Vlaamsche Arbeid. Jaargang 15
(1925)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
De Polen en de WereldoorlogIN Augustus 1914 stonden weldra achthonderdduizend Polen in de Russische gelederen, driehonderdduizend in het Duitsche en evenveel in het Oostenrijksche leger. De volkenmoord werd in de Weichsellanden een broedermoord. Noch aan den Russischen noch aan den Duitschen kant streden de Polen voor hun eigen zaak. Rusland en Pruisen waren hun erfvijanden; zij hadden geen middel onbeproefd gelaten om hun Poolsche onderdanen te denationaliseeren. Alleen in het Oostenrijksch kroonland Galicië waren de onmisbare voorwaarden aanwezig voor de handhaving van het Poolsch volkswezen. Tusschen de oorlogvoerenden kiezen was voor de Polen een neteliger dilemma dan voor de andere verdrukte volksstammen, aangezien een Oostenrijksche overwinning ondenkbaar was zonder een Duitsche zegepraal en de Duitsche regeering, die zelfs niet voornemens was de uitzonderingswetten tegen de Poolsche bevolking in te trekken, niet anders dan gedwongen de Oostmarken zou opgeven. De hereeniging van het Poolsch volksgebied onder Russisch gezag anderzijds zou het einde der Poolsche toekomstdroomen beduiden, want klaarblijkelijk zou Rusland zijn assimilisatiepolitiek voortzetten. In Russisch-Polen vond het manifest van Grootvorst Nikolaas geen weerklank behalve bij de flauwhartigen, die naar een uitvlucht voor hun lijdzaamheid zochten, bij degenen die uit afschuw voor de Pruisische Oostmarkenpolitiek in de armen van Rusland waren gedreven, bij de knechten van het Russisch bewind, die uit eigenbelang het idealisme van hun volk hadden verzaakt, bij hen die hunne Poolsche volksziel uit gemakzucht met de Russische hadden geruild. De anderen, sociaaldemokraten en leden der geheime onafhankelijkheidspartij luisterden niet naar de lokstem, welke Rusland in zijn nood deed hooren. Zij wisten grootvorstelijke en tsaristische toezeggingen naar waarde te schatten. Een grootere zelfstandigheid dan de voorgespiegelde had Congres-Polen vóór 1830 gekend. Plechtigere verbintenissen dan het manifest van 14 Augustus had Nikolaas II, de verkrachter van Finland's grondwet, met de voeten getreden. Alleen in de kranten, die de Russische oogmerken dienden en in de officieele toespraken der woordvoerders der Entente was de belofte van zelfbestuur als gemeend opgevat. Maurice MaeterlinckGa naar voetnoot(1) erkende in 1916, dat zelfs de bevestiging van het mani- | |
[pagina 42]
| |
fest door de regeering en de doema het voor de Russische natie niet verplichtend maakte. Trouwens het verzet van het ministerie tegen de opheffing der anti-Poolsche wetten herleidde de toegezegde zelfstandigheid tot minder dan een stukje papier (Maart 1916). Naar de meening van Dr. N. Rubanin, een vooraanstaanden Russischen publicist, zouden de Polen ongelijk hebben gehad zich op de belofte der toenmalige regeering te verlaten. Een vrijzinnig Rusland, dat de onafhankelijkheid van Polen zou aanvaarden, was in 1914 en later iets onbestaanbaars voor de in het revolutiejaar 1905 zoozeer teleurgestelde Polen. Toen de tsaar op 28 Juli de mobilisatie gelastte, begaven zich niet alle Poolsche dienstplichtigen goedschiks naar hun regiment. Zeer weinigen vluchtten echter over de goedbewaakte grens naar Galicië, dat sedert vijftig jaar door hunne gelukkigere stamgenooten bestuurd was en waar Jozef Pilsudski, de grondlegger der Poolsche republiek, sedert jaren den tijd afwachtte, dat hij gewapenderhand zijn landgenooten zou helpen bevrijden. Zooals Kosciusko en Mickiewicz is Pilsudski in Midden-Litauen geboren, - te Zulow in 1866. Wegens zijn deelneming aan studentenrelletjes werd hij van de Kharkovsche universiteit weggejaagd. Hij keerde dan naar Wilno terug en sloot zich bij de Poolsche revolutionaire jeugdorganisatie aan. In 1887 verzette hij zich tegen de deelneming van zijn groep aan een beraamden aanslag op het leven van Alexander III; hij was te schrander om niet te beseffen, dat al was de strijd tegen de Russische verdrukking een zedelijke plicht voor de Polen, een verandering van den Russischen staatsvorm voor hen van weinig belang zou wezen. Hij werd niettemin tot vijf jaar verbanning naar Oost-Siberië veroordeeld, toen de samenzweerders werden vervolgd. Pilsukski kwam in 1892 terug en was een der stichters der Poolsche socialistische partij, welke o.m. de onafhankelijkheid van het land nastreefde. Van 1894 tot 1900 was hij opsteller en drukker van het geheim blad der partij Robotnik (de Arbeider), waarmee hij zelf rondleurde. In 1900 werd de drukkerij ontdekt en Pilsudski in het berucht paviljoen X van het Warschausche kasteel opgesloten en vervolgens naar Petersburg vervoerd, waar hij uit het ziekenhuis vluchtte zooals voorheen Peter Kropotkin. Tijdens den oorlog in Mandsjoerije trachtte hij van uit Japan muiterijen in het Russisch leger aan te stoken. De Russische omwenteling van 1905 riep hem naar Polen, waar hij vrijwilligers vereenigde, die in kleine groepen de Russen aanvielen en bij gelegenheid de goevernementsgelden in beslag namen. Na de beteugeling van den opstand, begaf Pilsudski zich naar Krakau, waar hij de schuttersvereeniging (Zwiazek strzelecki) oprichtte, om soldaten te vormen voor den strijd tegen Rusland. In 1910 werd zij door de Oostenrijksche regeering goedgekeurd en wettelijk verklaard. Onder Pilsudski's leiding werd de jeugd voor den oorlog voorbereid en werden scholen voor officieren en | |
[pagina 43]
| |
onder-officieren ingericht. In 1912-13 stond hij met zijn mannen klaar om over de grens te trekken. Na den Balkanoorlog verzwakte de organisatie onder de aanvallen der tegenstanders van den oorlog tegen het Tsarenrijk. Volgens Pilsudski was de strijd tegen Rusland het eerste bedrijf van het drama waarvan het laatste tooneel de uitroeping der onafhankelijkheid zou wezen! Eerst moesten de Russen uit Warschau verdreven worden. De afrekening met Pruisen zou later komen.
