Vlaamsche Arbeid. Jaargang 11(1921)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Herfst I PAS is de middag voorbij... Als een auto, die zijn wiel brak, ligt de dag vervormd en strak opzij van de baan en kan niet verder. Een herder drijft door de beukenlaan zijn rustige schapen. De zon wil mee gaan slapen. Op 't kantoor de lampen branden. De scheemring zoemt nog even rond, valt op den grond. Dan heerscht de avond over stad en landen met lange schaduwhanden. II Onder ontzomerde linden, waarin een merelt bibbert, scharrelt een oude man de gestorven blaren bijeen. Stalen winden waaien bestendig de hoopjes uiteen. Zonnewimpels hangen halftop. De nanoen siddert. Rijke ruiter doet de armoe beter beseffen. Eeltige vingeren reiken en grijpen bang om hem heen. Broederlijk slapen de dooden, de handen kalm bijeen. Stilte. Avondstralen. De dreef vriest rustig effen. A.W. Grauls. Vorige Volgende