijn ze gevuld te vinden met de scherpste en de meest harmonieuse kleuren’, zegde hij. Newton in zijn Optics studeerde het phenomeen en met de groote faam die hij verwierf werden ook deze denkbeelden gemeengoed der 18de eeuw. Voltaire, die heelemaal niet mystisch, symbolistisch of decadent of sentimenteel aangelegd was, neemt de gedachte over in zijn Eléments de la Philosophie de Newton en heeft er niets dan lof voor over. Pater Castel, een zeer origineele geest, bracht in de Mercure de France van 1725 zijn uitvinding der kleur-piano ter kennis van het publiek. Dit Clavecin des Couleurs of Clavecin Oculaire was zoo gebouwd dat wanneer men een zekere noot aanraakte, een zekere kleur op een witten wand geworpen werd, door een licht dat door gekleurde glazen scheen. Bij het spelen van een menuet bijvoorbeeld, zag men op den muur een mengeling van snel-wisselende kleuren, die in tonaliteit met de noten van het menuet overeenstemden. ‘Groen, zegde Pater Castel, stemt overeen met RE en zal zonder twijfel doen voelen dat deze noot RE natuurlijk is en herderlijk, landelijk, vroolijk. Rood, dat met SOL overeenstemt zal hun het gedacht geven van een krijgszuchtige noot, bloedig, vreeselijk en angstig. Blauw, dat met DO overeenkomt, zal den indruk geven van een edele noot, hemelsch, majestueus en goddelijk, enz. (Esprit, Saillies et Singularités du P. Castel, 1763). ‘Dooven zullen op deze wijze de muziek der oogen kunnen hooren, en zij die oogen en ooren hebben zullen beide soorten muziek des te beter genieten’. En, niet tevreden met deze uitvinding zette hij zich aanstonds te werk om een Clavecin des Odeurs op te bouwen: telkenmale dat men een noot speelde werd automatisch een doos met reukwerk geopend, zoo dat een vlaag van geuren zich mengde met het weven der toonen, terwijl kleuren op de muren speelden die tezamen den indruk der muziek versterken zouden. Hij dacht eraan, in werkelijkheid ‘een concert van wierookgeuren’ te geven. Een ander zijner uitvindingen bestond in het zoogenaamde muziekale wandpapier, waarop de festoenen, de teekeningen, de patronen en de kleuren, denzelfden indruk moesten geven als muziek en dans. Parenthese, niet zonder belang: Rimbaud en de Symbolisten heb- | |
[pagina 65]
| |
ben dus in 't geheel niets uitgevonden op het gebied van synesthesia, van het verband tusschen kleur en klank. Zij zijn niet Decadent omdat zij van deze vage en onzekere impressies hebben gesproken, want lang voor hen waren en de theorie en de praktijk dezer overeenstemmingen veel verder doorgevoerd dan zij er ooit aan gedacht hebben van ze uit te werken. De filozoof Locke, die wel niemand van decadentie zal beschuldigen, gewaagt van een blinde die het geschetter van een trompet als scherp-rood aanvoelde. Newton en Voltaire hadden een systeem van kleur en klank verhoudingen dat van Pater Castel's systeem afweek: MI was purper; FA was blauw; SOL was groen; LA was geel; SI was oranje; DO was rood; RE was violet. Na hen liggen de voorbeelden van synesthesia in literatuur maar voor te grijpen: we vinden karakteristieke passages in de werken van Darwin, de vader (Loves of the Plants), in Tieck, in Hoffmann, in Poe, in Goethe, in de Musset, de Nerval, en veel andere. Baudelaire's sonnet, Concordances is wel bekend; Sainte Beuve schreef zijn Rayons Jaunes, enz. Wat opmerkenswaardig is in al deze voorbeelden, te talrijk om hier aangehaald te worden, is dat het verband tusschen kleur en klank uitsluitend subjectief en individueel is, dat bijna geen enkel der schrijvers die erover spraken t' akkoord gaat welken klank overeenstemt met een zekere kleur. Integendeel, elke impressie is verschillend en uiteenloopend. En het is juist omdat deze overeenstemmingen zoo vaag en zoo individueel zijn dat zij poëtisch van weinig waarde blijven en niet als basis eener esthetiek van het woord kunnen dienen. Synesthesia is echter geen ziekte-verschijnsel, het duidt geen verlies van intellectueel evenwicht aan, het heeft niets te doen met de notie van Decadentie in literatuur of leven. Ik verhaast me van eenige bewijzen te leveren: Dr. Henry Lee Smith in zijn studie over Synesthesia (Johns Hopkins Hospital Bulletin, Vol. XVI, No 