| |
Bibliographie
Winterboek van de Wereldbibliotheek. Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam.
- Aan haar eerste Winterboek moet de ondernemende uitgeverij veel plezier beleefd hebben. In hetzelfde genre als verleden jaar, met novellen waarvan de literaire waarde niet heelemaal op de hoogte staat van de reputatie van de kunstenaars die ze onderteekenden, met een vlot maar oppervlakkig opstel over het Winterlandschap in de Hollandsche schilderkunst van de hand van Alb. Plasschaert, en een interessante serie portretteekeningen van Herman, ziet dit nieuwe Winterboek er een fraai en verzorgd boekdeel uit. Met de reprodukties in kleuren is het ditmaal schitterend gesteld. Op bruin karton geplakt, als losse buitentekstplaten, een plezierig bezit voor de huiskamer. Vooral de twee Amsterdamsche grachten onder sneeuw, van twee groote dooden, Breitner en Willem Witsen, zijn bijzonder mooi. Er moet nog iets op gevonden worden om te vermijden dat twee soorten papier voorkomen in het boek. Het is niet mooi een doorloopenden tekst op de eene bladzijde op glanzend papier te lezen ter wille van de illustraties, op de andere op mat. Voor de krachtige en sobere omslagteekening dient Herman Hana ten slotte gefeliciteerd.
E.
| |
De Laatste Ronde, door Cyriel Buysse. Uitgave van C.J.A. Van Dishoek, te Bussum.
- Buysse heeft het nog eens geprobeerd met een paar vrienden, die wij uit een vroeger reisverhaal kenden, een auto-tochtje in Frankrijk te doen. Het is de laatste tocht geweest, verzekert hij. In korte hoofdstukken geeft hij reis-indrukken. Veel minder van het landschap dan van de menschen, minder van de menschen die zij ontmoet hebben, dan van eigen ervaren. Het is een wonderbaar vlotte stijl, die nooit stamelt, nooit, als bij zooveel schrijvende Vlamingen achter het treffende woord hengelt of uit armoe achter mooie boekentaal gaat schuilen. Het is werk zonder literaire pretentie, dat misschien niet veel artistiek genot geeft, maar toch werk waarin men het meesterschap voelt van een ras-auteur. Ik geef hier een stukje over soldatenkerkhoven in Noord-Frankrijk: ‘Al spoedig komen wij in 't verwoeste gebied met de talrijke kerkhoven. Waar je tragische ge- | |
| |
raamten ziet van doode boomen, de eenen wit als uitgebleekte beenderen, de anderen zwart als verkoolde geraamten; waar je een omheining ziet van hout en rasterwerk, geometrisch afgebakend om een veld vol kleine bloemperkjes en dicht bij elkaar geschaarde houten kruisen, daar weet je dat het sinister oorlogsmonster je staat aan te grijnzen. Daar liggen de onbewegelijke regimenten van den Dood. Wat is dat vuil, arm en leelijk een slagveld! Ik heb menschen gehoord die zich extasieerden over de frissche schoonheid der goed-onderhouden militaire kerkhoven. Zelfbedrog, auto-suggestie! Die kerkhoven waar duizenden en duizenden opeengedrongen liggen, met hun duizenden vergrijsde en reeds verweerde houten kruisen, zijn van een triestig-gelijkmatige eentonigheid, zoo triestig en zoo leelijk als de doode, grijze of zwarte bosschen welke er omheen staan. Niets van de melancholische poëzie die een gewoon kerkhof toch wel hebben kan. Er was geen ruimte genoeg voor al die doode soldaten; het moest een kazerne worden voor dooden die gewend waren te vertoeven in kazernes van levenden; en zelfs de bloemen
op die tomben doen er droevig aan, zooals zij dat doen aan de gore, leelijke, rechthoekige en allen gelijke vensterramen van kazernes.’
E.
| |
Lena, door J. Duyckers. Uitgave ‘Vlaamsche Land’, 1922.
- Een goed in elkaar gestoken roman van een meisje die alles, zelf haar liefde, prijsgeeft om zich op te offeren voor haar jongste zuster. Het verhaal is boeiend, doch men merkt te zeer de koordjes waarmee alles wordt in beweging gebracht.
V.d.B.
| |
C. Astaes: uit moedersjeugd. Uitgave ‘Excelsior’, Brugge.
- Dit aangenaam geschreven dorpsverhaal vermocht zich niet te ontwikkelen tot de breedte van een roman en is bij de landelijke schets gebleven. Schrijver geeft de opkomst en den ondergang van een boerengezin, waarvan de sterkste verpersoonlijking te vinden is in Rika die ten laatste heel het dorp zoo wat beheert en er een plaatselijke school inricht.
V.d.B.
| |
Zoo ging een jaar, door Jozef Simons. Uitgave ‘Davidsfonds’.
