| |
| |
| |
Over plastiek
HET tegenwoordige standpunt der kunst brengt vele lieden in het onzekere, en is vooral niet van gehalte door het wispelturige karakter harer aanhangers, de sceptiek te overwinnen van een toeschouwend tijdgenoot. Wij merken op, dat er stilaan eene versmelting plaats grijpt tusschen de drie baanbrekende richtingen: Futurisme, Cubisme en Expressionisme.
Dit was te verwachten en is zeer gewenscht. Wij moeten begrijpen dat de aanhangers dezer richtingen bij hunne ontstaansperiode, omstreeks 1910, weinig van mekaar afwisten en zij rond dezelfde jaren tot conclusies kwamen, waarvoor hunne werken borgen, die getuigen van een ommekeer der moreele zoowel als esthetische waardebepaling. De revolutie in de plastiek, verwekt door deze drie richtingen, is het begin van zoeken naar de formuul, die den stijl onzer beschaving zal bevestigen in de toekomst. Dit zoeken naar onzen stijl omvat het oplossen onzer levenssphinx of het totaal bewust doorleven van het wereldaspect, dat varieert op de vroegere beschavingen.
Dit nieuwe wereldaspect is duidelijk waarneembaar in de beelden der Futuristen, Cubisten en Expressionisten. Deze maken indruk door de revolutie, welke zij daarstellen, door hun verschillend uitzicht met vroegere beelding. Nochtans volstonden ze niet om te overtuigen. Door afgescheiden werking kwamen zij tot verscheiden conclusies die, samengevoegd, een goeden grondslag vormen, en de basis-tradieties der moderne plastiek uitmaken. Op zich zelf gaf iedere richting slechts een factor van het geheel. Het eenige dat zij gemeen hadden, was de aandrift, om het nieuwe schoon te veroveren en duidelijk uit te spreken. Verschillige, dier destijds zoo stoere werkers, zijn nu niet meer bij machte om door hun hedendaagsch werk ons den eerbied af te dwingen, die wij hun, historisch gezien, verschuldigd zijn. Door zich nu aan een stelsel over te geven vergeilen zij hun vroeger werk, en houden toch krampachtig vast aan de benaming hunner eerste uiting.
Deze is niet meer geldig voor de geëvolueerde werkers uit hun midden, die erkennen dat de toenmalige horizonnen van Futurisme, Cubisme en Expressionisme afgedaan hebben. Hun tegenwoordig werk hoort samen met nieuwe resultaten, die stilaan ontstaan zijn door en nevens de drie baanbrekende richtingen. Zij kunnen zich niet onder de oude blazoenen plaatsen en nemen er aldus nieuwe aan. Zoo ontstaat in onze directe omgeving, de zuivere beelding en de gemeenschapkunst, waarvan de laatste mijns inziens de verstreikende is. Om nu deductief te besluiten van beeld naar ontstaansbegrip, wat de eenige
| |
| |
logische weg is, om tot een degelijke gevolgtrekking te komen in zake kunst, zal het noodwendig zijn, dat ik bedoeling en resultaat der gemeenschapskunst omschrijf. De gemeenschap-kunstenaar wil werk vervaardigen dat voor den breedst mogelijken kring van publiek te genieten is. Hij wil voldoen aan de gemeenschappelijke esthetische behoefte met zijn werk. Hij begrijpt den toeschouwer als een wezen uit het samenhorig aardsverband, waaraan geene ontwikkeling van buiten af kan aangebracht worden. Ieder mensch doet zijne levenswijsheid op, door eigen beleefde bevinding en niet door nagekeken of aangeleerde. Aldus komt eene plastiek den toeschouwer van nutte, wanneer die plastiek hem een wereld biedt, waarin hij leven kan, en moet aldus een resultaat zijn dat over het persoonlijke heen van den vervaardiger, ontstaan is. Is eene plastiek een persoonlijk resultaat, gemaakt voor eigen bevrediging, zal het slechts aan een toeschouwer een psychologische studie op den vervaardiger aanbieden, waarmede hij heelemaal niets te maken heeft. Doch wanneer eene plastiek een compleet beeld is, aldus een eigen wereld, blijft een toeschouwer vrij, zonder op iemands anders persoonlijke aangelegenheden te parasiteeren en geniet rechtstreeks van een geschapen ding. Om nu aangrijpingskracht te hebben op een toeschouwer en met recht aanspraak te kunnen maken op een volledige schepping volgens zijn aard, mag dit compleet geen twijfel wekken. Daarom heeft een plastieker zich strikt te houden, wanneer hij een plat vlak bewerkt. aan het tweedimentionale. Dit heeft zijne eigen begoochelingen, die hij kennen en benutten moet, maar hij kan geene begoochelingen uit eene andere dimentie aanbrengen in eene, waarin zij niet hoort. De perspectief bijvoorbeeld is eene begoocheling der 3 dimenties en haar toepassen bij 2 dimenties, is de mogelijkheden dier dimentie te buiten gaan. Dit wijst op een baroktoestand der kunst.
