Vlaamsche Arbeid. Jaargang 11
(1921)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
De middeleeuwsche taaltoestanden in VlaanderenLa noblesse suivait l'exemple de la cour; sa langue distinctive était le français. Er wordt geleerd dat VlaanderenGa naar voetnoot1. in de middeleeuwen tweetalig geweest is. Deze theorie kreeg algeheelen ingang met KurthGa naar voetnoot2. en Pirenne,Ga naar voetnoot3. doch reeds in 1856 gaven de mannen der ‘Vlaemsche CommissieGa naar voetnoot4.’ een vrij groote verspreiding toe van het fransch. De ‘ietwat eenzijdige opvatting’ in 't Grievenverslag, waar L. Willems van gewaagt, bestaat niet. Nog vóór Kurth en Pirenne werd de tweetaligheid reeds verkondigd door Van der Kindere in Le Siècle des Artevelde, door Lamprecht in zijn Deutsche Geschichte en door Funck-Brentano in Annales Gandenses. Na Kurth en Pirenne hebben we L. WillemsGa naar voetnoot5.. Er is nog geschreven, door VermeylenGa naar voetnoot6. als ik het goed voor heb, dat Willems de theorie van Pirenne ontkracht had, en dat meenen de meeste VlamingenGa naar voetnoot7.. Dat is nu heelemaal niet zoo. Over de ‘veelvuldige kennis van het fransch’ is Willems het met Kurth en Pirenne volkomen eens; hij spreekt van den dienst dien ze ‘met uit te leggen hoe men zonder de kennis van 't fransch in vroeger eeuwen niet voortkon’, aan de geschiedenis bewezen hebben; hij acht dien dienst ‘onwaardeerbaar’ en heeft slechts willen wijzen op iets waar Pirenne gemakkelijk vrede meê heeft, maar zooals hij het uitdrukt, ‘in den inktkoker blijft’, nl. op 't feit dat de Vlamingen die fransch kenden ‘ook goed vlaamsch kenden’. Met deze korte studie wil ik bewijzen dat de adel in de xiiie eeuw eentalig-vlaamsch geweest is, en, daar de fransche invloed hier in de xiiie eeuw het sterkst was en geen stand zoozeer aan verfransching blootstond dan de adellijke, dat heel Vlaanderen heel de middeleeuwen door eentalig-vlaamsch is geweestGa naar voetnoot8.. | |
[pagina 138]
| |
De eerste vlaamsche literatuur, uit 't fransch vertaalde ridderromans, was voor den adel bestemd. Tot staving hiervan kunnen we meer dan den aard dier literatuur inroepenGa naar voetnoot1.. Voor enkele romans weten we van den vertaler zelf voor wien ze bestemd waren, en ze zijn dat zonder ook maar één uitzondering allemaal voor edellieden.
De Roman der Lorreinen: Ghi hebt, gi heren, door God verstaen
hoe dat Gelloen was ontgaen...
nu hort, gi heren, ende verstaet
hoe desen heren haer verraet
heeft geloent ende hare pineGa naar voetnoot2..
De Twaalf Pairs: Dies so doe icker seer toe pine
om in dietsce te bringen vort;
daerom dor God, gi heren, hortGa naar voetnoot3..
De Ferguut:
Here, hier hebdi van Ferragute
van beghinne ten inde al ute
ghecorrigeert van miere hant,
over al soe waer ict vant
in rijm, in vers, in word mescreven.
God van hemele moet u gheven
lanc lijf, ghesonde ende ere,
tuwen ghebode blijf ic vort mere.
Floris ende Blancefloer. Diederik vertaalt niet voor den dorperen no den doren...
maer die redene merken connen,
sijt clerc, sijt leec, sijt hoofsche vrouwe.
verder: ooc, en willics niet verbieden
te hoorne allen hoofschen lieden.
De Kintheit van Ogier; de roman werd gezongen ... tene steden
in Flandern, bij liebe luden,
bij guter gesellschaft uszerkorn,
bij schönen frauwen hoch und wolgebornGa naar voetnoot4..
| |
[pagina 139]
| |
Den Ogier van Ardennen vertaalde dezelfde op aanvraag van eene der edele vrouwen: ... die schone schmale
die vol is aller hofelicheid
badt nu darnach in stiller bede
das ich us welscher sprache
das buch wolte in tutsch machen.
