Aanteekeningen
Een voordracht.
- De Londensche hoogleeraar P. Geyl hield te Antwerpen namens het ‘Comité voor Nederlandsche Voordrachten’ een belangrijke historische conferentie over aard en soort democratie van de Hollandsche Republiek na de Spaansche overheersching. Professor Geyl zelf is een zeer zelfbewuste intellectueele verschijning: voor ongelijksoortige Vlamingen zooals zijn publiek samengesteld was deed hij aan als een rijke oom pas uit Amerika overgekomen! Een ‘Vlaming’ nu ontsnapt niet aan dàt gevoel: hij is immers een paria in de Belgische maatschappij, de belgische-brusselsche wetenschap is hem steeds een archi-vreemde, het fransch-belgisch intellect heeft ‘hem’ nooit vertrouwelijk toegesproken. Dadelik viel het dan ook op dat Professor Geyl, als vertegenwoordiger van Noord-Nederlandsche wetenschap, met een soort fetichistische eerbied èn door Comité èn door publiek werd aangesproken en aanhoord. Men was het zich bewust dat waar Noord-Nederland uit zijn mond sprak: de ‘Vlaming’, de hersenlooze Vlaming alles te leeren had. De psychologische professor heeft die gemoedstoestand bij Comité en publiek dan ook volkomen gesnapt want hij triomfeerde in een zeer-zelfbewuste voordracht die echter bij sommige intellectueele Vlamingen de zenuwen verbitterde uit gevoel-van-eigen-zwakheid daar tegenover. Maar professor Geyl is het zich ook bewust geweest dat hij vóór zich had een - wat men conventionneel noemt - ‘zeer dankbaar gehoor’; het publiek trouwens was ‘pflichtmässig’ bijeengekomen en ademloos werd geluisterd, minder uit begrip dan uit eerbied en dankbaarheid. Dat was toch eigenlijk weer erg ontroerend; de afwezigheid van intellectueele bazigheid bij het vlaamsch publiek; dit is een prettig gevoel voor den hollandschen conferencier die aan eigen haard de individualistisch-critische gelijkwaardigheid gewoon
is; men heeft niet altijd een auditorium voor zich dat uit ‘verwaarloosde kinderen’ is samengesteld; daarbij was de voordrachtgever - als de uitdrukking me toegestaan is - een ‘vaderlijk’ intellect. Professor Geyl heeft een voornaam en loyaal medelijden met onze achterlijkheid; wij, op onze beurt, vertrouwen ons zonder eenig achterdenken aan zijn historische-cultureele geneeswijze.
De inhoud der voordracht was modern-pikant; er ontbrak echter wat veel de politieke wijsgeerigheid en de oude verhouding der beide Nederlanden bleek al te weinig toegespitst; voor velen was het feitelijk iets nieuws de oud-Hollandsche Republiek voor een zeer-weinig-democratische-oligarchie te hooren verslijten. En die Republiek zelf in haar laatste historische doeleinden een weinig vroolijke mislukking; de oligarchische gedachtefout heeft zich gewroken aan het in- en uitwendig bestaansleven van Noord-Nederland. Voor een deel ook was het uit de onderbewustheid van Geyl's rede te verstaan dat het Calvinisme als hollandsche minderheid destijds een factor van medeschuld was aan dit verval al eischt het Calvinisme nochtans zichzelf als de theologische oorzaak op van Holland's bloei; wij meenden uit professor's Geyl 's rede te verstaan dat de hollandsche republiek tot verval kwam doordien het Calvinisme de staatkundige rol van Nederland voor-zich-zelf alleen opvorderde met uitsluiting van de roomsche meerderheid en andere minderheden. Typisch was de erkenning dat de nieuwe Calvinistische republiek het nederlandsch volk beroofde van aanmerkelijke middeneeuwsche vrijheden, waarvan het verlies destijds weinig werd opgemerkt.
We konden gissen dat er Roomsche Groot-Nederlanders bij deze belangwekkende conferentie aanwezig waren die achteraf dachten: hoe zou zaliger Jan David, de schrijver der ‘Vaderlandsche Geschiedenis’, over de historische opinie van Prof. Geyl geconcludeerd hebben? Want ook Jan David had een opinie over den rol van den hollandsch-Calvinistischen Staat; deze opinie was politiek-wijsgeerig met een katholiek-theologische wortel... En was het dan niet jammer dat aan Prof. Geyl's rede feitelijk een philosophische diepgang ontbrak?
O.