| |
Bibliographie
Roode meidoorn. Tien novellen, door Jan Boon. Standaard bibliotheek.
- Ward Hermans is met al z'n drukte een heel zwakke echo van Latzko en Barbusse. Hij mist volkomen hun artisticiteit. In plaats van een pregnante visie krijgen we grove propaganda-frazen. Jan Boon, van een weeker bescheidenheid, ging liever bij Joost Vermeer ter school. Als tendenswerk doet het dan ook sympatieker aan door z'n gedempte toon. Maar we zullen moeten wachten tot Jan Boon zich heelemaal aan Van Suchtelen's invloed ontworsteld heeft om z'n literaire persoonlijkheid te beoordeelen. Hij kan aardig vertellen en schrijft een beschaafd en zeer gevoelig Nederlandsch. Als hij nu ook dat weeke humanitarisme kon kwijt spelen dat nog dekadenter aandoet dan bij Wies Moens, groeit er nog wel wat moois uit dezen jongen Hallenaar.
M.
| |
Berchmans-sonnetten, door L. Reypens, S.J. Vlaamsche Boekenhalle.
- In de reeks religieuze gelegenheidsgedichten die in Zuid-Nederland vooral kwantitatief van belang waren in de vorige eeuw, zou de langzame evolutie na te gaan zijn van goeden smaak en Nederlandsch taalgevoel. Op dit bundeltje is de inwerking van de cerebrale poëzie van Van Eeden en Verwey en Holst karakteristiek voor de geestelijke bakenverzetting in zelfs de meest konservatieve milieu's. Maar Pater Reypens kan als dichter wel beter. En de goede herinnering aan z'n ‘Nachtegaal, 'n Zielelied’ heeft de lektuur van deze beredeneerde sonnetten met wat weemoed bedorven, al staan er stevige en zelfs mooie verzen in. Gedicht uit plicht?
| |
Philoktetes. Tragedie van Sophokles, metrisch vertaald door J. Van Leeuwen Jr. Standaard-Bibliotheek.
- Dit rijpe treurspel uit Sophokles' rijpen ouderdom kan nooit genoeg in 't bereik van den modernen lezer worden gebracht. De kunst der karakterteekening den dichter in zoo hooge mate eigen, bereikt hier ongekende hoogten. Het ethisch conflikt dat aan het stuk ten gronde ligt zal steeds de belangstelling der menschen gaande maken - zoolang er onder hen
| |
| |
reaal-politiekers en jeugdige idealisten zullen zijn. Al gaat ze niet met de uiterste strengheid te werk, de vertaling is zeer verdienstelijk; de tusschen haakjes aangebrachte aanduidingen brengen beweging in de kalme majesteit van het uiterlijke verloop en vooral voor opvoerders zijn zij kostbaar.
F.
| |
Beethoven, door M.E. Belpaire. Antwerpen N.V. Het Vlaamsche Land.
- Een tweede vermeerderde uitgave van de bekende essay's over Beethoven's zieleleven en kunst, het waardevolste boek dat Mej. Belpaire ons mocht geven. De beteekenis van deze geestelijk hoogbegaafde ligt minder in haar literair werk, dat te zeer de sporen draagt van haar meer verstandelijken aanleg, dan in haar pogingen om wat meer artistieke atmosfeer in Vlaanderen te brengen. Van dit streven brengt dit boek getuigenis. Het is vol van de groote vereerende liefde, die alleen een Beethoven kan begrijpen.
| |
Paddy, naar het Engelsch The Boys of St. Berth's van F. Garrold, S.J., vertaling van E. Verwimp, S.J. (Uitgaaf De Standaard).
- Iersche Collegeavonturen van sportieve aritocratische studenten onder het auspies der Eerwaarde Paters Jezuieten. Inzet: het konijn Dascarius. Deze nederlandsche vertaling is suggestief minder om het romannetje dan om de geest waarin zuid-nederlandsche Jezuieten ‘l'éducation du caractère’ van den up-to-date college-jongen wenschen te verstaan. Dit sportief humanisme is ten slotte bedenkelijk! Luis Coloma, S.J. bereikt meer want hij ‘bijt’ in de gewetens met religieusen honger... De vertaling is soms akelig De Vries-Te Winkelsch.
O.
| |
XV preeken van Kardinaal Newman, uit het Engelsch vertaald door Dr J. de Cock. Vlaamsche Boekenhalle 1921.
- Wie zijn inwendig leven wenscht te verdiepen, neme dit boekje ter hand en hij zal zich langzamerhand gewonnen geven aan de schoone ziel die hem met deze preeken de bovenaardsche gemoedsrust brengt waarvan zij zelve heel en al vervuld is. Newman handhaaft ook hier zijn roem van zielkundige: zijn psychologische verduidelijkingen der eeuwige waarheden boeien door aangename oorspronkelijkheid.
S.
| |
Romain Rolland, door Paul Collin, geautoriseerde vertaling van Fenna de Meyer. Van Loghum, Slaterus en Visser, Arnhem 1921.