Op 6 Augustus 1914 overschreed de latere voorzitter der Poolsche republiek met zijn schutters de grens. De Zwiazek Strzelecki, door hem als de kern van het toekomstig Poolsch leger beschouwd, werd door de legeroverheid gedwongen in de legioenen op te gaan. Op 16 Augustus werd hij tot hun bevelhebber aangesteld en op denzelfden dag legde hij den grondslag voor de oprichting eener geheime militaire organisatie, Polska Organizacya Wojskowa (P.O.W.) in Congres-Polen, die niet verzuimde het Russische leger in den rug te schieten en allerlei inlichtingen aan den vijand verstrekte.
Het activisme, dat gebruik maakt van de aanwezigheid van den vreemden bezetter om voor het volk de nationale rechten te verkrijgen, welke het door de eigen staatsregeering worden onthouden, heeft zich vooreerst in Congres-Polen veropenbaard. Het heeft daar een staatsvijandelijken, militairen vorm aangenomen, dat in Vlaanderen onbekend is gebleven. De hulp aan de vijandelijke legers, ofschoon niet het einddoel van Pilsudski en de zijnen, was aanvankelijk een noodwendigheid, die gevaarlijk voor de wezenlijke oogmerken kon worden en het feitelijk zou geworden zijn, indien de bevelhebber zich niet schrap had gezet tegen de pogingen van de Duitsche en Oostenrijksche overheid om na de Russische nederlagen in het Weichselgebied een groot Poolsch leger op de been te brengen, dat onder Duitsche leiding op het Westelijk front aan de krijgsverrichtingen zou deelnemen.
Zooals zeer vele Tsjechen voor de Habsburgers, hebben honderdduizenden Polen in de Russische gelederen voor den tsaar dapper gevochten. Inzonderheid in oorlogstijd is het zeer moeielijk zich aan de legertucht te onttrekken en slechts op zeer sterke, zuivere of geestdriftige karakters oefent de staatsmacht geen overwegenden invloed uit bijaldien wederspannigheid vroeg of laat kan gestraft worden. Bovendien is onder alle verdrukte volken de openbare meening verdeeld, vooral wanneer de kans op goed slagen van het verzet gering is. Men begrijpt gemakkelijk dat in Galicië, waar de Polen het heerenvolk waren, de meesten de overwinning der Donaumonarchie wenschten en voor de vereeniging van Congres-Polen met Galicië onder de Habsburgsche kroon iets voelden. Een hunner leiders, Graaf | |
[pagina 44]
| |
BilinskiGa naar voetnoot(2), O.H. minister van geldwezen, was niet zoo veel minder dan Graaf Berthold aansprakelijk voor de oorlogsverklaring aan Servië. Ofschoon men in Congres-Polen van de proclamatie van Grootvorst Nikolaas geen ingrijpende hervormingen verwachtteGa naar voetnoot(3), uitten de meeste doemaleden hun dankbaarheid, misschien om niet zooals de zes Russische sociaaldemokraten naar Siberië verbannen te worden. De twee afgevaardigden, die buiten het bereik der Russische politie waren, verklaarden zich daarentegen voor een zelfstandig Polen onder een Habsburgschen koning. De radikalen, m.a.w. de Poolsche onafhankelijkheidspartij en de Poolsche socialistische partij, bleven hun verleden getrouw en waren niet te vinden voor de geringste betuiging van aanhankelijkheid aan den tsaar. Bij hun binnenrukken in de guberniën Kielce, Radom en Piotrków vonden Pilsudski's legioenen de bevolking in haar sympathieën verdeeld. De bedenkingen en weifelingen, die belichaamd zijn in het besluit door 28 vooraanstaande Polen op 28 Augustus te Warschau genomen, waren in alle gewesten van Russisch-Polen en in het buitenland bekend gemaakt. De leden der nationaal demokratische partij, welke naar het woord van BelariusGa naar voetnoot(4) nationaal noch demokratisch was en waarvan de leider Roman Dmowski uit haat tegen Duitschland tot Rusland neigde, keurden Pilsudski's kloekzinnig optreden af. Het herstel der staatseenheid onder Russisch gezag woog bij realisten en nationaaldemokraten op tegen het herstel der onafhankelijkheid, voorloopig zonder Pruisisch-Polen. Onthullingen van Kerenski in den Manchester Guardian (Febr. 1920) bevestigen, dat de Poolsche club der Oostenrijksche rijksraadsleden blijk van een beter inzicht in de mogelijkheden gaf, toen zij op 16 Augustus 1914 alle Polen aanzette de wapenen tegen Rusland te richten. Volgens den gewezen Russischen minister hadden Engeland en Frankrijk Polen onvoorwaardelijk aan den tsaar overgeleverd. Op de vredesconferentie zou het Poolsch vraagstuk, als een binnenlandsche Russische aangelegenheid, niet besproken worden. Het Nationale Komiteit van Krakau, uit leden der Poolsche club en leiders der onafhankelijkheidspartij samengesteld, sprak de meening van alle Polen uit, wanneer het verklaarde, dat het Poolsch vraagstuk internationaal was. De eendracht onder de leden was echter van korten duur, dewijl een sterke groep te zeer in het Oostenrijksche vaar- | |
