Vlaamsche Arbeid. Jaargang 11
(1921)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 341]
| |
De katharsistheorie bij PlutarchusGa naar voetnoot(1)FEL besproken en op de meest-uiteenloopende wijzen verklaard, blijft Aristoteles' bepaling van het treurspel nog steeds onduidelijk. Zij luidt als volgt: ‘De tragoedie is de nabootsing van een ernstige, volledige handeling... door middel van dramatische vormen; angst en medelijden bewerken de loutering dier driften’Ga naar voetnoot(2). Ik heb gemeend dat het oordeel van Plutarchus, een Grieksch schrijver uit de ie-iie eeuw na Christus, misschien licht zou werpen over deze betwiste zaak. Hij kon de traditie beter kennen dan wij en was meer vertrouwd met de beschavingsideeën van de groote denkers der Helleensche kultur. Voorafgaandelijk weze opgemerkt dat we los moeten van alle moderne kunstbegrippen, willen we iets begrijpen van de katharsis-theorie. Plutarchus' kunstopvatting is vergroeid met zijn zeden-leer. Het aesthetisch schoone is voor hem slechts een lagere graad van het etisch schoone. Vòòr alles is hij moralist, tot in zijn levensbeschrijvingen toe: hij zoekt daar meer naar zedelijke waarheid dan naar geschiedkundigeGa naar voetnoot(3). Overigens de tijd waarin hij leefde was er een van moreele bekommeringenGa naar voetnoot(4). Het Romeinsch Stoicisme had de wijsbegeerte herleid tot een leer der zeden. Plutarchus zelf was een voorlooper van het Neo-platonisme der iiie eeuw dat de Alexandrië zoo weelderig bloeide. Naar zijn meening is de kunst noch min noch meer dan nabootsing der | |
[pagina 342]
| |
werkelijkheid. Zij is: beeld van een beeld. (cfr. De gloria Atheniensium). Maar zij heeft grooten invloed op de menschelijke ziel. Hij denkt die ziel niet als een modern wijsgeer. Zijn psychologie maakt van den mensch een zeer complex wezen. In ‘De Virtute morali’ verwerpt hij alle theorien die de ziel houden voor een èènige zelfstandigheid. De menschelijke ziel is tweevoudig: zij heeft een verstandelijk en een niet-verstandelijk deel. Steunend op Pythagoras, op Plato en op Aristoteles, beweert Plutarchus dat het niet-verstandelijke deel passief blijft, dat het vatbaar is voor indrukken van buiten, wispelturig (πολυπλανὲς) en ongeordend, dat het, daarom, een leidsman noodig heeft van buiten (ἐξ ἑαυτο῀υ [ἐπιστασία] δεόμενον). Die leidende rol komt aan het verstandelijk deel toe. Niet door redeneering, want het verstand allèèn is daar vatbaar voor. Wèl door indrukken van buiten die orde en harmonie doen heerschen. De συνηϑεία of deugd is niets anders dan een onderwerping van het niet-verstandelijk deel onzer ziel aan de rede. Wij moeten onderscheiden in de ziel: δύναμις, (de begaafdheid), πάϑος, (de drift), ἕξις (de vaardigheid of gewoonte). Begaafdheid is beginsel (irasci bilitas, b.v.); drift is reeds een oogenblik van die begaafdheid (ira, b.v.); vaardigheid is de kracht (ϰατασϰεύη) verworven door de begaafdheid onder invloed der gewoonte: het zal zijn deugd of ondeugd naar gelang de rede haar leidende rol zal hebben gespeeld of niet. - Welnu om de driften te regelen (zij zetelen in het niet-verstandelijk deel der ziel) hoeven uiterlijke indrukken van orde en harmonie. Indien die indrukken harmonisch zijn, zal ook het niet-verstandelijk deel der ziel zich plooien naar harmonische gewoonten, het zal onderworpen zijn aan de rede en zedelijk goed worden. Die harmonische indrukken-van-buiten komen van de kunst. ‘Schoon’ en ‘goed’ verschillen dus objectief niet. - We kunnen nu overgaan tot het bestudeeren der katharsistheorie. Speciaal behandelt Plutarchus enkel: de muzikale katharsis. 1o Hij noemt de muziek uitdrukkelijk: σήστημα ϰαϑάϱσιονGa naar voetnoot(1) | |
[pagina 343]
| |
Uit tal van texten blijkt dat steeds het woord ϰαϑάϱσιος het begrip inhoudt: wegnemen van iets. Dat wegnemen is: een zuivering, een loutering. Drie termen zijn te onderscheiden: datgene wat zuivert - datgene wat weggenomen wordt - en datgene wat gezuiverd wordt. In onderhavig geval is de muziek het zuiveringsprinciep; de ziel wordt gezuiverd: τὸ τῆς ψυχῆς σύστημα ϰαϑάϱσιον; en 't is een moreel of intellectueel gebrek dat weggenomen wordt. In denzelfden tekst van ‘De Musica’ wordt de muziek nog gekarakterizeerd als: ἐμμελὲς ϰαὶ ἐναϱμόνιον. Zij heeft dus voor uitwerksel: een geordend en harmonisch akkoord dat zuivert. Wat in de ziel wanorde brengt weten we door Plutarchus' psychologie: 't zijn de driften, die huizen in het niet-verstandelijke deel der ziel. De zuivering waarvan spraak is moet dan wel een moreele zuivering van driften zijnGa naar voetnoot(1). 2o Van welken aard nu is die zuivering of loutering? Zij is: homoeopatisch en allopatisch. Homaeopatisch eerst. Want volgens Plutarchus' theorie begint de ziel met de gevoelens of driften op te wekken die zij moet louteren | |