We weten voor één enkel burchtfeest in welke taal de romans er werden voorgezongen; alle en vele in 't dietsch. Op bedoeld feest zong de vertaler van de Kintheit van Ogier de laatste van alle zangers, en hij zong niet in 't fransch omdat hij meende dat de edele gasten geen fransch verstonden. De vertalingen waren voor edellieden. Het staat nu vast dat die vertalingen slechts voor franschonkundigen kunnen bestemd geweest zijn; dat weten we van de dichters zelf: Hets worden harde te sure
van Assenede Diederike;
dien seldijs danken ghemeenlike
dat hijt uten walsche heeft ghedicht
ende verstandelike in dietsche bericht
denghenen diet walsche niet en connen;
en daar de veel hooger staande origineele gedichten toen maar voor 't grijpen lagen, is hun getuigenis nog niet zoo onmisbaar. Er is franschonkundige adel geweest; en, want het is toch waar dat nagenoeg alle fransche romans vertaald werden, is de adel in 't algemeen niet franschonkundig geweest? Dit gaat wel meer waarschijnlijk lijken wanneer we ons herinneren hoe er om den broode en niet uit genot werd vertaald. Denken we aan den last welke de vertalers gehad hebben:
Dies so doe icker seer toe pine
om in dietsce te bringen voertGa naar voetnoot1..
Hets worden harde te sure
van Assenede Diederike;
dien seldijs danken ghemeenlike
dat hijt uten walsche heeft ghedicht.
Indien er met fransche romans zooveel te doen was dat er genoeg brood op de plank kwam, waar blijft dan de verklaring van 't feit dat verkozen werd ten prijze van de grootste moeite al die romans te vertalen? De zanger die zijn romans slechts in 't fransch kende zal moeten zwijgen hebben; we kennen een dichter die zweeg omdat | |
[pagina 140]
| |
hij zijn roman niet vertaald had - de vertaler van den OgierGa naar voetnoot1.. Een paar feiten die zeer duidelijk spreken. De schrijver der Kroniek van ArdresGa naar voetnoot2., Lambertus, een priester aan het hof der graven van Guines, die derhalve, ook volgens Kurth, het land waarover hij schrijft kénde, verhaalt van graaf Boudewijn II, hoe deze enkele latijnsche werken in 't fransch deed vertalen. Buitengewoon opvallend nu is - fransche tekst van Kurth - ‘le soin qu'il prend de nous informer que le comte de Guines sait le français’, in het viertal regelen aan deze werken gewijd komt Lambertus er tot tweemaal toe op terug; terwijl hij verhaalt dat de graaf latijnsche werken in het fransch deed vertalen nog wel. De graaf van Guines was nu de meest aanzienlijke edelman uit de streek, en Guines was een ‘pays d'extrême frontière linguistique’. Kurth besluit dat voor de graven van Guines 't fransch slechts een aangeleerde taal moet geweest zijn, niet de moedertaal, maar de waarheid is dat ons hier ondubbelzinnig medegedeeld wordt dat in den hoogen adel aan de uiterste taalgrens, een franschkennend lid een ongewoon verschijnsel was. En wat verhaalt een andere kroniekschrijver uit het land van GuinesGa naar voetnoot3.? Ten jare 1207 stuurden de monniken van Ardres om niet nog eens een vlaamschonkundige prior te krijgen, naar de hoofdabdij van Charoux een afvaardiging met de klacht dat de vlaamschonkundige prior door zijn onderdanen niet verstaan werd en wegens het verschil van taal geene betrekkingen kon hebben met de heeren en edelen uit de streek, aldus hunne genegenheid niet kon winnen en de abdij in het verval leidde. Er zal nu wel door niemand meer betwijfeld worden dat de vlaamsche adel in 't algemeen franschonkundig geweest is; er dient nogmaals aangemerkt dat hier sprake is van den adel uit 't graafschap Guines, ‘pays d'extrême frontière linguistique’; Kurth heeft moeten bewijzen dat er vroeger in Guines vlaamsch gesproken werdGa naar voetnoot4.. Naar aanleiding van dezen tekst kan gezegd worden dat Kurth en Pirenne niet eerlijk zijn. Waar hij het over den adel heeft zwijgt Pirenne den tekst dood? Waarom? En waar hij den taaltoestand in de kloosters behandelt besluit hij eruit dat ‘beaucoup de couvents recevaient de France leurs abbés et leurs prieurs’ en er dus niet van uit konden van verfranscht te gerakenGa naar voetnoot5.! Waarom zegt hij dat, wanneer er in den tekst staat dat de monniken franschonkundig gebleven waren? En Kurth? Er blijkt uit de klacht ‘à toute évidence | |
[pagina 141]
| |