[pagina 45]
| |
water stuurde. Het centrum, de nationaaldemokraten en de Oost-Galicische behoudende partij traden uit het komiteit. Na de ontbinding van het Oostelijk Poolsch legioen, dat den eed van trouw aan keizer Frans-Jozef had geweigerd, aangezien de vrijheid van Polen er niet in was vermeld, leidde het komiteit een kommerlijk bestaan. In Pruisisch-Polen bleef tijdens den oorlog den toestand onveranderd. Alle vrije uitingen van den volkswil werden als te voren onderdrukt. De Polen hadden er alle rechten, behalve het recht om bewust Pool te zijn, wat den Gnesener aartsbisschop Likowski niet afhield een Russisch vijandigen zendbrief te schrijven, waarin hij de Polen aanwakkerde voor het Duitsche Rijk te vechten. A. GorskiGa naar voetnoot(5) zegt van de Duitsche regeering, dat zij blijk van goede smaak gaf door den Polen de vrijheid niet te beloven, welke zij besloten was te weigeren. Zij koesterde overigens geen illusies over de geheime wenschen van haar Poolschsprekende onderdanen. De in Amerika gevestigde Polen verklaarden zich aanstonds tegen Duitschland en voor de Entente, doordat hunne leiders hoofdzakelijk uit Pruisisch-Polen afkomstig waren en derhalve Duitschland voor hen de ergste vijand was. Poolsche sympathieën waren in Frankrijk immer theoretisch gebleven. De groote dichter Mickiewicz walgde van die Fransche burgers, welke voor de verdrukte volkeren niets anders over hadden dan holle woorden en die voor de gekroonde despoten den rug bogen. Om door de Russische regeering erkend te worden zond Louis-Philippe den tsaar afschriften van zijn briefwisseling met de Poolsche vluchtelingen en verried op ploertige wijze de geheimen der Poolsche omwentelingGa naar voetnoot(6). Namelijk sedert 1870 was Rusland voor scherpzinnige Franschen de begeerde bondgenoot in den revanche-oorlog, die niet lang zou uitblijven. La République française, het blad van Gambetta en van de radikale partij, schreef in 1871, dat de Polen niets van Frankrijk moesten verwachten, zoolang Rusland hun onafhankelijkheid niet herstelde. De drang naar zelfbestuur mocht bij de Polen niet aangewakkerd worden. Polen had zijn rol uitgespeeld, het moest zich in zijn lot schikken en den huidigen toestand aanvaardenGa naar voetnoot(7). Cynisch is Prof. Louis Leger's voorrede voor de vertaling van het boek van L. Niederle over het Slavisch ras: De Polen mochten niet aangemoedigd worden, aangezien de Russen talrijker zijn en derhalve machtiger en nuttiger in den strijd tegen DuitschlandGa naar voetnoot(8). Het was voor de Franschen, die zoo vreemd tegen de belan- | |
[pagina 46]
| |
gen van andere volken opzien, wanneer deze met de hunne niet strooken, haast onbegrijpelijk, dat de Polen hoogere verwachtingen koesterden, dan het door Grootvorst Nikolaas toegezegd zelfbestuur. Iets meer mocht Polen niet verlangen. Deschanel beschouwde de proclamatie van 14 Augustus als de charta van het bevrijd Polen. Coudurier de Chassaigne schreef in de Fortnightly Review, Aug. 1916, dat het onrechtvaardig zou wezen Polen iets minder dan home rule te verleenen en krankzinnig het iets meer te geven. Zóó was de algemeene meening in Frankrijk naar het getuigenis van G. Bondel in Polonia, dat bevestigd werd door Henri Morin, Louis Leger, P. Boyer, A. Chuquet (Russia, una salus), Maurice Muret (la Pologne aux Russes, malgré leurs erreurs passagères et leurs échecs non moins passagers) e.a. Slechts enkele zwakke stemmen, die van Seignobos, Compère-Morel, Yves Guyot, deden zich voor de onafhankelijkheid hooren. Nadat Rusland machteloos ineengezakt was en de bolsjevisten met Duitschland den vrede hadden gesloten kwam de zwenking, aangezien Frankrijk voortaan bij een sterk en zelfstandig Polen belang had. Evenmin als in Frankrijk wantrouwde de openbare meening in Engeland de Russische belofte. Noch van Lord Grey noch van Bonar Law vernamen de Polen opbeurende verklaringen. Iets verder waren in 1863 Lord Russel en Lord Palmerston gegaan, doch Engeland liet de Poolsche opstandelingen ten slotte in den steek. Volgens Lord Napier, Britsch gezant te Petersburg, bleef Groot-Brittannië toen werkeloos omdat een onafhankelijk Polen, als Roomsch-katholieke mogendheid, in geval van oorlog vermoedelijk Frankrijk zou bijspringen. Moet het hier worden herhaald, dat zelfzucht de eenige drijfveer