kleursuiker geschilderd: een kinderachtige Christus. En ginds: gruwelijke profanaties, ‘geslachte’ Christussen-aan-het-kruis en allerleelijkste mombakkesen van het gelaat des Heiligen Verlossers; nergens iets van onmiddellijk expressionisme; de artistieke middelmatigheid van deze ‘christenen’ bepaalde zich tot episode en anecdote met conventionneelen inhoud van den dag.
Geestelijke misvorming der katholieke norm was daarnaast het schilderwerk van iemand die gansch het geloof tot een folkloristisch curiosum herleidde en de waarde der religie terugbracht tot het paternoster-bolletje, het Scherpenheuvel-vaantje en de bijgeloovige tronies van speciale boerentypen.
Ook een visionnaire architekt-schilder van een gedroomde villa-kerk: een christelijke leugen die de realiteit van Berlage prefereeren doet, want deze zonder ‘bijbedoelingen’.
Paul ontfermde zich over twee bibelot-schilderijtjes - elk een handpalm groot - die waren vol christelijke zuiverheid en onbeschadigden eenvoud: verbeeldingen ongeveer van kinderen met hun engelbewaarders in een rustig sneeuwdorp; ook een Jezus-intrede in een hedendaagsch Jerusalem. Waarom werd het Gods-gebod der ‘gesneden beelden en gelijkenissen’ niet op de overige schilderijen toegepast? Eigenlijk kon dit niet: een echt christelijk kriterium ontbrak geheel aan de inrichters, aan de aannemingsjury en ook evenveel aan deze ‘christelijke kunstenaars’.
Paul lag dien avond vroeg te bed en bedroomde ijverig de reden der tegenwoordige onmacht in de christelijke kunst: onwetendheid des geloofs. Er was geen kennis van het Woord Gods, geen dagelijksch gebruik der heilige Eucharistie, geen geestelijke ondervinding van den Bijbel-inhoud; het formalisme was de knaagworm; ook het subjectivisme van het individu dat de excentrieke uitdrukking voor de ware hield uit gebrek aan theologisch leven.
Hoe schoon, dacht Paul, zou een synthetisch universalisme der christelijke kunst zijn! De oer-kern des Alvaders benaderen door Christus-Jezus! Niets anders dan het eenvoudig inzicht! Daarna de eenvoudige uitdrukking zonder individulistische trucs.
Paul staarde met sterke geloofsoogen naar de blauwe vensterruiten waarachter het zilver kraalsnoer der sterren hing als een luisterrijke Rozenkrans; hij verkoos uitsluitend met God, de Kerk en de Natuur te leven in afwachting van den Heiligen Geest en dezes nieuwe kunst. ‘Vide humilitatem meam, Domine’, bad Paul, want hij wist daarnaast dat goede kunst slechts uit sterken deemoed voortkomt.
Doorheen zijn gebed een stoomboot floot eenzaam op de rivier: de zware brom-snaar van een cello.