qu'au xiiie siècle le flamand était la langue nationale de tout le pays de GuinesGa naar voetnoot1.’ maar ‘il y a dans ces plaintes, d'ailleurs légitimes, une part d'exagération: la noblesse du pays de Guines était bien loin d'être si ignorante du français que veulent bien le dire nos députés. La connaissance des deux langues était chose ordinaire au pays de Guines, du moins dans la société cultivéeGa naar voetnoot2..’ Daarvoor is slechts één bewijs, maar Kurth heet het - let wel op - ‘la preuve incontestable’. Zie hier: ‘Un serviteur du comte Baudouin II, dont l'éducation n'avait pas été plus soignée que celle de son illustre patron, et qui était comme lui omnino laïcus, s'éprit d'un si beau zèle pour les livres - de in 't fransch vertaalde latijnsche werken waarvan sprake bij Lambertus - dont la garde lui était confiée, qu'il les lut tous l'un après l'autre.’ Welnu ‘ce Hasardus ne paraît pas être un personnage de rang bien élevé et néanmoins le français lui est aussi familier qu'à son maître et - hier is de “preuve incontestable” - le chroniqueur trouve la chose tellement naturelle qu'il ne nous l'apprend que d'une manière tout à fait indirecte.’ Waarom vindt Kurth er geen bezwaar in zich hier tegen te spreken? In tome I, p. 234, is Kurth getroffen door ‘l'éloge qu'il (Lambertus) accorde’ aan Hasardus omdat hij fransch kende, dat is dus juist 't tegenovergestelde; en daar rechtvaardigt hij zijn gevoelen aan de hand van den tekst: ‘omnes ejus libros de latino in romanam linguam interpretatos et legit et intelligit’ en als hij vertaalt spatieert hij het lovende woord: ‘lut et comprit tous les livres français’?! De andere bewijzen dat de adel fransch kende? Hier volgen ze allemaal. ‘Déjà au xiie siècle, les nobles flamands devaient parfois romaniser leurs noms. On peut du moins le supposer en rencontrant dans Galbert des (?) formes telles que Borsiardus, au lieu de Borchardus, où l's remplit la fonction du ch français. Au xiiie siècle on trouve même des surnoms français donnés à des membres de la noblesse. La femme du chevalier Gérard de Gand s'appelle Elisabeth Bone feemeGa naar voetnoot3..’ Ten laatste zijn er fransche charters en bestaat er een fransch cijnsboek. Het eerste argument laat ik met gerust geweten links liggen; wat de overige betreft, dat zijn heel individueele gevalletjes, maar vooral dat zijn uiterlijkheden en die moeten soms zeer bedrieglijk zijn geweest. Wanneer Lambertus als hij verhaalt dat Boudewijn van Guines latijnsche werken in 't fransch deed vertalen, het niet overbodig acht tot tweemaal toe er de aandacht op te trekken, dat de graaf fransch kende, gaat het blijken dat menig franschonkundig | |
[pagina 142]
| |
edelman in zijn bibliotheek fransche boeken moet gehad hebben. Mededeelend dat Hasardus al die fransche boeken las, zegt hij er uitdrukkelijk bij dat Hasardus die boeken verstond, zoodat het eveneens blijkt dat franschonkundigen zich weleens met een fransch boek in de leeszaal bezig hielden. En wat kwam de vertaler van Ogier over? Voor vlaamsche adel staakt hij zijn verhaal omdat hij het niet verder in 't dietsch kende en de edellieden geen fransch verstonden. Toch moest hij voortzingen; toen hij gedaan had vroegen ze hem de roman te vertalen. Ten slotte vraag ik waar de vlaamsche adel, indien hij fransch gekend heeft, dat fransch wel zou geleerd hebben. De voorstanders der tweetaligheid zeggen dat hij zijn kinderen naar Frankrijk of naar Wallonië stuurde, maar er is volstrekt niets dat er op wijst dat hij dit in een opvallend hoogere mate heeft gedaan dan b.v. de eentalig-duitsch-gebleven duitsche adelGa naar voetnoot1.. Voor de heele xiiie eeuw kent Pirenne één enkel individueel gevalGa naar voetnoot2.. We kennen er ook een van een Waal die zijn zoon naar Vlaanderen stuurde om dietsch te leerenGa naar voetnoot2.; dan is er nog een gemeenschappelijke tekst voor Vlamingen en WalenGa naar voetnoot3.. Er wordt ook beweerd dat de vlaamsche adel fransche leeraars op de burcht had, maar het bewijs ligt in verzen waarin van alle germaansche landen sprake isGa naar voetnoot4.. Er hangt heel wat van af van de al of niet-tweetaligheid van Vlaanderen in de middeleeuwen. Pirenne kent een taal historische rechten toe, de tweetaligheid in de middeleeuwen is de toetssteen van zijn heele leer; het is in de eerste plaats omdat de vlaamsche gewesten toen tweetalig zouden geweest zijn dat de huidige Staat België een ontwaakt en niet een gemaakt vaderland isGa naar voetnoot5.. De tweetaligheid werd nu door middel van uiterlijkheden en - dat heb ik toch aangetoond - door middel van oneerlijkheden bewezen, zoodat België moet heringericht worden - voor de Vlamingen althans. J. Van Loo. |
|