der hooge politiek der groote mogendheden is? Het zijn de kleine, die niet zelfzuchtig mogen zijn. In een nijdig artikel in La Victoire van G. Hervé ging de beroemde romanschrijver H.G. Wells hevig te werk tegen de kleine natiën, die onafhankelijk willen blijven of worden en voornamelijk tegen de Polen, wien hij hun nationale zelfzucht verweet. ‘Trouwens, aldus Wells, beschouwt de Engelschman die nationaliteitsideeën als een groot lastpost en de groote bewegingen der nationaliteit als tamelijk idioot en onzinnig’ (October 1916). Dit brengt ons ver van de ideologie van den oorlog, waarin de onafhankelijkheid der kleine volken een hoofdrol speelde. Zoomin naar het inzicht der Engelschen als der Franschen mocht Polen weer onafhankelijk worden. Lord Salisbury had vroeger reeds gezegd: An absolutely independent Poland is a mere chimera. There is no power that can set it up. I. Ellis Barker in Peace und the Polish question is niet minder beslist: ‘Alleen de “excentrics” kunnen de volledige onafhankelijkheid van Polen wenschen. Het zou gevaarlijk en krankzinnig wezen het volkomen onafhankelijk te maken’. Italië, dat den tsaar niet naar de oogen moest zien, snoerde | |
[pagina 47]
| |
in zijn parlement noch elders den mond der voorstanders van Polen's herstel toe, wanneer zij o.a. op 8 December 1915 den wensch uitten, dat Polen hereenigd en bevrijd zou worden. De Italianen schreven niet zooals Coudurier de Chassaigne, dat Polen door de gebreken van het volkskarakter weer zou ondergaan en dat zijn ondergang dan voor Europa gevaarlijk zou zijn, integendeel zij roemden zijn verleden en moedigden zijn streven naar vrijheid aan, wat in het Westen bijna als een verraad aangerekend werd. Ontnuchterend voor wie in de Russische belofte geloofden was het geheim rondschrijven van den minister van binnenlandsche zaken Makhlakov na de groote overwinning in Galicië (December 1914). Het toegezegd zelfbestuur zou in het Weichselland niet worden ingevoerd, maar slechts in de veroverde gewesten. De russificatie moest voortgezet, al zij het dan op minder brutale wijze. Acht dagen na de inneming van Przemysl (30 Maart 1915), werd de Russische stedelijke status aan het ‘koninkrijk Polen’ - tot dusver het Weichselgebied geheeten - verleend, eenigszins geminimaliseerd om het Russisch element te bevoordeelen. In acht steden mocht het Poolsch in het bestuur niet toegelaten worden en het land van Chelm werd definitief van Congres-Polen afgerukt om volkomen te worden verrust. In het veroverd Galicisch gebied trof de landvoogd Graaf Bobrinski de kraste anti-Poolsche en anti-Oekrajiensche maatregelen en zijn medegebrachte popen oefenden een sterken druk op de Uniaten (Grieksch-katholieken) uit om ze tot de orthodoxie te doen overgaan. Goremykin, het hoofd van het ministerie, verklaarde na de nederlaag in Juni 1915, dat Polen geen zelfbestuur zou krijgen indien zijn eenheid niet kon hersteld worden. De vrijzinnigen (kadetten) kwamen niet tusschenbeide en lieten de Polen aan de tsaristische dwingelandij over. De standpunten der Russische en Poolsche leden der toenmaals ingestelde commissie voor Poolsche aangelegenheden stonden zoo ver van elkaar, dat zij spoedig uiteenging, na niets meer te zijn geweest dan uiterlijk vertoon om op het buitenland indruk te maken. Wien dan de schuld, dat vele klaarziende Polen, tijdelijk hun hoop op den intocht der centralen in Warschau hadden gesteld en luider los van Rusland dan los van Pruisen riepen? J. Daszynski, een vooraanstaande sociaaldemokraat, vertelde in Juli 1915 te Stockholm aan een medewerker van Socialdemokraten, dat het lot van de Polen in Pruisen vrij dragelijk zou wezen, wanneer de regeering van het verduitschen afzag en de uitzonderingswetten introk. In Pruisisch-Polen waren geen analphabeten en de welstand van de massa stond daar hooger dan in Russisch-Polen en in Galicië. Voorloopig afstand maken van Posen en Pommerellië om van Oostenrijk en Russisch-Polen een onafhankelijken staat te vormen, met het Duitsche Rijk en de Do- | |
[pagina 48]
| |
