Het inwendig leven van Paul
XX.
Paul's sterke bezorgdheid.
DE gansche dag had God in zijn hart geroepen ‘Paul’; maar om een antwoord had hij sterke last; een strenge bezorgdheid zijner ziel hinderde daartoe geweldig. De voor-avond begon: van Oost naar West daalde het nacht-luik. Langs de Schelde-terrassen, waar hij wandelde, rookte de mist: de stad en de stroom als verdronken in zeep-loog. Paul wist in die damp zijn God volgens het vers van Psalm XCVI: ‘Met wolken van donkerheid is Hij omringd’. Zie, hij kon nu de verschijning des Vaders wel verwachten in krakende donders en bliksemstralen, als in den rook Sinai, want er rafelde reeds een roode toortsvlam op de pont om den overzetboot toe te seinen. Paul's schaduw viel plots ‘unheimlich’ op de mist lang-uit omdat een electrische booglamp schel naast hem gloeide: hij meende angstig een verschijning van het ‘eigen lichaam des doods’.
Na maanden had Paul dien namiddag weer een brief ontvangen van Zuster Angelina en zijn inhoud maakte hem bezorgder als ooit. Deze brief had hij niet verscheurd: op enkele punten bleek theologische overweging noodzakelijk en ditmaal zou Paul omstandig een antwoord schrijven om een innerlijke ramp bij Zuster Angelina pogen te verhinderen...
Zwaar bekommerd keek Paul over de balustrade van het terras langs de kade op de schaduwige stoombooten; stoom wolkte, olie rook sterk, de lieren raasden, lawaaiende schimmen versprongen in een rooden fakkelwalm die daarna over boord viel en in het water krinkelde. Een spookachtige graanzuiger suisde en dommelde: zijn krabpootige slurven hingen gulzig in den buik van een stoomboot en slokten maïs. Weer had Paul de angst voor het ‘ongeval sluipend in het duister’, maar onmiddellijk nadien een verlichting: hij bad ‘Jezus, Maria, Jozef’!
Nu las Paul opnieuw den brief van Zuster Angelina onder den groenigen absinthe-gloor van een terras-lantaarn.