- Een soldaat uit den grooten oorlog komt geleidelijk weer in contact met het burgerleven en wij vinden hem na een jaar terug, gehuwd en koster in een Kempisch dorpje. De schrijver weet mooi de verschillende gemoedstoestanden van zijn held te schetsen. De toon van het verhaal is afwisselend. Enkele deelen werden gesteld onder vorm van briefwisseling.
V.d.B.
| |
Het leven van Guido Gezelle, Vlaamschen Priester en Dichter, door Aloïs Walgrave Pr. Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, 1923, Amsterdam.
- Op de biografie van den dichter door Caesar Gezelle bij Veen te Amsterdam in de laatste maanden van den oorlog geschreven, werd destijds door Walgrave een scherpe kritiek geoefend. Wat de wetenschappelijke nauwkeurigheid van data en feiten betreft, valt er inderdaad nog al wat te bedillen op het werk van Caesar, die het niet noodig schijnt geoordeeld te hebben het getuigenis of de levensherinneringen van Gezelle's tijdgenooten te kontroleeren. Misschien hebben de ongunstige omstandigheden waarin het
| |
| |
boek gegroeid is er eigenlijk nog de meeste schuld aan. Walgrave is ongetwijfeld de beste Gezelle-kenner op dit oogenblik. Ik geloof niet dat er veel zal haperen aan het feitenmateriaal dat hij gedurende zoovele jaren met hartstocht en geduld verzameld heeft. De chronologie van het leven van Gezelle is in deze jongste biografie waarvan het eerste deel, dat nu van de pers kwam, gaat tot den Kortrijkschen tijd, veel duidelijker en overzichtelijker. Maar of wij zooveel nader tot de ziel en het werk van Gezelle komen? In dit opzicht is het werk van Walgrave zeker een teleurstelling. Het verband tusschen het leven en het werk wordt overal gezocht en in zeer gelukkige citaten ook dikwijls vastgelegd. Maar het is tenslotte een koude biografie, geschreven in een kleurlooze taal. Bij Caesar is overal die West-Vlaamsche innigheid in het verhaal, die niet West-Vlamingen zoo moeilijk kunnen bereiken. De mensch, de heel groote mensch Gezelle, leeft in het verhaal van zijn neef, die hem ziet door de vertrouwde oogen van zijn vader, van zijn moeder, die tenslotte zelf aan zijn oom den zegen voor de laatste reis mocht geven. Bij Walgrave is het een boekerig levensverhaal, de dichter door zijn werk gezien. En dat werk openbaart niet alles van die schuwe ziel die Gezelle was. De schamele tragiek van dit schuw gezin, dat zoo trotsche droomen koesterde, is van groot belang voor het situeeren van Gezelle in de Vlaamsche kultuursfeer. Walgrave stelt veel meer belang in de loopbaan van den priester en hoofdzakelijk om te vergoelijken wat door de overheid aan Guido Gezelle verkeerd werd gedaan of verwaarloosd. Zoo optimistisch praat Caesar niet over de toestanden, al was Gezelle precies geen ‘Vlaamsch martelaar’. Het was de tragiek van deze zeer eenzame ziel dat zij niet paste in het levenskader, waarin zij geplaatst werd. Maar vandaar de oneindige innigheid van zooveel mijmerend leed. Vandaar die Franciskaansche heiligenschijn, die Gezelle met Constance
Teichmann tot de hoogse menschelijke veropenbaring van nieuw Vlaanderen wijdt.
C.
| |
Mama's kind, tragi-comedie door Willem Putman.
- 'k Was zinnens uit te varen tegen Putman's ‘largesse’... Met dichtgeknepen oogen had ik, in m'n hoekie, precies die sarcastische woordjes van verzet en opstand zien opduiken, woordjes die zoo vaak geclicheerd zijn en die ook mij zouden dienen in dit critisch opstel over z'n laatste werk. Doch ‘Ich betrachte die Welt durch die Saiten meiner Leier’... 'k Heb de snaren gehoord, trillend onder jonge greep! Gevoelsmenschen zijn misschien geen ideale critici? Ik wil niet koud-nuchter redeneeren over ‘zwakheid-zus-of-zoo’ in die tragi-comedie. 'k Beschouw 't eenvoudig als 'n pond vleesch uit 'n levende romp gesneden: Lillend ligt het daar, dáár! Ik gebruik geen bistouri; dat laat ik in deze aan Putman over.
Mama's kind is, mijns inziens, 'n brok felle tragiek die geweldig aangrijpen kan wie in de roerselen van 't onvermoede bestaansdrama iets meer wil zien dan koffieklatsch en renteniersfilosofie! Wel schijnt het of het conflict te fantastisch geconcipieerd werd. 'n Ideale vrouw die gedurende twintig lange jaren 'n uitverkoren man - op eerbiedigen
| |
| |
en eerlijken afstand - volgen blijft en eerst dán te voorschijn treedt wanneer de wettige echtgenoote overleden is... Nou, helfhaftig, Willem: Hoe oud was ze wel toen ze de eerste amoureuse calories gewaar werd?