naumonarchie verbonden, was volgens Daszynski een goede oplossing om het Russisch gevaar voor Midden-Europa af te weren. W.R. Gizbert-StudnickiGa naar voetnoot(9) beschouwde de hereeniging der drie deelen van het land als iets onbereikbaars, maar deed, vooraleer Rusland verslagen was, het vaandel van het Poolsch imperialisme reeds over de guberniën Kovno, Vilna, Grodno, Minsk, Podolië, Volhynië en een deel van Koerland (toegang tot de Oostzee) wapperen. Deze gewesten met Congres-Polen en Galicië vereenigd zouden een derden staat in de Habsburgsche monarchie zijn. In een uitgave van het Poolsch nationale komiteit begroette Moritz StraszewskiGa naar voetnoot(10) het Habsburgsche huis als de erfgenaam der Jagiellonen en gaf eveneens Silezië, Oost- en West-Pruisen op, als zijnde te zeer verduitscht en ekonomisch te zeer met Duitschland verbonden, om van het Rijk afgescheurd te worden. Hij maakte zich ook warm voor de zoogezegde Oostenrijksche oplossing van het Poolsch vraagstuk. In Zwitserland deden zich in 1915 onder de uitgewekenen stemmen hooren voor die oplossing en de aanleuning van het derwijze hereenigd Polen aan de middenmachten. Het optreden van Graaf Bobrinski tegen de R.K. Kerk en zijn dwingelandijGa naar voetnoot(11), alsook de dubbelzinnige houding der Britsche en Fransche regeeringen wonnen daar niet weinig aanhangers voor het activisme, dat den steun der centralen aanvaardde. Buiten het bereik der Entente-overheden liet geen Pool zich afschepen met de belofte van zelfbestuur. Te Bern en te Lausanne waren persagentschappen gevestigd, het eerste (Agence polonaise de presse) meer anti-Russisch, het tweede (Agence polonaise centrale) vooral anti-Duitsch, welke het buitenland over de Poolsche toestanden en verlangens inlichtten. Het blad, dat te Lausanne uitkwam, heette L'Aigle blanc. Onder het voorzitterschap van Henryk Sienkiewicz ontstond te Vevey een algemeen hulpkomiteit voor de slachtoffers van den oorlog. Het haalde zich hatelijkheden van J. de Bonnefon in L'Intransigeant, omdat het zijn werkzaamheid niet tot Russisch-Polen beperkte, maar ook geld naar Posen en Krakau zond. Te Freiburg bevond zich de redactie der breedopgezette Publications encyclopédiques sur la Pologne en te Lausanne arbeidde onder de leiding van Jan Kucharzewski het komiteit La Pologne et la Guerre. Als uiting van een vergelijk tusschen de verschillende groepen is de verklaring der in Zwitserland verblijvende Polen op de | |
[pagina 49]
| |
tweede Conferentie der Nationaliteiten te Lausanne (1916) tamelijk kleurloos. De strijdvoerende staten worden er niet in vermeld. De vier groepen staan op het standpunt van het zelfbeschikkingsrecht en nemen stelling tegen de onvrijwillige inlijving van vreemde volken bij den Poolschen staat. Zij is onderteekend o.a. door Jan Kucharzewski, die in 1917 hoofd van het activistisch ministerie werd. Beslist anti-Russisch was de toespraak van het doemalid M. Lempicki op dezelfde bijeenkomst. Hij beschouwde het Poolsche en het Russische volk als twee onverzoenlijke staatkundige, maatschappelijke, kultureele en godsdienstige antithesen. Lempicki en zijn medegedelegeerde Waclaw Sieroszewski zijn de twee Polen, die den oproep van de Liga der vreemde volken van Rusland aan President Wilson teekenden (9 Mei 1916). Het voornaamste tijdschrift der Polen in Zwitserland, Le Moniteur polonais (1916-1918) was zooals het betaamde tegelijk anti-Duitsch en anti-Russisch. Men vindt in het derde nummer (15 Februari 1917) een felle bestrijding van het standpunt der bondgenooten in hun antwoord aan Wilson en een afstraffing van Georges Lorand, die als livreidrager van den tsaar den Polen hun streven naar onafhankelijkheid had verweten. Volgens den Belgischen radikalen volksvertegenwoordiger moesten de Polen met dank de autonomie aanvaarden, welke hun door Rusland was beloofd. De noodzakelijkheid der overwinning onderdrukte in de Entente-landen elk objectief oordeel over billijke eischen, zooals het vanzelfsprekend verlangen naar zelfstandigheid. De houding der Russische overheid en der liberalen kwam zoo weinig overeen met de proclamatie van Grootvorst Nikolaas, dat de openbare meening noch in het binnen- noch in het buitenland misleid kon worden door de knechten van het tsarismeGa naar voetnoot(12). In Congres-Polen had het Poolsch nationaal komiteit, ondanks zijn loyaliteit, nog niets bereikt toen de Russen het land ontruimden. Zijn voornemen om legioenen met Poolsch beveltaal te vormen, die op het Duitsch - niet op het Oostenrijksch - front zouden vechten, werd in de kiem gesmoord, doordat de Russische machthebbers het woord legioen verboden. Vóór de vlucht uit Warschau werden duizenden intellectueelen van hun vrijheid beroofd. Het lag in het plan van den staf een woestijn van het Weichselgebied te maken. Kozakken deden gebouwen, schuren en hofsteden in de lucht springen en staken de voorraden in brand. Het opruimen der fabrieken was in die omstandigheden een ontzaglijke schade voor de Poolsche nijverheid, aangezien de meeste machienen niet meer weggevoerd konden worden, doch moesten stuk geslagen. Door de haast waarmede de | |
