Vlaamsche Arbeid. Jaargang 15(1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Er Jaagt een Mens. HEER - Heer - Heer - De aarde is vol wandelaars die niet weten vanwaar ze zijn gekomen en niet weten waarheen ze gaan. Eén van hen - hij was bij uitzondering wijs - zei me dat de aarde niets meer was dan een drupje slijk wentelend in de ruimte. Toen de zon ten onder was met haar licht dat ons belet het heelal te bekijken en het klare nacht werd - de wolken dreven over een ander stuk van de aarde - ontdekte ik dat de wijze wandelaar gelijk had. Dat was vreemd want alles wat ik daarvóór gezien had en gevoeld had en geleerd had en gedacht had verdween. En 'k werd een afgrond: steile, steile, hoge wanden met wat stofjes om die leegte mee te vullen. Heer - het is gevaarlik wijze mensen op z'n weg te ontmoeten. Nu dwaal ik Heer in de diepte van de wijde diepten die Gij geschapen hebt, alleen en bang en zoek het einde der oneindigheid waarachter Gij verscholen zit - Gij de Ongekende - Heer - ik ben maar een aardling die op ingeboren bevel de aarde verlaten heeft. Zult Ge hem uw hand reiken of uw stem laten gaan door het heelal Heer - Er jaagt een mens dolend door de ruimte. Wil hem helpen. Amaat Burssens. Vorige Volgende