Vlaamsche Arbeid. Jaargang 12(1922)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De weidsche nacht DE weidsche nacht aâmt van Verlangen; verlangend zingt mijn hart gezangen: in doezlig-blank ligt heel de vlakte; gespannen in serenen strakte, welft zich de hemel boven 't Zijn van lagere Aarde, in sterrenschijn. Naar alle dichte en verre wegen, waarop 't Verlangen is gestegen, gaan nu mijn wijde stralende oogen, en peilen onder reine bogen, gestoken over winterpracht van dezen sprookjes-schoonen nacht. In 't stil half-duister naadren menschen gelijk van mij gebroken wenschen langs naakte boomen eenzaam loomen, en droomend vreezen 't nooit ontkomen aan 't Ongeluk, dat verder schrijdt en laat alleen Onzekerheid. Maar eindeloozer groeien bogen, door 't wijder stralen van mijn oogen; klaar klinkt mijn hoog-verrukt Verlangen in naderende hemelzangen, en heel de Wijdte, rein in schroom, wordt rijker dan de schoonste droom. Moorsel, 1917-1920. I. van Beughem. Vorige Volgende