172, Juli 1905) geeft een kort overzicht van de kwestie van uit een medicaal oogpunt: ‘Color hearing or sound seeing, as it is sometimes called, is among the rarer types of associated sensations. It is the constant and involuntary visualization of color associated with some definite sound. Goethe and Hoffmann were among the early observers who referred to the existence in certain people of this peculiar faculty. Sachs in 1812 published an account of the phenomena as possessed by himself and his sister. (Sachs, Inaugural Dissertation. Erlangen, 1812). Nussbaumer first excited general interest in the subject by a description of his own case before one of the scientific Societies in Vienna. An eminent neurologist who was present, considered his sensations as pathological and predicted some oncoming mental disturbance. Nussbaumer, however, remained well. (Nussbaumer, Ueber Subjectiv. Farben-empfindungen, etc. Wien. Med. Woch., 1873). In 1881 Bleuler and Lehmann, the former of whom had the idiosyncracy, reported the result of their inquiries among 596 normal individuals. They found that 12.8 per cent of these were more or less synesthetic. Among other observers may be mentioned Galton and Fechner, and, in America, Baldwin and Miss Calkins. Flournoy's book Les Phéno- | |
[pagina 66]
| |
mènes de Synopsie, 1893, contains a most exhaustive study on the subject’. Het aanvoelen van het verband tusschen klank en kleur is dan normaal, maar tamelijk zeldzaam. Dezelfde conclusie werd bereikt door Dr. Fernand Suarez de Mendoza in zijn boek L'Audition colorée, Etude sur les fausses sensations secondaires physiologiques et particulièrement sur les pseudo-sensations de couleurs associées aux perceptions objectives des sons, Paris, 1890. Hij geeft lange lijsten van experimenten, en - merk wel - voornamelijk over de kleur der klinkers. In een aantal gevallen stemmen de kleuren overeen met de aanvoeling beschreven in Rimbaud's sonnet. In 1892 gaf Dr. Jules Millet zijn thesis voor de Universiteit van Montpellier uit, waarin hij opnieuw al de gevolgtrekkingen van zijn voorgangers bevestigde. In de Mercure de France (1904, blz. 551) heeft Ernest Gaubert een andere oplossing van het Raadsel van Rimbaud's sonnet voorgesteld. Er bestaat een A.B.C. boek van het midden van verleden eeuw waarin de letters in scherpe kleur gedrukt staan: A, zwart; E, geel; I, rood; U, groen; O, blauw. Het is mogelijk dat Rimbaud in zulk een spellingsboek zijn letters geleerd had en dat, wanneer hij het sonnet der klinkers schreef, een onbewuste herinnering hem deze kleuren deed terugzien. Er is natuurlijk geen bewijs dat Rimbaud werkelijk ooit dit spellingsboek in handen had, maar de overeenstemming der kleuren der gedrukte klinkers met deze in zijn sonnet is merkwaardig. De bijzonderste moeilijkheid echter met de uitlegging van Ernest Gaubert is dat zij niet wetenschappelijk is. Tien jaar vroeger, in 1894, had Dr. Calman aangetoond dat de gekleurde alphabetten, gebruikt om kinderen te leeren lezen, geen verband hebben met het phenomeen van kleur en klank associatie. Hij wijst op het feit dat in eenzelfde familie verscheiden personen synesthetisch waren, ofschoon zij allen verschillende kleuren aan de letters toeschreven. Nu, zij hadden allen hun letters geleerd met de hulp van hetzelfde gekleurde alphabet. (Color-hearing, Lancet, 1894 en 1898). Wat buiten twijfel staat is dat Rimbaud de suggestie van een spellingsboek niet noodig had om zijn sonnet te schrijven. Het phenomeen is natuurlijk en, bovendien, het is mogelijk dat hij een der talrijke artiekelen en boeken over dit onderwerp gelezen had. Voor 1870 verschenen er een aantal studies over personen die met deze percepties begiftigd waren. De theorie van het verband van klank en kleur was gemeengoed in de 18de eeuw en we vinden ze weder in het werk der Romantische dichters in verscheiden landen. Er is niets specifiek modern of decadent in de theorie. Het aanvoelen van kleur en klank relaties is de gift van een minderheid en niets meer tragisch kan erover gezegd worden dan: ‘Laat hen vreugde scheppen die gelukkig geboren werden’.
New-York University. Gust. L. Van Roosbroeck. |
|