Juist daarin ligt de overwegende zwakheid van het werk. Maar 't onlogische wordt niet noodzakelijk door het auditorium gemerkt, en óver dien wankelenden grond bouwen we, begeesterd, de reddende brug onzer ontroering. Of spreek ik van 'n dam voor onze tranen? 't Minst sympathiek en konsekwent lijkt me Dr. Breekman. Voor 'n geest, zóó gecultiveerd, mag levensconceptie niet gedurig opgelost met 'n ‘verdomme’. Nee, verdomme, m'n goeie Putman, 'n doctor moet méér en beter te zeggen hebben, bizonder wanneer hij in zoo'n storm staat! Alice en Charles Van Baelen zijn twee kostelijke typen: Naturaufname! Voor Eleonore Duval - de ‘ideale’ vrouw waarvan hooger sprake - betreur ik 't dat ze Eleonore heet. Waarom niet Athanasie of Cunegunda of Waldetrudis? Er zijn nog langere namen... O zalige klank: Eleonore! in m'n romantisch gedroom!... Na die zoetheid weifelt m'n pen bij het schrijven over die booze Helena (bij Faust was ze nóg boozer!)... Gelukkig raakt toch, ook met haar, in de familie alles in orde en mogen we zuchten, dankbaar dat grooter onheil werd afgewend.
Saamvattend: Willem Puman heeft met ‘Mama's kind’ flink tooneelwerk geleverd. Het zedelijk gehalte kan ik - spijts alle ‘largesse’ - niet aanprijzen. Er is 'n grens die met geen ‘coup-de-théâtre’ goed te trekken is. Vergeet niet, waarde Putman, dat het doorsnee-publiek (ook ùw werk wordt speciaal door dilettanten-gezelschappen gewild) oppervlakkig oordeelt. Wat indrukken dát publiek van ‘Mama's kind’ meedragen zal, laat ik u in geweten overwegen. 'k Vrees dat uw ‘opvoedend’ werk geen bleekzuchtigen zuiver bloed zal geven. Zoek sterker medecijn, Wim!
A.v.d.V.
| |
Dr. Alb. van Driessche: Het Glorielooze Lot. Uitg. Juul Filliaert, Nieuwpoort, 1923.
- In Vlaanderen waar ten gevolge der treurige sociale toestanden waarin wij verkeeren, het literaire vak nog niet gespecialiseerd werd, krijgen wij soms de beste dingen te lezen van menschen, die door hun levensarbeid gehouden zijn een heel andere richting uit te gaan, van doctors in de medicijnen, chirurgen, rechtsgeleerden, kantoorbedienden. Naast Prof. Gustaf Verriest en Dr. Lauwers, zaliger gedachtenis beiden, is Alb. van Driessche wel de meest sympathieke verschijning in onze literatuur van thans. Hij doet soms met zijn gemoedelijken en innerlijk ontroerenden verhaaltrant even denken aan Dr. Renier Snieders, dien anderen ambtgenoot, maar zijn meer verfijnd aanvoelingsvermogen van ingewikkelde psychologische toestanden maakt hem tot een moderne van dezen onzen tijd.
Hij verbleef binst den oorlog, als militair doctor, bij de meest ellendige wrakken die de wereldorkaan terug wierp, de teringlijders die aan de Côte d'Azur een hopelooze genezing kwamen zoeken. Hoe de schrijver dat Zuidersche landschap met het scherpe licht en de felle kleur-opposities juist heeft opgenomen blijkt uit meer dan een verhaal
| |
| |
van dit boek, maar het is tot innig doorvoelde woordkunst geworden in het stuk Aan een onbekende moeder. Zijn zin voor psychologische ontleding heeft hem die eenvoudig fijne weefsels van verhalen doen maken waarin de overprikkelde gemoedstoestand van phtisiekers bij het naderend einde wordt geschetst.
Het is een boek vol schrijnend wee geworden en diep-menschelijk begrijpen. Zonder eenige tendenz wekt het door de rechtstreeksche voorstelling van de dingen den gruwel voor de ontzettende menschenmoord van den grooten oorlog. Het grandiose, feestelijke van het Zuidersch decor dat over al die hartverscheurende verhalen hangt draagt er toe bij om het aangrijpende van den indruk op den lezer te vergrooten.
J.M.
| |
Alexander Irvine: de heilige in haar hoekje. (N.V. Uitg. Mij v. Lochum, Slaterus en Visser.)
