| |
| |
| |
Gedrang (Vervolg.)
IIe Bedrijf.
De naaktdans van Riri.
Tafereel I.
Van Kranendam - Pilbitz.
(Mikado tingeltangel. Kleurige lampekappen. Zijsalon. Uit linker hoek klinkt bij vlagen stemmegeroezemoes en vioolstrijkje. Men hoort verwarde uitroepen, als: Allemachtig!... Nee maar kijk eens wat... (gelach) Kolossaal... Pilbitz en van Kranendam staan bezijden en slaan Riri's naaktdans in de bar daarnaast gade. Zij hebben lol. Af en toe beweegt van Kranendam zijn benen nerveus.)
Bravoooooooo..... Bis... Bis...
(Muziek zwijgt.) (Pilbitz is een ineengedrongen, kaalhoofdige dikkerd. Uiterlik zelfgenoegzaam en sluw tevens.)
(naar voorplan):
Ajakkes dat zet een mens vers bloed bij.
(ekstaties):
En ditmaal niet in tutu...
Het is vandaag de gelukkigste dag van m'n leven...
(smakt met de dikke lippen).
Je ziet waarde vriend, als ik je ergens binnenloods.
Het mocht wel na het onweer van van middag.
(met leedvermaak)
. Arme Toxon. Zo'n bloed.
Precies. Heden drie maand geleden fluister ik hem in dat een belegging in pond sterling op dit termijn zijn inzet stellig verdubbelen zou. De man beet erin als in klokspijs.
Na, daarvoor is hij toch niet aansprakelik. Het rad van avontuur is hem voorbij gewenteld. Voilà tout.
Wat een fatalist je bent. Maar een zuigeling kon de wisselstand voorzien. Wij hadden alles voor. Juist daarom moest ik mijn ponden kwijtraken. Van 't kommissieloon kan ik Godlof een halfjaar leven, avendwijn en sigaren inbegrepen.
(Riri op. Zij weert de indringelingen af die haar nazetten.)
| |
| |
| |
Tafereel II.
Pilbitz - Van Kranendam - Riri.
(bij haar intrede):
Tuig ben jullie... Loop heen melkbaard... vers van je moeder... Vuilik scheer je weg... Bah sodemieter.
(Zij schikt har kapsel en bovenkleed nadat zij de draperijen toetrok.)
Ha, daar heb je de heldin van de avend... Riri mijn kompliment.
Laat zo... Avend heren: Een vriend?
Goedgeraden... Pilbitz wisselagent.
Maar u kijkt zo ontsteld, wat schort u dan toch madeliefje?
Niks zonnebloem. De rakkers!
Wind je zo niet op. Hier ben je veilig.
Hebben ze waarachtig mijn hele keurs vol champagne gestort. Brassers!
Laat 's kijken.
(Hij tast.)
Sedert wanneer kijk jij met je vingers
(slaat op zijn hand).
Pas op gentleman je hand zou verdorren.
Riri, ach mijn duifje, met jou zou het zo heerlik zijn in een nestje...
Meneer zit graag in nesten.
Kijk kind, hier heb ik een buidel vol banknoten.
Ach! De kranten schrjven dat je van ons bankpapier behang kan maken.
Lees jij kranten? Wat een intellekt.
Wanneer was dat ook? O ja, eergister toen me klant was ingeslapen. Zo'n zwijn. Maar meent u dat me niks weten van wat buiten omgaat? Binnen korte tijd stichten we een syndicaal blad voor kontroolmeiden. Ja, in de nood moet men zich organiseren. De stiel wordt slecht betaald.
Vergeet niet je loonrooster voor overuren hé.
Ja 't wordt mooi. Het proletariaat staat pal.
En waarom zou men ons het stemrecht niet toekennen? Moet een prostituée de verschoppeling blijven. Vermits ons bedrijf toch wettelijk is toegelaten.
Waar gaat het heen? Weet je wel van Kranendam, wat de priesters hebben besloten?
Van het bordeel naar het altaar. Ga door vriend, ga door.
Zwets maar niet. Voorgedaan is nageleerd redeneren de soetaandragers. Laat ons doen net als de pillendraaiers. Wij vragen de zondagrust.
Wat naar! Nou kan ik nooit meer naar de vroegmis gaan. 't Was mijn énig uurtje vrij.
