Omer Wattez: Van Twee Koningskinderen; Wouters Jonge Jaren; De Zwalmleeuwen; Sonnetten van een Vlaming te Parijs tijdens den oorlog; Siegfried, een oud-Germaansch Heldenlied.
Het is opvallend hoe er in den laatsten tijd veel meer nieuwe uitgaven van oud werk zijn verschenen dan eerste uitgaven van jongeren. Dat komt wel door dat de jongeren strenger eischen hebben tegenover hun werk. Doch quantitatief is de arbeid der ouderen toch aanzienlijker. De levensomstandigheden waren gunstiger. Er werd gemakkelijker en plezieriger geschreven dan heden. Het schrijven was voor velen een aangenaam tijdverdrijf. Dat het oudere werk nog steeds gelezen en genoten wordt, meer dan het nieuwe wellicht, bewijzen de herdrukken: uitgevers zijn zakenmannen.
Omer Wattez is een van die vruchtbare auteurs die geschreven hebben voor het volk. Vóór dat hij zich voor goed met talenstudie en vooral met germaansche philologie ging bezig houden als een gewetensvol leeraar en ijverig akademielid, gebruikte hij zijn vacantietijd om con amore die Zuid-Vlaandersche Novellen op te stellen die L. Opdebeek nu weer opnieuw op de markt bracht.
Er zijn erbij die vóór 40 jaar geschreven werden en het is niet zonder aarzeling en met een aandoenlijke schuchterheid dat Omer Wattez ze aan de ‘moderne rechters’, zooals hij dat noemt in zijn inleiding, onderwerpt.
Wat ‘modernen’ in dit oudere werk en in de vroegere romantiek steeds zullen blijven waardeeren, het is de stem van een voorbije tijd die er uit wordt vernomen: zóó stond men toen tegenover het leven. Die Zuid-Vlaandersche novellen, waar het land van Ronse, Geeraardsbergen, Oudenaarde in uitgebeeld staan, met de vele dorpen, de menschen die daar wonen, hun leven op de akkers, de volksgebruiken, jaarmarkten, kermissen, uitvaarten hebben een atmosfeer bewaard die nu nog door hare Vlaandersche echtheid bekoorlijk aandoet. Het folkloristisch genoegen om alles waar te nemen en op te teekenen, de neiging tot ontleden der gemoedstoestanden van eenvoudige menschen die toentertijd in de mode was, werden niet altijd tot zuivere schoonheid verwerkt en gaven soms aanleiding tot ietwat koele en inventorieerende bladzijden die den natuurlijken vrijen groei van het verhaal belemmeren.
Zeer verscheiden zijn deze novellen. Van twee koningskinderen en Het Gezin van den Mulder dat er op volgt zijn twee landelijke idyllen. De Zwalmleeuwen dat zijn de vechters, de pensjagers uit een dorpje op de Zwalm-beek gelegen en het is een zedenschets geworden van het door drank en onwetendheid verbeeste Vlaanderen. In Wouters Jonge Jaren vinden wij de ontwikkeling van een artistiek aangelegde natuur van vóór 40 jaar en het konflikt tusschen het landelijke en het stadsleven. De kleinere verhalen uit de genoemde bundels brengen elk een eigen midden voor oogen met een karakteristieke soort van Vlaandersche menschen.