Vlaamsche Arbeid. Jaargang 11(1921)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Pastorale De miljonnaire trilling van de stof; maar machtig golft het hooglied over de beemden wen de vesperklok tampt: Gode lof! Een diep misterie gaat alles wat ademt en roert bevreemden. Want met fluweelhanden werpt de nacht het aanschijn der dingen om en over een reidans van sterrekinderen, - heuvelhellingen in zomerzwaar verlangen zinderen - welven saffierhemelen een koninklike dom. Offerande walmt de wierook uit kimdampen: vat van devotie in de wijding van dit uur. Verloren gezaaid ontsteken papavers als altaarlampen hun teder vuur. Ver is de heugenis vol gongslag en tamtam. Uit heel de schepping straalt sereen Uw gelaat me tegen. Hoor de wel, zo orgelt door Uw glimlach paradijsmuziek; zachte tintelogen, leidslicht naar onbetreden hemelwegen, goede Francis Jammes. Neergang van jubel in gebed, stil is de geliefde bij 't nagenieten, in aromen bedwelmd het opstandig haar. O, Eniging, grenzeloos vervlieten, adel is genadig in haar blij gebaar. Ontstijg het inferno, doemeling uit de ringen der barre martelie, Reiniging is in de diepe meren: haar ogen. Daar siddert, ondoorgrondelik omtogen, een peinzame zilverlelie. Teer is het steekspel tussen licht en donker: een ridderlik duel. Zoet smelt de dag in schaduwval. De grote meester schildert een weids pastel. 't Woudorgel preludeert Godenschemering in het dal. Ferrières, Julie 1920. Victor J. Brunclair. Vorige Volgende