(Ottokar en Gunnar op. In
| |
| |
bohemerdracht. Strikdas, fluwelen jas, sombrero. Beide groepen bekijken mekaar zijdelings.)
| |
Tafereel III.
Pilbitz - Van Kranendam - Riri - Ottokar - Gunnar.
(naar Ottokar):
Knappe jongens... Ik heet Riri, naaktdanseres. En jij?
Ottokar, aanbeden schone!
Auto-car?
(met knipoog)
. Hoeveel paardekracht zeg?
Voel mijn biceps maar... daar... Nou?
Hmhmhmhmhm. Hoe mannelik.
(Kuchjes.)
(gaat naar Riri en trekt eventjes aan haar krulhaar):
Gekrulde haren gekrulde zinnen.
(slaat op zijn kaalhoofd):
Geen haar geen zinnen, hé diakeniemannetje.
(Pilbitz wijkt ontsteld). (Liftboy ijlings op).
Alarm! De politie!
(Alle recht als door een veer bewogen. Achter de schermen gilletjes. Lawaai. Het licht wordt uitgedoofd.)
(leuk):
Camera obscura.
(Over en weer geloop. Paniekstemming. Men hoort de stem van de hoofdcommissaris.)
(tremelo):
Ha op heeterdaad.
Meneer de kommissaris heb medelijden. Ik ben een fatsoenlike vrouw. Ik zal het nooit weer doen... Och moeder!...
(Een minuut van algemene ontstelling. Gestommel. Als het licht weer aanvliegt ziet men Riri en van Kranendam beide tussen twee geheimagenten.)
| |
Tafereel IV.
Hoofdcommissaris - Riri - Van Kranendam.
Gesnapt ditmaal hé vlindertje?
Wat mooi's. Zo'n laffe inval. Mijn kompliment wetsdienaar. U knijpt de katjes goed in 't donker.
We zullen je mores leren.
Zo? Heeft de patroon je ditmaal geen fooi gegeven slavendrijver.
Net of we trimmen voor voor ons plezier.
| |
| |
Gelogen, mener de kommissaris, gelogen!
Ik bezweer u, heeren... Hier... ik zal u mijn stamboom tonen.
Zo? verrekkeling. Als je nou denkt dat je 'm smeren zal. Meneer de kommissaris u kunt kontroleren. Hij heeft een moedervlek op de rechterdij.
Zo'n ouwe sadieker... Vort!
(V. Kran. wordt opgeleid.)
(koddig melankolies):
Nou ben ik een verloren man. Wat hoon voor m'n geslacht.
(Lawaai. Glasgerinkel. Hoofdkommissaris en 1e geheimagent af. Riri blijft met 2e alleen. Verlegen stilte.)
| |
Tafereel V.
Riri - Schabletter.
Heb je Carmen al 'ns gezien?
Carmen?... Oh ja, eenmaal dat ik van dienst was op 't schellinkje. Z'hebben toen nog met een rotte sinaasappel op m'n shako gegooid.
(vleit zich tegen hem aan):
Die Don José is een andere kerel als jij hoor.
Zo? Ik heb toch ook een snorretje.
Herinner je eens. 't Slot van 't eerste bedrijf.
(tremelo):
Mijn plicht, juffie, mijn plicht.
't Zou wat. Kom ereis op bezoek hé. Na de diensturen. Je hebt het ook zo hard. Kom wat met me praten zeg...
(dichterbij):
Toe nou?...
Maar niet in uniform hé
(op de vlucht).
Ik ga m'n rapport schrijven.
(Hij wandelt bedaard vandaan.)
(Ottokar en Gunnar op. Zij nemen plaats.)
| |
Tafereel VI.
Ottokar - Gunnar.
Nog een treffer dat ik papieren in regel had...
Wat een held... voor een simpele razzia.
| |
| |
Jawel... maar saam met dat volkje... met dat interloop janhagel...
Alle mensen zijn broeders... Heb je zelf gezeid.. Komaan nou... humanist... waar zijn je beginselen? Overboord?
Meen je dan dat de mensen klaar zijn om vleugeltjes te dragen en op watten wolkjes te wondelen met een zefier in hun kleed? Hier sta je met de werkelikheid, van aangezicht tot aangezicht. Wend het hoofd alsjeblieft niet af. Je moest me dank zeggen dat ik je 't uitschot van deze samenleving toon. Meteen kan je dan plannen beramen voor een nieuwe wereld, waar het manna regent en iedere sterveling een seraf is.
