Vlaamsche Arbeid. Jaargang 11
(1921)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Kerk en communismeGa naar voetnoot1.Deeze twee acht ik de groote machten van onzen tijd; de twee hoofdstroomingen, waarvan het practische leeven der menschheid afhangt. Het schijnt nu, dat zij elkaar totaal vijandig zijn, maar mijn meening is, dat zij volstrekt te samen hooren en dat als zij samenvloeien, maar ook niet eer, de hoogste bloei van het menschelijk geslacht op aarde zal bereikt worden en de aarde werkelijk zal zijn, datgeene waartoe zij is bestemd, een voorhof des heemels. Ik sta niet vijandig, maar hulpvaardig en eerbiedig teegenoover beide; het beste oover beide denkend en vuurig wenschend hen te doen samenvloeien. Het schijnt soms alsof ze onverzoenlijk, eeuwig vijandelijk teegenoover elkaar staan. Dit is een droevig misverstand. Zij zijn onafscheidelijk, geen van beiden kan zonder den ander. En ik voel dat het mijn taak is, die twee zoo moogelijk nader tot elkander te brengen. Een vriend zegt: ‘Beproef het niet, het is hoopeloos.’ Ware dat zoo, dan ware de conditie der waereld ook hoopeloos. Maar het is misverstand; dat misverstand, waarteegen ik nu reeds meer dan dertig jaren vecht. Ik moet natuurlijk beginnen zoo goed moogelijk te omschrijven, wat ik onder Kerk en wat ik onder Communisme versta. Ik bedoel natuurlijk de Christelijke Kerk, de Gemeenschap van Jezus' volgers. Is dit nu de Roomsch Katholieke of de Protestantsche Kerk? Hierop moet ik antwoorden, dat ik aan Protestantsche zijde niet datgeene zie, dat het weezen van een Kerk uitmaakt, een mystieke cultus. De Protestanten zijn zeeker vroome menschen, en hunne talrijke kerk-genootschappen verdienen zeeker sympathie en waardeering, maar het zijn eigenlijk meer stichtelijke samenkomsten met Godsdienstige toespraken dan wel een Kerk. Als ik dus van de Kerk spreek, bedoel ik de Katholieke, met haar dogma en ritueel, haar Credo en Leer. Nu is er onderscheid te maken, en de Kerk doet dat ook, tusschen den natuur-mensch, zooals hij eeuwenlang geweest is, en den cultuur-mensch, zooals hij worden moet. In de natuur-mensch heerscht de tendens, die alle schepselen, planten en dieren, bezielt, nl. tot zelfhandhaving, voortzetting van het eigen bestaan, hetzij als individu, als volk, als ras, als soort. De natuur-mensch leeft als alle lager staande schepselen in heftigen strijd om het bestaan, waarin ieder vecht voor zichzelf. De natuur- | |
[pagina 66]
| |
mensch is barbaar, heersch-zuchtig, zelf-zuchtig, genot-zuchtig, wreed, eevenals de dieren. Hij is wat men zou kunnen noemen imperialist en vecht met alle schepselen om hem heen om de heerschappij en om een waereldsch bestaan, zoo duursaam mogelijk, vol genot en zonder kommer. In de natuur-mensch ontwikkelt zich langzaam aan de cultuur-mensch en die is niet meer natuurlijk maar eerder booven-natuurlijk. De cultuur-mensch, in volle ontwikkeling, is liefderijk, zachtmoedig, voelt zich één met de ooverige schepping; hij is geneigd tot zelfverloochening, tot opoffering, ten behoeve van zijne soortgenooten en zijne meede-schepselen en hij gelooft in de Leer en de Zending van Jezus. De cultuur-mensch neemt aan het bestaan eener gemeenschap op aarde; hij gelooft aan de menschelijke ziel, als het voornaamste van zijn weezen, aan de aan-eensluiting tot een gemeenschap en aan een verkeer met de afgestorvenen, met Heiligen en Zaligen, door het gebed. Deeze mensch heeft zich op aarde gaandeweg ontwikkeld uit de kruising der verschillende menschenrassen. Hij is op het oogenblik nog niet tot volle ontwikkeling, noch als individu, noch als gemeenschap. Vijf à zes duizend jaren geleeden zijn de voorloopers sporadisch op aarde verscheenen en men kan de groote geesten Confucius, Boeddha, en de Israëlitische profeeten als zoodanig beschouwen. Echter eerst met de komst van Jezus werd het weezen van den cultuur-mensch teegenoover den natuur-mensch volkomen duidelijk. Jezus bewees door zijn Weezen en zijn Woord, hoe de nieuwe booven-natuurlijke mensch kan en moet leeven. Jezus nu was communist; Hij