Een onuitgegeven Gedicht van Prosper Van Langendonck
Aan Gustaaf Schamelhout.
‘Op uitverkoren hoofden daalt alleen de groote kalmte der voldane liefde.’
'k Ontvang, met kloppend hart, den groet, mij toegezonden
uit 't schoon Venetië, dat, bij stillen golfslag, rust
en droomt, door Liefde en Kunst, - in schoonheidsband verbonden, -
Waar ginds, op 't Groot Kanaal, de slanke barken vliegen,
in zachte zwenking, op gezwinden roeiersruk,
laat gij, in klare lucht, op blauwe baren wiegen
't Geluk dat ál het puur gevoel van ziel en zinnen,
dat 't levensbeeld, zoolang gedragen in uw hert,
bij rijpe kracht der jeugd verwerklijkt is in 't minnen
dat niet onttooverd werd!
't Geluk van onverstoord, met vaste en wisse schreden,
door heldre vlam van liefde op aarde voorgeleid,
door nacht en stormen van het leven heen te treden
als door één glanzende eeuwigheid!
't Geluk dat nimmermeer uw zoekend oog zal staren
in ijdle ruimte, met onklaren oogopslag,
daar 't in één wederblik het volle licht ziet klaren
Wat wensche ik u, mijn vriend, een leven begenadigd
door al wat menschelijk hart aan vreugde en voorspoed lust,
wanneer uw beider hart, van 't hoogste goed verzadigd,
in 't eindloos heil berust?
Doch weze u lief de groet, uit minnend hart ontsprongen,
dat hangt aan vriendschap, die zoo zoet van verre wenkt,
en 't smachtend liefdevers, bij weemoedsdag gezongen,
20 September 1902.
Pr. Van Langendonck.
|
|