Een betaalde zoen van verlepte lippen...
Jawel, kohl en karmijn... Jij houdt natuurlik aan klare karnemelk.
Steek de draak zoveel je wil. Zij is m'n bruid en doelgenoot.
Maling. Morgen is de charme eraf, ruitenbreker te spelen. Glas is zo scherp. 't Zal eindigen als iedere liefhebberij van 'r. Een vaderzoen en vergiffenis.
(in stijgende verrukking):
Weet je wie aan de spits van de betogers oprukte vanmorgen?
Nou, dan weet je precies wat ze waard is.
Haal haar niet neer. Wat je voor een gril van haar aanziet is gedegen inzicht, geloof... In haar ogen lag vreemd vuur.
Blijf je dan blind voor het wee dat in het vlees der menigten verankerd zit?... Voel je niet een deel der verantwoordelikheid...
Ja, het geweten hé edelgestreng... Met z'n wijsvinger... zo
(hij slaat plechtig postuur).
Bij Toxon gister na zijn cyniese voorstellen heb ik plots gezien waar de kiem der verwording zit. Toen is vreemde schemer voor mij opgegaan. Een blinddoek is gevallen... Maar instinctief heb ik beseft welke zending wij, de voorwacht van 's lands intellekt, te vervullen hebben.
Ga je lier halen komiekeling. Stem aan
(Tyroltriller)
. Troelalaïti, een lofzang.
Wat staan we ver van elkaar.
Nou of. Je zit te paard op afgereden principes, net als op een kermiscaroussel.
Jij laat het Getij verlopen.
| |
| |
Jij verloopt natuurlik liever zelf. Maar wat komt er van jou terecht muzezoon? Je bent geboren op de Parnassus en je eindigt als boodschapper voor het leger des Heils. Mooie loopbaan.
Voor de verwezenliking van mijn levensdroom, de gelijkberechtiging van alle mensen in onderling verkeer en in het aanschijn Gods, werp ik mijn hele leven in de schaal.
't Zal niet baten. Je bent geklasseerd, geestelik en zedelik: pluimgewicht.
Sar zo niet
(hij verbergt het hoofd in de handen).
Bezwijm niet hé.
(aan deur)
Kellner zwarte koffie voor meneer. Zijn ziel is te zuiver, hij heeft er last van.
(tot Gunnar)
Eerste moraalbeginsel, richtsnoer voor alle handelingen: Laat de boel maar draaien. Geloof me ziedaar het inschrift op de steen der wijzen.
(het hoofd tussen de draperijen):
Koekoek.
Hé een nachtmerrie.
(Riri op.)
Juist: een merrie voor de nacht!
| |
Tafereel VII.
Ottokar - Gunnar - Riri.
Waarom hebben ze je losgelaten?
Ja, ik heb 'm even vastgegrepen, daarom heeft hij me sito losgelaten. Hé is meneer niet welletjes?
Hoofdpijn. Meneer denkt te veel. Daarom weet ie niks.
Drommels jammer voor zo'n knappe kerel zeg.
Gunnar let op je fatsoen! Vis je naar een vrijer Riri?
Dankjewel voor leerjongens. Ik heb zo'n mooie hazewind. Ach van dieren heb je meer vriendschap dan van mensen.
Waarachtig, dat is zo. Zou je willen geloven dat ik veel meer van een mooi paard houd dan van een mooie vrouw. En daarom ga ik iedere nacht onder sentimentale betrachtingen moedermens alleen naar kooi.
(heftig):
Liefde blijft voor jou geven en nemen. Je bent in de grond niks beter dan de gemeenste wisselaar.
Liefde in haar supreemste uiting is overgave.
Kan zijn. Maar overgave zonder belegering is zowat de intocht van een millioenleger in een stad zonder weerstand.
Wat zeg je me van zo'n strategiese beeldspraak. Daar leg je 't bij hé
(af).
| |
| |
Ja er komen veel soldaten aan huis. En geen simpele manschappen hoor. Echte goudvinken.
| |
Tafereel VIII.
Bobby en Tribol beiden op.
(oud luitenant, snoeverig):
Dat was een tijd... Epies... Het oprukken van de heirscharen... de verwoede weerstand bij de fortengordels... huilen van houwitsers, vrouwen niet vergeten...
(heer op jaren):
Ik was toen brankardier.