De gemeenschapkunstenaar kan zijne beelden niet ontleenen aan het objectieve, hij moet ze uit zich zelf diepen, omdat hij geen bestaand lichaam kent, dat niet in drie dimenties leeft en hij aldus dit lichaam niet kan nabootsen in 2 dimenties, zonder physioplastiek en kinderkunst te maken. Ook is het onmogelijk uit de wereld der 3 dimenties, waar geen statiek, maar integendeel de grootste onstandvastige vormbelichaming heerscht eene vormontleening te doen voor 2 dimenties die uit den aard der zaak vormbevestigend is.
Wij geven ons aan de grootste scheppingsmogelijkheid, aan de eeuwige variatie onzer vizie, der geometrale vlakkenbeelding.
Wij kennen sensitief den invloed van geometraal kleurvlak en lijn op den toeschouwer. Deze voeren wij door tot hunne hoogste aangrijpingsmomenten, als voorbeeld neem ik de rust
| |
| |
van den rechten hoek, de spanning van den boog en de omsluiting van den cirkel.
Deze geometrale vlakken van een doek grijpen aan, leiden u tot zenuwspanning en ontspanning buiten uw wil om, en genieting der plastiek heeft plaats.
Dus: Geen litterair genieten meer door inwerking op romantieke of beuzelachtige eigenschappen van een toeschouwer, maar een totaal genieten van zijn wezen door de uitsluitelijke kracht der plastieke eigenschappen. Om tot zulke resultaten te komen werkt een kunstenaar niet onder drang van zijn gemoed of een ander facet zijner constelatie, maar hij werkt in een harmonischen toestand van zijn gansche wezen, onder constructieven aandrift. Dit is geen uitzonderingsdrift, maar een algemeen menschelijke.
Wij zien geen onderscheid aan waarde tusschen losse of toegepaste kunst. Beide zijn resultaten van oprechten kunstzin. Daarom zien wij uit en wenschen algemeen onze resultaten en onze kracht te kunnen paren aan de bouwkunst, zoodat het mogelijk worde, dat het kunstwerk samenleeft in opgang met het menschdom, dat het tot onstaan bracht, tot staving der kultuur, die in de bouwkunst steen wordt en die verbinding met den aardgrond vindt.
Dit zijn feiten.
De gemeenschappelijke geest brengt echter even veel logische als onlogische daden tot stand. Het is dus noodig dat wij, alvorens de gemeenschapkunst te kunnen approuveeren, de oorzaak dier kunstopvatting opzoeken en haar toetsen aan de tegenwoordige levensopvatting.
De oorzaak van die nieuwe beeldingswijze ligt in eene verandering van opvatting der wereldorde. Door oppositie aan voortlevenden ouden sleur revolteert de futurist. Deze revolte vindt logischer wijze weerslag in zijn werk. De tegenwoordige kunstrichtingen staan in oppositie tegen de losbandigheid der vroegere en tegen het werken uit louter genot. Hiertegenover zetten wij het feit dat geene daad gedaan kan worden dan in het algemeen welzijn en uit noodwendigheid. Het terugvinden der tradities van de Plastiek, die orde zijn zonder tot stelsels te verwijzen, toonen ons eene behoefte aan kultuur.
Dit is een scherpe tegenstelling aan de renaissance opvatting die een afwerken van stellingen is, aldus op civilisatie duidt, daar een stelsel of bepaald schoonheidsbegrip slechts daar ontstaat waar het verstand het hart vervangt of van een fenomeen tot een stelsel doet besluiten.