- We vermoeden dat de origineele Fransche tekst niet zoozeer als deze omslachtige vertaling van een vlotte causerie een onsympathieken indruk van oppervlakkigheid nalaten zal. Het is ook een te plechtig boek geworden in de zeer verzorgde editie van Van Loghum. Zoo'n Fransche, licht-op-de-handsche praatjes kunnen alleen in een Johan-de-Meestersch taalje getransponeerd worden en dan liefst in miniatuur formaat uitgegeven. In solied Nederlandsch doen de herhaalde verzekeringen van den auteur dat hij niet dieper op de stof zal ingaan omdat hij niet van ontleden en lijkschouwingen enz. houdt, bv. vrij ridikuul aan. Met het gegeven feitenmateriaal zou zelfs een André de Ridder een werk kunnen schrijven dat niet beneden het peil dezer monographie blijft. Waarom dan vertalen? Hier volgt de curve van Rolland's evolutie: Te Clamecy in 1866 geboren; zit met Claudel op de banken van het Lyceum Louis le Grand, studeert later aan de Ecole normale. Invloed Tolstoï en Spinoza. De jonge historicus gaat twee jaar te Rome werken, waar hij de oude Duitsche revolutionnaire Malwida von Meysenbug ontmoet. Innig geesteskontakt. Hij ontwerpt te Rome een reeks drama's uit de Italiaansche geschiedenis. Over Bayreuth gaat hij naar Parijs terug in '91. Doctorale thesis over den oorsprong van het modern lyrisch
| |
| |
tooneel. Droomt van een groot drama-cyclus uit de Fransche revolutie: vereenvoudigde kunst voor het volk, naar Tolstoï's geest. De poging mislukt. Rond 1901 gaat hij zich meer en meer in zich zelf terugtrekken, geen propaganda meer. Hij werkt zeven jaar lang aan ‘Jean Cristophe’ en publiceert daarnaast een reeks heldenlevens: Beethoven, Michel Angelo, Millet, Tolstoï. In 1913 wil hij zich losmaken van de populariteit die ‘Jean Cristophe’ hem bezorgd had en schrijft het ironische ‘Colas Breugnon’, een verheerlijking van den simpelen Franschen middenstand. Heerlijke aktie onder den oorlog om de zuivere menschelijkheid boven het slagvuur te houden. Pacifistische artikels gebundeld in ‘Au dessus de la mêlée’ en ‘Les Précurseurs’. Anti-oorlog satire: Liluli. In 1921 publiceert hij ‘Un contre tous’, om de onafhankelijkheid van den geest even hardnekkig tegenover het staats-imperialisme als tegenover de demokratische partijtucht te verdedigen.
Het meesterlijk uitgegeven boek geeft nog een goed portret van den sympathieken Franschen schrijver.
W.
| |
De oorlog tegen Hannibal, Titus Livius (Vertaald door A. Geerebaert, S.J. Uitgaaf De Standaard I, II).
- In het Latijn van Titus Livius is iets van honig en zilver; dit laatste is jeugd-reflexe uit klassieke humaniora; de ‘Punische Oorlog’ is bovendien nog altijd de romeinsche fresk met epische stijl die Tacitus alleen door kernachtige gedrongenheid afknotte: geen speld kan daartusschen. Maar de periode van Titus Livius heeft zachte afgerondheid, iets als ‘geöliede’ dooreenglijdingen van zin in zin. De struggle Carthago-Rome snijdt weer den adem af, want het romeinsch peplum is overal: gebiedend. Voor Scipio en Hannibal doet men uit historischen dwang aan heldenvereering; en in deze goede vertaling van den sterken latijn-kenner die Jezuiet Geerebaert is verjongt het hart als terug in de klassieke ‘Poesis’.
O.
| |
Nooddruft en liefdedrang, door Wouter Lutkie, pr. (uitgave ‘Het Nederlandsch Boekhuis’, Amsterdam).
- De abstracte titel van dit boek geeft geen reeele inhoud wêer en is feitelijk slecht gekozen; Wouter Lutkie heet de schrijver; hij is de kapelaan te Gemonde bij Boxtel, die even na den oorlog Weenen bezocht en leiding had in de verpleging der verhongerde Weensche kinderen in Nederland; deze gebundelde opstellen zijn daarvan de evenwichtige christelijke indrukken, dikwijls geschreven in een aangenaam-causeerenden toon die absoluut niet naar iets artistieks streeft; wij meenen ze, vóór hun boekvorm, als krantartiekels gelezen te hebben in ‘De Tijd’ of in ‘De Maasbode’. Zeer interessant vooral is het intervieuw met Richard von Kralik en de beschouwingen over deze, zijn Graalbond en Léon Bloy. Voor onze eigen Zuid-Nederlandsche journalistiek is Wouter Lutkie een model; hij schrijft solied baksteen-hollandsch; zoo een volzin staat telkens op ‘zijn pooten’ al is die dan toch ook maar voor de ‘krant’ geschreven. We moeten al onze journalisten-priesters als schrijvers van gedachte en geest, die katholieke leiding hebben, zoo gunstig geinstrumenteerd wenschen. Op de vlaamsche redactie-bureaux onzer godsdienstige tijdschriften moet dit boek liggen om de redactie goede taal te inspireeren. Neerlandia Catholica docet! In dezelfde lijn nadert de noodzakelijkheid der ‘Roomsche Clerus-Congressen’ tusschen Noord en Zuid; de hollandsche clerus-heeren kennen den vlaamschen ‘pastor’ niet en omgekeerd: er is wederzijds almachtig veel aan te bieden, organisatorisch en cultureel. Cyriel Verschaeve in het Zuiden en Jan Knaapen in het Noorden: de ontginners?
O.
|
|