Goed voor schooljongens en weekharten. Maar ik mijn waarde, ik heb achter de kanonnen gestaan.
Hoever daarachter als ik vragen mag?
Dus niet in kilometer uit te drukken.
Ik draag het grootlint hoort u wel.
Ik draag in de winter kousebanden.
Maak u niet boos Bobby. Zo'n dreumes. Dat maakt gekheid met de heiligste gevoelens. Wij hebben het bewustzijn van de volbrachte plicht.
Ik heb mijn land gediend zoals geen. Trouwens, ik liet twee tenen in de slag.
Een beroerde namiddag. 't Was mooi weer. We speelden voetbal. Vlak bij het arsenaal. Toen plots met een gerommel van alle donders vloog de rechtervleugel van 't gebouw in de lucht.
Recht naar het zenith. Troost u meneer u staat reeds met een halve voet in 't paradijs.
Genoeg nu. Meneer is oorlogsheld.
Is dat zijn naam? U verwart beslist met zijn beroep. Oorloghelden verkopen lucifers aan de deur van dit bordeel.
Toen vond ik een nieuwe springstof uit. In een kleine kogel de spankracht om heel je body drie uur in de ronde te doen uiteenspatten.
Na, dat is toch reiskosten uitgespaard.
Ik onderwierp het preparaat aan de deskundigen van het oorlogsinstituut. Van artilleriekommandant werd ik technies toezichter.
Zie je nou wel dat Bobby het ver heeft gebracht.
Net zoals ik zei. Ver achter 't front.
| |
| |
Ben ik insgelijks ten volle waardig.
Op de voorlijn heb ik niet gestaan. Onze zorg ging naar de invalieden.
Mijn eresaluut. Dit is edel.
Ja ik ben fabrikant van kunstarmen en benen. Kunstkoppen hebben we niet van doen.
(met zijdelingse blik op Gunnar en Ottokar)
Die zijn helaas voorradig. Toen de grote strijd is ontbrand heb ik tot mezelf gezegd: Tribol een buks is te zwaar voor jouw handen. Maar je kan menseliker zending vervullen: de wonden helen door het kwaad geslagen. Trouwens mijn fabrikaat is haast volmaakt. Veel van mijn patienten met een ersatzbeen lopen even flink als gezonde tweevoeters. Er is niks verschil.
Mijn knalpoeder heeft dus niets barbaars. Vermits de geneeskunde er heilzaam aan verhelpt.
Spreekt vanzelf. Slagen onze proefnemingen dan wordt invaliditeit weldra een dragelik ding.
Laat ze nou maar herrie schoppen de duivemelkers van de vrede. Oorlogsvoering is de borstweer tegen overval. 't Is het onschadelikste noodmiddel om het land te redden. En het land primeert alle beginselen.
Zo staan we beiden in dienst van hetzelfde ideaal. Instee de mensen koelbloedig af te maken zoals in vroegere barbaarse oorlogen, stelt uw ontplofstof ze simpel buiten gevecht. Ik knap ze met de middelen van onze wetenschap weer op om ze aan de mensheid terug te schenken. Reik me de band, waarde Bobby. Ik ben zeer ontroerd. We zullen elkaar later nog nodig hebben.
(Handdruk. Stilte.)
Ontelbaar zijn de huweliken afgesloten tussen soldateska en oorlogsverpleegsters. De man hakt zijn evennaaste een been af. Mevrouw is present met de windselen. Zo vullen de huishoudelike funkties elkaar aan. Daarna gaat de stakkerd naar honk met een appendix in brandhout.
(Kellner brengt voor Bobby en Tribol verfrissingen.)
Op ons beider uitvinding.
Tot meerder heil van 't vaderland.
(Achter de schermen ver gezang.)
Een taptoe. Militair muziek. Ha!
Hoor ik daar geen internationale?
Nee 't is een nieuwe foxtrott in de dancing-hall.
't Zijn de soldaten die de openbare gebouwen gaan bezetten.
| |
| |
Ja er wordt duchtig geschermutseld. De munitiefabrieken hebben weer afzet.
En mijn springstof die eerst a.s. week bruikbaar wordt!
(Gezang komt dichterbij. Plots ruitengerinkel. Een windvlaag doet draperij op achtergrond terzij schuiven. Men ziet door een paars kapotte ruiten de avendhemel van de stad: trolleys en lichtglobes. Gejouw.)