Een kultuur houdt op waar de civilisatie begint, en daar wij na eene doodgeloopen civilisatie eene nieuwe kultuur periode intreden, mag het ongewone van onze werken niet verwon- | |
| |
deren, daar eene nieuwe kultuur de voorbode is van een nieuwen stijl.
De toekomstige nieuwe stijl door ons werk bevestigd, is op zichzelf en afbreken van den ouden bestaanden stijl, zijn schoonheidsbegrip en zijne verdorde stelsels.
Wij aanzien al het vroeger werk, gesteund op de vroegere dualistische begrippen van geest- stof en ruimte, als historische merkwaardigheden en resultaten even vreemd aan ons, als de Grieksche bepaaldheid van het lichaam. Voor de oogen van een ouden Griek zou een beeld van Watteau of een impressionist onbegrijpelijk of onwaar schijnen, omdat hij het impressionistisch ruimte begrip niet vat.
Zoo zal de houding van een impressionist tegenover ons zijn.
Onze stijl-betrachting is nu totaal verscheiden van eender welke vroegere beschaving omdat wij het summum van alle vroegere resultaten in ons dragen en er aldus boven en buiten gewassen zijn. Om stijl betrachten ijveren beteekent het gezamelijk natuurbeeld verklaren. Daarom staan wij vijandig aan ieder stelsel, dat nooit anders kan dan een hinderpaal zijn voor eene daadzakelijke verklaring van het wereldaspect. Dit neemt werkend vasteren vorm aan. Het geeft ons overtuigingskracht, omdat wij gewaar worden dat de massa er aan beantwoordt. Deze toetsteen borgt voor zijn gehalte. Wij nemen waar dat de mensch, door de geschiedenis van zijn bestaan heen, verschillende eigenschappen ontwikkelt die mekaar aanvullen en zijne mogelijkheden uitbreiden. Wij bevestigen deze waarneming, doordat wij geschiedkundig aangelegd zijn en het heden in al zijne nuancering behandelen, aldus terzelfder tijd verleden en toekomst verzorgen.. Die kijk komt ons uiterst ten goede, daar een kultuur die geen blik op het verleden heeft, geene overtuiging op den te volgen weg meedraagt. Hierdoor ook ontstaat de proefsteen voor de waarde van een werk in verband met zijnen tijd, aldus de sleutel om het wereldaspect te begrijpen. Wat heeft het compleet plastiek beeld te beduiden of te verduidelijken? Het is geen vorm voortvloeiend uit ruimte behoefte, maar een streng bepaald geheel. Het biedt een constructie, die op hare wijze zal inwerken op den toeschouwer. Het is geschapen in omstandigheden, die toelaten aan de grootste mogelijke hoeveelheid van toeschouwers het door te leven in volle vrijheid en aldus sterkend, in plaats van zich in gemoedstoestanden van den vervaardiger te moeten verplaatsen.
Dit is de hoofdkarakteristiek onzer kunst.
Wij wenschen ons niet van den organischen grond af te wenden of abstraktheden voor te houden. Wij kunnen de woorden abstrakt zoowel als konkreet schrabben tot vertolking onzer konstellatie. Het abstrakte lost het dualistische princiep niet op;
| |
| |
het maakt het los van den organischen bodem. Wij integendeel zien geene mogelijkheid beide begrippen: Geest en stof neven elkaar te denken. Wij zien een wezen in zijne uitdeinende eigenschappen. Ruimte, kracht en stof vormen slechts een. Wij kunnen onmogelijk eene conceptie eener electrodynamische energie hebben, zonder de daarbij behoorende stof van den lichtether.
Onze plastiek heeft geen inhoud maar is uitsluitelijk een opdrijven der geometrale kleurvlakken tot overweldiging van den toeschouwer, door benuttiging der in-eigen mogelijkheden van het te gebruiken materiaal. Het dient wel verstaan dat dit tot heden een overtuiging is, waaraan niet zal getornd worden, maar wel bijgevoegd daar wij niet indenken kunnen dat het oogenblik reeds gekomen is om onzen stijl door schoonheidsformuls te bevestigen. Wij gelooven niet dat onze kultuur reeds volstaat om in civilisatie over te gaan.