[pagina 50]
| |
troepen wegtrokken was de vernieling noch stelselmatig noch volledig. Anderhalf millioen menschenGa naar voetnoot(13) werden uit hun woonsteden verdreven. Duizenden en duizenden kwamen op de eindelooze wegen om. Men kan aannemen, zegt GorskiGa naar voetnoot(14), dat uit strategische noodzaak een beperkte streek met puin wordt bedekt, maar heel het doorgetroken land verwoesten, alle leeftocht vernielen, al wie het leger volgt tot den bedelstaf brengen, degenen die in de bosschen schuilen tot den hongerdood doemen, dat was een wederverschijning van het Mongoolsch stelsel in zijn bloote naaktheid. De overheid behandelde de vluchtelingen bijna als vijanden en het landbouwministerie was van plan hen neer te zetten in de onherbergzaamste streken van het Oeralgebied, Siberië en Turkestan. Het Poolsch burger-komiteit was ondanks zijn bedrijvigheid niet bij machte alle nooden te lenigen en vond geen doeltreffenden steun bij de Russische ambtenaars. Duizenden Polen werden anderzijds gered door de Russische hulporganisatie die van particulieren uitging. Het Poolsch komiteit slaagde er later in een betere huisvesting aan meer dan honderdduizend landgenooten in Oost-Rusland te verschaffen; het opende 220 lagere en eenige middelbare scholen. In de spanne tijds tusschen de vlucht der Russen en den intocht van het Duitsch leger (5 Aug. 1915) had het burgerkomiteit van Warschau autonome rechtbanken en plaatselijke bestuurslichamen aangesteld, die weldra door Duitsche werden vervangen, waarin Pruisische Polen zitting namen. De aard van het bondgenootschap der Middenrijken bracht mede dat Congres-Polen in twee bezettingszonen werd verdeeld en twee goeverneuren-generaal, één in Warschau en één in Lublin. kreeg. De Duitschers behielden het Noorden en het Westen met Warschau, Lodz en Czenstochowa. Zij die zoo luide hadden geroepen, dat zij vrijheid en onafhankelijkheid brachten, konden niet minder doen dan het gebruik van het Poolsch als bestuurstaal in de autonome instellingen toe te laten. Zij bewilligden de herinrichting van de ‘Macierz szkolna’, de schoolvereeniging, welke in 1905 voor het Poolsch onderwijs had gezorgd en die in 1906 door de Russen, in spijt van de grondwet, was opgeheven. Gorski erkent, dat de Duitschers zich anders gedroegen dan de Russen. Zij bestudeerden het land, zonden vakgeleerden en deskundigen en stelden in alles belang. Zij verzamelden allerlei gegevens en maakten ontwerpen om de rivieren bevaarbaar te maken; zij bouwden bruggen, legden steenwegen aan en voerden hygienische werken uit. Zij poogden natuurlijk een nieuw afzet- | |
[pagina 51]
| |
gebied voor hun nijverheid te veroveren door de vestiging van handelskantoren. Niets bleef hun vreemd en Gorski geeft toe, dat hun verordeningen ondanks de verduitschende strekking redelijk waren. Want deze strekking was er stellig. Namelijk Lodz beschouwden zij als een stad, die voor het Duitschdom kon gewonnen worden en zij voerden daar het Duitsch in de rechtspraak, ondanks het verzet der advocaten, die ontslag namen. Voorts, de Jeddisch-sprekende Joden aanzagen zij voor Duitschers en zij eischten, dat in de Joodsche scholen het Duitsch de onderwijstaal zou wezen. Zij gedoogden slechts in eenige dezer scholen het gebruik van het Poolsch. De bezettende overheid verleende anderzijds den steden een bestuurlijke autonomie, welke de Russen hun hadden onthouden en zij richtte te Warschau in de plaats van de Russische een Poolsche universiteit en een technische hoogeschool op. De verpoolsching der universiteit was voorbereid door het burger-komiteit, dat Prof. Mikulowski-Pomorski met de organisatie van het hooger onderwijs had gelast. Dr. med. J. Brudzinski werd aangesteld als voorzitter der commissie voor de inrichting der universiteit en door de bezetting als rector der hoogeschool, welke generaal von Beseler, de veroveraar van Antwerpen, in den herfst plechtig opende. Zij telde aanvankelijk 1104 studenten, 37 professoren en 14 assistenten en had slechts drie faculteiten. De leerkrachten werden grootendeels ter plaatse aangeworven: eenige kwamen uit Duitschland. Na Mei 1869 klonk het Poolsch voor de eerste maal in de aula; de leergierige jeugd zou voortaan tot de hoogste akademische graden in de moedertaal ongeleid worden, zonder Krakau of Lemberg te moeten bezoeken en zonder in de professoren vaak