Dat zie je vooral aan de dikhuid die vooraan loopt.
Maar dan heb jij stellig in geen vijf weken gegeten, sprinkhaan. Je kan los door een lampglas duiken.
Op hoeveel schat je de bende?
Een handvol.
(Geschuifel daarna gejuich.)
Ze hebben de nationale vlag van de gevel gehaald.
Luitenant zet nou je monocle in je wenkbrauwboog en treedt naar voor.
De vlag verscheurd? Dan is alles verloren. De vlag, het glorierijk zinnebeeld dat over onze legioenen heeft gewapperd, waaronder zovelen zijn gevallen.
(Geschuifel. Gejouw.)
(ontsteld):
Bereid u te sterven.
En de politie, de openbare macht! Is die er dan niet om eigendom te beschermen?
Maar ze hebben hier net nog een razzia gedaan. Gaan ze nou een bolwerk optrekken rond een vesting waar ze zelf zijn binnengevallen?
Hm. Hm. Strategies ondenkbaar.
Troost u, daar klinkt reeds het roemrijk wapengekletter van de schabletter.
(Riri begint plots te jouwen.)
Ben je stapel meid, straks wordt je in de pan gehakt.
't Is die verdomde kommissaris.
Respekteer z'n driekleursluier.
Kan me niet schelen. Hij had me haast te snappen. Zo'n kreng.
(Jouwt.)
Dat wordt een maatschappelik schandaal.
Na, de straat is schoongevaagd.
(Af en toe nog gejouw)
. Een paar salvo's en dat zoodje stuift uiteen als een bende kraaien.
Het begon met een paar relletjes maar de beweging zal uitslaan over het gehele land. De laatste stuipen van het oud regiem.
De grote vooravend tweede uitgaaf.
(op zeer diskreet):
Juffrouw Riri, de impressario verzoekt u.
| |
| |
Ja, en doorluchtig. De halve kanselarij is binnengevlucht voor het grauw. Het scheelde geen haar of de konsul Protopopiev werd getroffen door een ploertendoder. Zijn galadas zit er haast scheef van en de plooi is uit zijn pantalon.
Heb je me nou nodig omdat er wat schort an die ouwe heer z'n pantalon. Na, 't is goed.
Ik ben al aan m'n zeste emmer champagne
(af).
Vooruit
(tot Gunnar en Ottokar)
. Blijf jullie tot na mijn extranummer?
Zolang je wil, Venus zonder vijgeblad.
(tot Tribol):
Dag lieve smeerlap. Dab Bobby
(terwijl ze reeds haar keurs losrijgt)
. Arbeid adelt
(af links).
Haar hals is albast. Vol zenuw.
Gunnar schrijf op. Je kan wat leren. Zenuwachtig albast. Meneer wordt lyries.
(statig):
Bobby kom wat dichterbij. Ik heb mijn bril verloren.
Ja dan zie je tenminste iets.
(Achter de schermen klinkt een stroperige oosterse melodie. Als Riri in de dansruimte verschijnt gaat een onomatopeisties Aaaaaaah op, dat zich verscheiden schakkeert.)
| |
Tafereel IX.
Ottokar - Gunnar.
Daar heb je al de gegevens voor massapsychologie.
(als vervuld verlangen):
Aaaaaaah.
Een geile grijsaard. Denkelik de heer konsul. Onmacht, die vervlogen genieting naproeft. 60 jaar.
(met kinderlike verwondering doortint):
Aaaah! Pas uit de puberteit.
De openbaring van het helleense naakt. De jongen is zijn nachtrust kwijt. Omstreeks 20.
Kenner. Is niet aan zijn proefstuk. Rijpe leeftijd.
Mijn waarde. De uitroep die je daar hebt gehoord is de primitieve toetssteen voor de menigvuldigste gewaarwordingen. Kan je uit dit gegeven de ganse menselike psyche afleiden, dan heb je 't ver gebracht.
Jouw doorzicht. Je bent maar een aanstellerig boulevardier. En kijk, je bent toch iemand bedeeld met geestelike goederen.
| |
| |
Zo? Dat gun je me dan toch. Eilacy ja, hopeloos door westerse beschaving aangetast.
Onze beschaving is de rotste avarij. Heel ons instinkt haast is er door weggevreten. Oh, ik heb heimwee naar een stille kraal bij een oerstroom midden kannibalen.