Dit boekje uit het Iersch vertaald door Dutric werd vroeger reeds hier te dezer plaats besproken. Is dit een nieuwe uitgave die ons werd toegezonden? Het heilige is hier vrij van elke kerkelijke geloofsbelijdenis op een algemeen groot-menschelijk plan gebracht. Wel heeft Irvine in de helden van zijn roman protestantisme en katholicisme in elkaar doen vloeien, want Jamie was Protestant en Anna een vurige Katholiek. Anna, de heilige in haar hoekje, is toch een beminnelijke figuur geworden. Met haar bewonen wij de donkerste diepten van miserabel menschenleven en zij steekt er boven uit met een edelheid vol innerlijke rust en zekerheid die door niets kan worden aangetast. Kostbaar is ook dit verhaal om wat het ons geeft te zien van de verholenheden van het Iersche volksleven en zijn ellende.
J.M.
| |
Pater Koenraad van Kessel, S.S.C.C.: de held van molokai. (Uitgave van de Paters der H.H. Harten te Ginneken, 1923.)
Hij werd geboren in het vechtersdorp van Tremeloo bij Leuven, waar Alfred Delaunoys zoovele van zijn zwelgers en genieters heeft gevonden naar wie hij naar het voorbeeld van Leonardo da Vinci zijn karakterkoppen teekende en schilderde. Uit dat nest is de held gekomen, zooals in de italiaansche stadjes der vroeg-renaissance naast sluipmoordenaars, giftmengers, verkrachters, de heiligen bloeiden.
Jozef de Veuster of Pater Damiaan vertrok in 1863 te Bremen, nog met een zeilschip op den verren tocht naar Hawaï in den Stillen Oceaan.
De schrijver verhaalt van het verblijf op Hawaï, hoe Pater Damiaan de dorpen opzocht in de wildernis, hoe hij nadien verbleef op het eiland Molokaï waar de melaatschen werden afgezonderd. Drie weken sliep hij onder een Pandanus-boom, tot hij een houten huisje timmerde. Twaalf jaar verbleef hij er vóór dat hij aangetast werd door de gruwelijke kwaal. Op zijn vijftigste jaar stierf hij bij zijn zelfverloochenend werk. Het boekje van P. van Kessel is eenvoudig en stichtend. Er komen vele phototypies in voor en het begint met een voorwoord van Fr. S. Rombouts.
J.M.
| |
| |
| |
Begrippen over mikroben en parasietenleer, vooral ten dienste van verpleegsters, door Dr. Raphaël Rubbrecht. (Brugge. Uitg. Excelsior, St. Trudostraat, 21.)
De school voor verpleegsters en vroedvrouwen van Brugge heeft een zeer goeden naam.
Met leeraars als Dr. Rubbrecht is dit geen wonder.
Hier hebt gij hem weer op zijn best. Kort, klaar, het waarom: over wezen, leven en bestemming der bakterieën en parasieten.
Niet dor en droog, leest als een boeiend verhaal, met een beetje gezonde filosofie.
In dit boekje van een goeie zestig bladzijden, ligt nu alles besloten wat een hedendaagsche verpleegster over dit vak weten moet.
Dát moet zij weten om haar taak te begrijpen en haar ambt degelijk te kunnen vervullen; meer hoeft ze niet te weten anders doet ze geleerd; en van dit soort verpleegsters, met hooge hieltjes en mooie krulletjes van onder haar vooltje, hebben we genoeg gezien binst de gruweljaren.
Het werkje is een vervolg op: Begrippen over Ontleedkunde en Verrichtingsleer - even voortreffelijk - en het wacht op een vervolg, dat ons even min zal teleurstellen.
Dr. Alb. Van Driessche.
| |
Musikalisches Worterbuch, von Dr. Hans Joachim Moser, a.o. Prof. der Musikwissenschaft an der Universität Halle; Verlag von B.G. Teubner in Leipzig und Berlin, 1923.
- Als twaalfde nummertje in de reeks van Teubner's kleine Vakwoordenboeken verscheen deze kleine encyclopedie van de muziekwetenschap. Alle ballast werd geweerd. Het boekje brengt heel systematisch de noodzakelijke gegevens over de ontwikkeling der muziek die een leek wel eens van nutte kunnen zijn. Van oude en nieuwe componisten de zoo volledig mogelijke bibliografie, indien ze van groote beteekenis zijn. Anders het voornaamste werk. Steeds met het jaartal. Achteraf de voornaamste werken over het onderwerp. Vooral de verklaringen van technische muziektermen zullen van pas komen. Vlamingen worden niet naar verdienste vernoemd. Benoit schijnt niet mee te tellen. Tenslotte een Zeittafel die van de dood van Ambrosius van Milaan (397) de voornaamste gebeurtenissen op het gebied der muziek vermeldt. In een klein bestek (150 blz.) heel wat materiaal.
E.
|
|