[pagina 344]
| |
en waarvan zij, stilaan, de ziel bevrijdt. Zoo zegt hij in ‘Quaest. conv.’ (bl. 657 A): ‘De treurliederen en fluiten der rouwstoeten wekken droefheid op en doen tranen vloeien; doch, nadat zij in de ziel gevoelens van medelijden hebben doen ontstaan, werken zij stillend en doen van lieverlede de treurnis wijkenGa naar voetnoot(1). Allopatisch ook. Want de muziek is: σύστημα ἐναϱμόνιον. De harmonîe werkt op de driften in; zij neemt weg wat die driften overdreven in hebben opdat de ziel geordend weze. In Vita Licurgi verhaalt Plutarchus dat deze muziek spelen deed om de soldaten moed te geven; maar die marschliederen moeten ook beletten dat krijgslust te hevig worde: alles wordt geordend door maat en harmonie der muziekGa naar voetnoot(2). 3o Hoe gebeurt die loutering? Wat wezenlijk eenvoudig is, staat niet bloot aan driften. (De Iside et Osiride bl. 373 B: ἀμιγῆς ϰαὶ ἀπαϑῆς). Maar de menschelijke ziel is tweevoudig. Het niet-verstandelijk deel schommelt tusschen lichaam en rede. Daar vinden de driften hun zetel. Zij zijn niet anders dan een ongeordende neiging, en, omdat die neiging niet verstandelijk is, is zij ook van geweldigen aard. Daarom vergelijkt Plutarchus ze bij de ziekten van het lichaam: zij zijn als zieletempeesten die den mensch niet toelaten zich in te toomen en kalmte te bezorgen aan zijn geschokte rede. (Animine an corporis affectus sint pejores, bl. 501 C. - 502 E). Practisch, zou degene die geen driften gewaar wordt, volmaakte orde kennen en zich heelemaal kunnen wijden aan de beschouwing der Ideëen. Nochtans neemt Plutarchus aan dat er eerzame vermaken zijn die zich richten tot de zinnen en tot de driften. Maar hun bestaansrede vindt hij juist in hun rol van ‘moderatores’Ga naar voetnoot(3). | |
[pagina 345]
| |
Welnu in die bedarende en ordenende rol is de rede machteloos. 't Is het failliet van 't verstand op 't gebied van de meesterschap over de driften. De ondeugd doodt de kracht der ziel. De rede kan geen kalmte opleggen aan de gramschap, noch droefheid tot stillen brengen, noch vrees tot bedarenGa naar voetnoot(1). Deugd is het resultaat van een levendig gevoel van harmonie. Daarom worden de goden voorgesteld met muziekinstrumentenGa naar voetnoot(2). Men moet dus in de ziel orde en harmonie doen heerschen of ze er in terugbrengen als ze, door de driften, werden verstoord. Daarvoor hoeven indrukken van buitenGa naar voetnoot(3). De Musen kunnen dat: want door woorden en door zang doen zij in ons een overtuiging ontstaan die ordent en bedaartGa naar voetnoot(4). De macht van het woord - of beter van den klank - wordt door Plutarchus als volgt uitgelegd: de menschelijke ziel is als een snaartuig. De snaren zijn de neigingen der ziel. Als een klank die snaren treft, dan trillen zij en de ziel neigt naar het voorwerp der perceptie. Welnu: muziek is orde, harmonie. Het verstandelijk deel der ziel aanschouwt het princiep van orde dat met indrukken van buiten in het niet-verstandelijk deel der ziel wordt ingestort; dan trillen de driften mêe op de kadans van orde en harmonie, zij verliezen wat zij overdreven hebben. De ziel, in beide hare deelen, geniet, gelouterd en gezuiverd, de verlokking der muzikale harmonie,Ga naar voetnoot(5) en beide deelen gedragen zich naar het princiep van orde dat zij van de muziek hebben ontvangen. Aesthetisch genot en ethisch goed zijn èèn geworden. De katharsis is een moreele zuivering die werkt op medicale wijzeGa naar voetnoot(6). Besluit. De bepaling van Aristoteles zou ik dan verklaren: medelijden en vrees worden opgewekt door het treurspel in het niet-verstandelijk deel der ziel. Homoeopatisch, bedaren zij door het feit zelf dat die driften zijn opgewekt. Allopatisch, neemt het princiep van harmonie dat alle kunst bezit - treurspel is bij definitie kunst - alle overdrijving weg. Het verstandelijk deel aanschouwt het orde-idee en geniet van die aanschouwing hooger genot. De | |
[pagina 346]
| |
driften zijn gezuiverd en geordend: er heerscht harmonie in de ziel, dus; deugd. Het schoone heeft het goede gebaard. Of beter: het schoone is het goede. Ik houd het met Bénard (Esthétique d'Aristote) tegen Müller, Zimmerman en Döring: dat de wijsbegeerte der Ouden verwarring heeft gesticht tusschen de drie begrippen: het ware - het goede - het schoone.
Dr Karel Elebaers. |
|