Ik wil van onze samenleving uitwijken. Niet haar hervormen? Ik begrijp niet hoe je zo weigerig de taak beschouwt, die menszijn oplegt.
Voor mij gaat de zon onder.
Zij rijst. Ga tot de man in de straat, praat met 'm. Je zal merken de hartstocht waarmee hij de stond van opstanding verbeidt. De haast mystieke drift naar zielskommunie, maar ook de bewuste wil die hervormt.
Een psalmzang met de internationale in sourdien. Dat moet wanklinken.
Dwaling. Het gaat niet meer om een maatschappelike leerstelling die men dor zou toepassen. Het zaad ontkiemt nooit tot vrucht. Van hart tot hart slaat unisono. Een Kaïnsteken had het oude wereldaanschijn geschonden.
En om dit te helen verkopen apostelen en toekomstkijkers wonderzalf. Aesculaap is mirakelman geworden.
Jij hebt geen geloof. Zieke septiek.
Is het bij jouw soms antiseptiek?
Sta je man in de gelederen.
Je weet ik was van kindsbeen af zeer meditatief aangelegd. En meer en meer dringt tot me door het tweespalt dat bestaat tussen de menselike voorstellingen en het bewustzijn. Wat rond ons is blijft schijn. Begocheling. Daar doe je wijselik afstand van als je dieper dringen wil tot de ware zin des levens. Aanschouwing en denken zijn nooit harmonies. Volg de dialektiese gang. Je ziet alles rond je, stabiel, onverroerbaar. Wie zei ook weer dat de wereld draait? Dat is onaantastbaar waar ofschoon waargenomen door experimentele wetenschap. Als alles draait, dan wordt ik door mijn zintuigen bedrogen. Ben ik beschonken, dan sta ik net midden een mallemolen. Daaruit is af te leiden, dat een sterveling de bewustwording van de wereld rond hem maar doorleeft als ie smoordronken is. Je zintuigen en je redenering, Gunnar, verlaat je daar nooit op. Maar leve de bommelaar-mysticus!
Vergeet nooit: een dronkaard wandelt door de wijngaard des Heren. Je religiositeit is dus gevrijwaard.
| |
| |
Verslijt me nou niet voor een normaal mens hé. Ontgochel me niet.
Zo? Kan jij nog ontgocheld worden. Je hebt de laatste illusies in je uitgemoord. Je berust in zwakte. Bij desperados van jullie slag is onmacht schikgodin. Maar wij zullen het fata morgana van de kim roven en in het uitzicht der dingen doen overgaan. Wij zijn goudgravers in de mijn. Als de schat in het licht is gedolven zijn wij van uitputting omgekomen. Die na ons komen zullen het juweel dragen.
Het juweel. Eens heb ik een vrouw gekend, die een diamantsieraad op het voorhoofd droeg. Een diadeem vol schittering. Duister instinkt dreef ons tot elkaar, maar in het opperst ogenblik van overgave, wou ik haar het tooisel afleggen om haar aanschijn puur te schouwen. Zij weerstiet mijn handen die heilig waren van stille schroom. Toen werd het een wilde worsteling. En als het tooisel viel lag daar het voorhoofd diep verminkt, een lillend litteken dwars erdoor. Ontzet heb ik gedeinsd en authentieke tranen geweend. Toen heb ik haar het arm wit hoofd met het kleinood omwonden.
(hees):
En heb haar bandeloos bezeten.
(Stilte. Gunnar huivert. De muziek klotst monotoon uit het zijvertrek aan.)
Je ziet, dit amoureus gevalletje werd me tot een levenshouding. Je weerom luchtig maken, vriend, leer door je tranen lachen, dit is groter strijd dan op de barrikaden.
Een voorwendsel om je genotzucht humane doeleinden toe te schrijven.
Ach we zijn maar schepen, stuurloos, zonder loods.
Daarom luister je naar de sirenen.
Zoete zang als het schip zinkt.
Ons wenkt een lichtbaak. Als we landen stijgt een feestfusee.
Of je loopt lek op Niemandsland.
(De nabije Jazz-band speelt No man's land. Ottokar trippeltrapt.)
Wij dansen op een vulkaan. Elegant blijven, mijnheren, niet mistrappen. Elegant blijven
(af).
(na een poos vertwijfeld):
Niemandsland?
(gelaten)
Niemandsland.
Victor J. Brunclair.
DOEK.
|
|