bezat niets en wilde niets bezitten; wat Hij ontving deelde Hij met de Zijnen. De aarde beschouwde Hij niet als het eigendom van menschen, maar als een leen van God. En zoo deeden ook de Apostels en de Heiligen, die Hem gevolgd zijn, waarvan ik er twee zal noemen, als bizonder schitterende voorbeelden, nl. St. Franciscus van Assise en Sadhoe Soenda Singh, de tot het Christendom bekeerde Indiër. St. Franciscus wilde geen geld meer aanraken na zijne bekeering, hij wilde volstrekte armoe, en de armoe noemde hij zijn Bruid. Sadhoe Singh was heiden, maar leefde reeds vóór zijne bekeering tot het Christendom als een Christelijk Heilige. Hij bezat niets en wilde niets bezitten en leeft van dag op dag, zonder zorg voor morgen, zooals Jezus dat heeft gewild. Ik noemde deeze twee omdat ze uit zoo verschillende tijden stammen; Sadhoe is onze tijdgenoot en leeft nog midden in zijn krachtigste werksaamheid. Als nog andere Heiligen noem ik de pastoor van Ars, de in leed en ontbeering gelukkige, Anna Katrina | |
[pagina 67]
| |
von Emmerich, de zieneres, en Marie Therèse, opgaande in liefde voor Jezus. Alle deezen zijn uit onzen tijd en zij bewijzen, dat het booven-natuurlijk leeven niet alleen menschelijk moogelijk is, maar ook voldoening en geluk geeft in uiterlijke ellende. Geluk in leed, dat is het Weezen van het Christendom en de beteekenis van het Kruis. Maar nu moet wel worden in het oog gehouden, dat wij zijn in een toestand van oovergang, oovergang tusschen twee perioden; de eerste tendens, als de natuurlijke uitleeving van alle schepselen, tot den mensch; de tweede tendens, de booven-natuurlijke terugkeer tot God; door het Kruis, dat is door zelf-verloochening of met het Katholieke woord ‘versterving’. In deezen oovergang bevinden de menschen zich in de meest verschillende graden van vooruitgang. Deeze toedracht van zaken wordt steeds duidelijker; alleen dit inzicht kan ons verzoenen met de werkelijkheid, waarin wij moeten leeven. Het reedelijk verstand kan geen uitweg vinden zonder geloof; het kan ons van nut zijn in het begrijpen, maar het geeft geen richting aan, het verklaart niet, waarom wij zoo moeten lijden, het kan ons na een pijnlijk, moeitevol leeven niets belooven als ouderdom en dood, als eenige troost. Het rationalisme heeft afgedaan, ik behoef er niet meer teegen te strijden, zooals ik reeds voor dertig jaren deed, het sterft nu zijn eigen dood. Een reedelijk inzicht in de waereld-orde krijgt men alleen door het geloof in de Liefde en Goedheid van het Waereld-Weezen, ondanks alle kwaad en onrecht, ja juist door alle kwaad en onrecht. Dat het zoo is, bewijst de triomfante vreugde van hen, die den liefderijken God vonden in hun grootste ellende. Dat deeden de Heiligen en als wij het niet doen, is dat doordat wij nog niet ver genoeg zijn in de ommekeer van natuurlijk tot booven-natuurlijk mensch. Wij zijn nog in de eerste tendens, maar wij veranderen elken dag. Bij de meeste menschen ontbreekt het inzicht van de snelle wijzijging, die wij ondergaan. Die wijziging is duizeling-wekkend snel in vergelijking met het tempo der cosmische gebeurtenissen. Wat is twee duizend jaar in den duur van ons geslacht? En welk een enorme verschillen, welke groote veranderingen in een paar eeuwen? De beschavingen van Assyrië, Chaldea, Egypte, Perzië, Hellas, Macedonië en Rome, allen totaal verdweenen of diep gewijzigd. In Europa zelf honderde volkstammen en groepen verscheenen en verdweenen: Kelten, Gothen, Slaven, Germanen, Cimberen, Cicamberen, Teutoonen, Bataven, Longobarden, Sueeven, Saksen, Nerviërs, Friezen, Franken, allen telkens weer verwonnen en versmolten met de anderen. China nog wel vrij onveranderd tot heeden, | |
[pagina 68]
| |