* * *
Nemen wij ter verduidelijking van het voorgaande even met kritischen blik het werk onder handen, dat pseudo modern is: de laatste en meest anarchistische resultaten van het doodgeloopen impressionisme waaronder het destructionisme. Deze zijn steeds gevoed met een individualistisch begrip en komen alleenlijk den vervaardiger ten goede. Het is storend bij het beschouwen van een werk zich te bevinden voor een misbakken beeld van een voorwerp dat steeds aan de werkelijkheid herinnert en tot vergelijken hiermede dwingt; waarbij het beeld het dan natuurlijk inboeten moet. Het is niet noodig lang te blijven praten rond werk, waarop objectiviteiten voorkomen, zulk werk is onlogisch. Nochtans door winstbejag gedreven, doen handelaars en marktmakers al het mogelijk door schriften enz. om juist dit werk aan te bevelen aan kooplustig publiek. Zij spekuleeren op het behoudingsgezinde in het publiek en zien hierin de mogelijkheid om dit halvelingswerk, dat zich nog eenigszins aan past aan vroegere kunst uitingen die waarde op de markt verkregen, als de eenige werkelijke kunstrichting uit te roepen.
De toeschouwer is daarmede sterk bedrogen, want zulk werk, dat in zijn kern niet los kan van vorige beschaving is naar uiterlijken vorm slechts een mode van zwakkelingen, die met ons mede willen, maar niet kunnen en blijven steken bij een modisch procedé.
Deze bewuste zwendelarij wordt soms onbewust bijgestaan door letterkundigen, die zonder eenig voorbehoud met kritischen zin zich zelven uiten over kunstwerken, zonder daadzakelijke ondervinding, alzoo meestal den bal misslagen en verwarring stichten bij het lezend publiek. Kritische geest volstaat niet om over een bepaald iets te spreken, men moet er ook kunde van hebben wil men plastiek duidelijk kunnen verklaren.
| |
| |
Wat bieden ons de drij baanbrekende richtingen?
De futurist Marinetti zag graag alle boekerijen en museums de lucht ingaan omdat hij van oordeel is dat de spoedige ontwikkeling der schilderkunst te danken is aan de vrijheid en de ongebondenheid aan historischen schakel. Het futurisme stelt inderdaad een revolte daar tegen alle voortleven van vroegere resultaten en onze tegenwoordige beschaving. Nochtans is die gelukkige omstandigheid niet sterk genoeg geweest om de futuristische kunst van alle atavistische plastische gewoonten te vrijwaren. Deze vinden wij ondragelijk terug in de wijze waarop zij dynamiek van objectieve vormen weergeven en alzoo het onstandvastige van dezen willen verduidelijken.
Deze dynamiek geeft ons filmopname eener objectiviteit en beeldt slechts een aantal plastieke opnamen die steeds statiek zijn, in onbeholpen dynamische belichaming. Zoolang men objectiviteiten of vertrekpunten waarnemen kan in eene plastiek zooals bij het cubisme, dan mag het ook consequent tegenover het vlak zijn, zal men geen duidelijk begrip stichten van het hedendaagsch wereldaspect. Het cubisme dat wel eene traditie der plastiek opdiept is aan het wereldaspect niet consequent, omdat het aan een toeschouwer in zekere mate parasiteert door de associatie zijner gedachten met de uitbeelding van een hem bekend voorwerp. Zoo is er mogelijkheid van stelselmatig te werken en streng individueel te blijven, in plaats van het persoonlijke heen te geraken.
Wij hebben voorbeelden in Grise, die niet van objectiviteiten vertrekt, maar door een persoonlijk stelsel tot vormen komt die gewone voorwerpen sugereeren, en waarbij men zich aan geen gegeneraliseerden vorm te houden heeft zooals dit wel eens bij het expressionisme geschiedt, maar aan een uiterst individueelen vorm.
Ik moet hierbij opmerken dat hier evenals tijdens het objectivisme het zuiver ondergaan der plastiek bemoeilijkt wordt door een kromme tafel of misbakken glas, tijdens het objectivisme door de uitbeelding van een gemoedstoestand.
Ofwel Metzinger die door zijn objectiviteiten, waartoe hij stelselmatig komt denkt eene tegemoetkoming aan het publiek te geven. Aanpalend aan vorig geval dient de opmerking dat die objectiviteit den toeschouwer tot lezen dwingt in plaats van tot ondergaan. En laat mij er nogmaals op drukken dat men eene schilderij moet ondergaan en men een boek leest.