ongeschikten en steeds vijanden van hun volk aan te treffen. Gelukkiger dan de Vlamingen behielden de Polen na den aftocht der Duitschers hun hoogeschool, doordat de wettelijke - Russische - regeering niet terugkeerde en aangezien de Polen zonder de tusschenkomst van andere staatsgenooten over de inrichting van hun hooger en lager onderwijs mochten beslissen. De tsaar zou met dezelfde hardvochtigheid en kortzichtigheid van geen amnestie hebben willen weten en zijn rechters zouden, zooals de Belgische, de hoogleeraars zoo niet ter dood veroordeeld, dan toch met dwangarbeid hebben gestraft of ontslagen zonder meer. De Donaumonarchie deed nog iets om de Polen te winnen. Sedert 21 Januari 1916 had zij duizenden Russisch-Poolsche krijgsgevangenen naar hun woonsteden laten terugkeeren. Eenige dagen vóór de afkondiging van het koninkrijk Polen door beide keizers ging een Poolsche delegatie naar Berlijn en Weenen om den rijkskanselier Bethmann-Hollweg en den Oostenrijksch-Hongaarschen minister van buitenlandsche zaken Baron Burián de nationale wenschen harer landgenooten mede te deelen. Prof. Brudzinski, het hoofd der delegatie, zegde dat | |
[pagina 52]
| |
het de onverzettelijke wil van het Poolsche volk was de wederoprichting van zijn onafhankelijken staat te bekomen en tevens dat Polen de trouwe bondgenoot zou wezen der mogendheden, die deze taak op zich zouden nemen. De uitroeping der zelfstandigheid had op 5 November 1916 te Warschau door den Duitschen en te Lublin door den Oostenrijkschen goeverneur-generaal plaats. De stemming der burgerij noemt Dr. M. van Blankenstein in de N.R. Ct. ‘ongeveer tevreden’. Aleer zij ‘in geestdrift geraakte’ wilde zij eerst zien ‘hoe de gebeurtenissen van den oorlog liepen’. In Warschau waren ‘de tienduizenden studenten en jonge lieden de dragers van de eigenlijke geestdrift’. Volgens Gorski - geen vriend der Duitschers - was de proclamatie der keizers een groote stap vooruit in den ontwikkelingsgang van het Poolsch vraagstuk en zij stelde eenigszins degenen gerust die vreesden, dat Polen terug onder den Russischen druk zou vallen na de onafwendbare nederlaag der Middenrijken. Zij maakte de oprichting van nationale instellingen en van een volksleger mogelijk. De bevolking was anderzijds teleurgesteld, omdat de zoo hinderlijke indeeling in twee bezette gebieden behouden bleef, omdat er geen spraak was van de Oostelijke grens en voornamelijk omdat de Poolsche eenheid zoo weinig werd hersteld, dat zelfs Galicië buiten het koninkrijk bleef. De toekenning van volledig zelfbestuur aan het kroonland Galicië, die bedoeld was als een tegemoetkoming, werd afgekeurd als zijnde het bewijs voor de mislukking van het plan der Oostenrijksch-Poolsche rijksraadsleden. Dezen hadden als minimum-eisch de vereeniging van Galicië met Congres-Polen gesteld. Het besluit van den Duitschen landvoogd (12 Nov. 1916), dat het gubernium Suwalki bij de verkiezingen voor den landdag (sejm) en den raad van state uitschakelde, ergerde de Polen, die geheel het Litausch taalgebied als Poolsch beschouwden. Tegen de herleiding van den Poolschen staat binnen zulke enge grenzen protesteerden de Poolsche doemaleden, de in Zwitserland en de Entente-landen verblijvende Polen, alsook zij die in Amerika waren gevestigd, o.w. de wereldberoemde pianist Paderewski. Andere stemmen lieten zich ook hooren. Graaf Rostworowski, hoogleeraar te Krakau, afkomstig uit Russisch-Polen en te dien tijde in Zwitserland, publiceerde in den Berner Bund een open brief aan zijne ‘Russische vrienden’, waarin hij van hen afscheid nam met weinig vriendschappelijke woorden. Het was zijn meening, dat de proclamatie der keizers de geboorte van een nieuw Polen inluidde. ‘Thans zullen wij, aldus Rostworowski, in de gelegenheid zijn de ziel onzer natie, die door de gevangenschap van zoovele jaren troosteloos wegkwijnde, de gezondheid terug te geven; nu het geraamte van een Poolschen staat gevormd is, zullen onze instructies voor het grondvesten | |
[pagina 53]
| |