* * *
Aan het expressionisme ontleenden wij verleden jaar nog den naam tot betittelen onzer resultaten, omdat wij te goeder trouw bleven aan de zoo flink begonnen uitingen tijdens de periode van ‘der blaue Reiter’ met Mare en Kandinsky. Na
| |
| |
het oplossen van het probleem der suggestieve kracht van lijn en kleur, is dit verwaterd tot een doodloopend fantaisisten-stelsel of vervallen tot gemoedskunst. Ook is het in verschillende gevallen duidelijk hoe zeer werken die der oudheid benaderen; wat ons doet besluiten dat zij het hervinden eener traditioneele eigenschap der plastiek (de kracht van lijn en kleur) niet weten te benutten om de opvatting van het huidige wereldaspect te vertolken, onder wiens aandrang zij vertrokken waren; maar integendeel door hunne vormen lang afgewerkte toestanden terug oprakelen. De zuivere beelding is de eenige richting die, uiterlijk gezien, voldoet nevens de gemeenschapkunst om den toeschouwer eene plastiek te doen ondergaan. Hier heb ik voornamelijk het werk van den stichter Piet Mondriaan voor oogen, daar het werk zijner aanhangers in verschillende gevallen niet meer dan stilleering van objectieve opname zijn, wat ons dan even ondragelijk hindert bij het genieten als de ontleening van objectieve vormen bij het cubisme. Doch wanneer wij het gansche werk van Mondriaan beschouwen en steeds hetzelfde beeldingsprinciep ondervinden, gesteund op het horizontaal en vertikaal, om de grootst mogelijke rust te suggeeren moeten wij bekennen dat zulke werkwijze een stelsel wordt en accidenteel is door den vervaardiger, die uit persoonlijke omstandigheden geen behoefte heeft, iets anders dan rust te geven. Mijns inziens is ons kultuurstadium te jong, om reeds op zijn einde te loopen. Een stelsel kenmerkt immer den overgang van kultuur in civilisatie. Daarom ofschoon de zuivere beelding approuveerend van Mondriaan kunnen wij geene vrees hebben met zijn benuttigen van slechts één grometrale beeldings mogelijkheid, en stellen daar tegenover het gebruik van eender welk geometraal constructief princiep.
Er is pseudo modern werk dat zich oogenschijnlijk voegt bij de gemeenschapkunst, en voor den leek moeilijk te scheiden valt van degelijk werk waarin de gansche bevroeding van ons wereldaspect duidelijk is. Wij geven aldus een compleet beeld in twee dimenties, daarvan kan er geen voortleven der lijnen bestaan buiten den lijst. Alle lijnen moeten er binnen blijven. Teekening moet met coloriet overeenstemmen bij het breken der oppervlakte der kleur. De omlijning van een vlak mag niet zooals wij meermaals bestatigen getuigen voor de onkunde van den schilder tegenover de ineigen wetten der kleuren op een vlak.
Zulke resultaten wijzen op een niet intuitief doorvoelen der wetten van de schilderkunst, dus op onvermogen als kunstenaar. Beoogen slechts oogstreeling en zijn te rangschikken onder decoratie in den slechten zin. Het werk van een werkelijk gemeenschapkunstenaar is niet aan stelsels gebonden, wel aan eene noodwendige traditie die nooit aan de scheppende vrijheid schaadt, maar wel het kunstenmaken belet.
| |
| |
Wij werken wanneer al de facetten van ons bestaan in harmonie zijn met de voorhanden materie, waarin wij beelden gaan. De grootste consequentie tegenover die materie is noodzakelijk. Bijvoorbeeld een lino afdruk mag niet gelijk staan aan eene teekening.
Wij beelden in de grootste scheppingsmogelijkheid, in de eeuwige variatie der geometrale kleurvlakken beelding, buiten alle ontleening aan natuur tafereelen. Wij drijven deze vormen in hunne eigen wereld van mogelijkheden door tot hoogste spanning en aangrijpingsvermogen op den toeschouwer, die voor eene compleete en aldus logische schepping staat en er vrij als individu kan van genieten, zonder op hinderende zijwegen gebracht te worden door persoonlijke aangelegenheden van den vervaardiger.
Antwerpen, 20-1-22.
Jozef Peeters.
|
|