en het instandhouden van dien staat opnieuw levenskracht krijgen. Wij zullen ons weder vrije staatsburgers gevoelen en ons lot van paria tijdens de Russische overheersching zal voortaan slechts een verren droom lijken, hoezeer het nog zoo kort geleden een treurige werkelijkheid was’. In Congres-Polen stonden twee groote politieke richtingen tegenover elkaar, de activistische en de passivistische. Tot de laatste wordt de neutralistische gerekend. De club der partijen omvatte de vroegere realisten aangevoerd door den geestelijke Chelmicki, de nationaaldemokraten, wier leider Roman Dmowski uitlandig was, de vooruitstrevenden, de Christendemokraten en nog twee kleinere groepen. Vóór den oorlog waren vooral de twee eerste verzoeningsgezind tegenover Rusland. Niettemin maakte het protest van in Lausanne en Parijs vertoevende Polen tegen de proclamatie van 5 November een troosteloozen indruk op Chelmicki. Hij vertelde aan den Zwitserschen publicist E. Privat, hoe gevaarlijk het voor de nationale zaak zou wezen, in geval Rusland hunne stemmen met die van de natie gelijk stelde. In het land zelf wilde geen mensch nog hooren van autonomie. Onafhankelijkheid was de algemeene eisch en derhalve was de proclamatie een historische oorkonde van groote beteekenis. Tegenover het standpunt der tsaristische regeering en harer bondgenooten stond het vastberaden streven der natie naar zelfstandigheid. De uitlatingen van Chelmicki kenschetsen het verschil tusschen Vlaamsche en Poolsche passivisten. Onvoorwaardelijk onderwerping aan de staatsmacht was bij dezen onvereenigbaar met hun sterk nationaal gevoel. De behoudsgezinde vleugel der passivisten, de nationaaldemokraten waren evenals de realisten bereid met de activisten te werken aan den opbouw van het nieuw koninkrijk. Om het land tegen een mogelijken terugkeer der Russen te verdedigen waren beide partijen van meening, dat een Poolsch leger moest ingericht worden, doch zij wilden niet, zooals de activisten, het dadelijk naast Duitschers en Oostenrijkers tegen de Russen laten oprukken. De activistische richting was vertegenwoordigd door de linksche partijen. Onder den invloed van Pilsudski stond de legerkwestie op het voorplan. Volgens de socialisten moest zonder talmen een leger van 80.00 tot 100.000 man op de been gebracht worden. Begin 1917 waren de activisten te Warschau de meerderheid geworden, de provintie aarzelde nog, maar het antwoord der Entente op de zelfstandigheidsverklaring van Polen had een zwaren slag aan passivisten en neutralisten toegebracht. Een vriend van Dmowksi vertelde aan Privat, dat niemand aan de Russische beloften nog geloofde en dat de activistische propaganda spoedig heel het land voor zich zou winnen. ‘In alle par- | |
[pagina 54]
| |
tijen, schreef de Zwitsersche publicist in de Tribune de Genève, zijn de sympathieën voor Frankrijk en Engeland groot, maar aan deze wil men de vrijheid van het land niet opofferen’. Generaal von Beseler en Feldzeugmeister Kuk openden op 14 Januari 1917 den voorloopigen Raad van State, welke na de afkondiging der zelfstandigheid door de radikalen en socialisten was ingesteld. Deze Raad werkte gelijk de Raad van Vlaanderen mede aan den opbouw van den staat op nationalen grondslag en was de verbindingsschakel tusschen de bevolking en de bezettende macht. Den activisten, die in den Raad zitting namen, werd verweten, dat zij handlangers van de Duitschers waren; zij werden door een deel der bevolking en bijzonder door de in de Entente-landen verblijvende landgenooten als verraders gehoond, doch Gorski twijfelt niet of de geschiedenis hen zal vrijspreken, aangezien zij de Poolsche zaak hebben gediend en hun oogmerken zuiver waren. Ondanks de gruwelen te Kalisz - het Poolsche Leuven - in 1914 door de Duitsche soldaten bedreven, niettegenstaande haar stoffelijk lijden en haar zedelijke marteling onder de bezetting kon, naar het oordeel van den Poolschen schrijver die geen activist was, de Poolsche natie niet weigeren deel te nemen aan het bestuur van het land, dat door den vijand uit het Russisch staatsverband was gerukt. Trouwens Polen had van de Middenrijken verkregen wat een overwinnend Rusland nooit zou hebben toegestaan: de onafhankelijkheid. De tsaristische belofte van een Poolsche universiteit zou waarschijnlijk zoo min werkelijk zijn geworden dan hier de koninklijke van een Vlaamsche. Bovendien hadden de Duitschers het Poolsch als onderwijstaal hersteld, het gemeentelijk zelfbestuur ingevoerd, het recht om vereenigingen te stichten erkend en verkeerswegen aangelegd. De Franschman Lebreton, een oprechte Poolschgezinde, verontschuldigt de activisten aangezien de houding der Entente dubbelzinnig en weinig bemoedigend was, zoolang de tsaar regeerde. De meeste neutralisten deden een stap vooruit en werkten met den Raad van State mede en, zoodra Pilsudski er zitting in had genomen, verklaarde de geheime legerorganisatie (P.O.W.), dat zij haar krachten en haar bloed ter beschikking van den Raad stelde.
Dr. G. Schamelhout. |
|