maar nu ook reeds diep gewijzigd. Amerika geheel aan het samensmelten, neegers en indianen incluis, nu reeds bijna gansch bevolkt. Het Woord van Jezus, twee duizend jaar geleeden gesprooken, thans oover de geheele waereld erkend, niet gehoorzaamd, want daar toe was de mensch nog te veel natuur-mensch, barbaar, maar erkend en in schijn gevolgd. En waar zulk een erkenning is begonnen, daar voltrekt de waarheid zich onvermijdelijk. De wijziging komt eerst als ideaal of als Goddelijke ingeeving, dan komt de strijd, die eenige eeuwen duurt, daarna plotseling de algemeene ommekeer. Men denke aan het Feminisme, dat op eenmaal zijn pleit gewonnen ziet, onder invloed van den grooten oorlog. Drie honderd miljoen menschen noemen zich Katholiek en erkennen de autoriteit van Jezus en eerst langsaam voelt de natuurlijke mensch de beteekenis van Jezus' Woorden en ziet hij den nieuwen weg dien hij te gaan heeft; langzaam voor ons omdat wij zoo kort leeven, maar zeer snel als we denken aan den duur der menschheid. Al voor honderd duizend jaar waren er menschen op aarde. Eeuwen lang bleef hun toestand vrijwel dezelfde, totdat voor twee of drie eeuwen een ongeloofelijk snelle omzetting aanving, die nog niet voltooid is. Boekdrukkunst, stoomwerktuigen, locomotieven, stoom-scheepvaart, luchtvaart, telegraaf, telefoon, draadlooze telegrafie, electrisch licht en electrische kracht en duizende uitvindingen, allen van beteekenis voor het verkeer der menschen onderling. En de zeeden verzacht. Dit klinkt U vreemd na den grooten oorlog, en toch is het zoo. De oorlog is juist zoo ontzettend en bloedig geweest omdat het menschelijk vernuft en de menschelijke organisatie zoo ontwikkeld en sterk waren; de groepen hingen beeter samen door registratie en administratie, door vastgestelde wetten, door gemeenschappelijke - communale - actie en cooperatie, door bestuurs-vastheid, welke samenhangt en een steeds duidelijker voorboode is van de algeheele eenheid der menschen op aarde. Vocht niet oudtijds familie teegen familie, gens, of clan, of adel (odel) teegen elkander, vochten later niet steeden teegen elkander, vochten in Nederland niet eerst burcht teegen burcht, toen stad tegen stad, eindelijk provincie teegen provincie, Vlaanderen teegen Holland? Zoo ontstaan steeds grooter en hechter eenheeden. Maar de Staten van Amerika, de cantons van Zwitserland zullen wel niet meer zoo dwaas zijn teegen elkaar te vechten. En wat liet de oorlog ons na? Algemeene afkeer, walging, vreeselijke teleurstelling, een algemeene roep, dat dit niet meer mocht gebeuren. Was dat zoo in Oud-Hellas, in Rome in zijn glorietijd? Inteegendeel - de oorlog werd gepreezen en voor noodzakelijk gehouden de kinderen werden | |
[pagina 69]
| |
opzettelijk in wreedheid groot gebracht, ze moesten de zwaardgevechten meede aanzien om gehard te worden; het was in Rome wettelijk geoorloofd zijn eigen kinderen te vermoorden door ze te vondeling te leggen. Rome schaamde zich niet voor haar Imperialisme, integendeel het was trots op elke veroovering. Nu ontkennen alle volkeren, dat ze willen verooveren; de machtigste volken noemen zich afkeerig van veroovering. Zelfs de Britsche Luipaard schijnt verzadigd. En vijftig volken verbonden zich tot handhaving van vreedzaam verkeer. Is zoo iets ooit op aarde gezien? Kan men dan zeggen, dat de zending van Jezus gefaald heeft? Dat zegt alleen het bekrompen verstand, dat alle wijsheid van schouwen ontbeert. Jezus' zending werkt door, gestadig, geweldig en onweerstaanbaar.
En tot die zending hoort ook het Communisme, het in gemeenschappelijk beheer brengen der aardsche goederen, als leen van God. Communisme is niet een algemeen gelijk maken van alle menschen, noch een verplicht samenwoonen, noch een afschaffen van alle eigendom, noch een vertrouwen op geweld, tot hervorming der maatschappij. Dat alles is het niet, al houden kerkelijke waardigheidsbekleeders vol, geërgerd door het gedrag van zich communist noemende dweepers, al die schrikwekkende bedoelingen aan alle communisten toe te schrijven. Zoo krijgt het Communisme een slechten naam, maar dat zal zich wreeken aan de Kerk zelve. Natuurlijk zijn ook de Communisten schuldig aan dat misverstand. Zij breiden de beteekenis van het Communisme uit tot allerlei onhoudbare en voorbarige wenschen, en zij maken door dweepzucht en ooverdrijving een goede schoone zaak verdacht. Sinds 1870 is het woord Commune een schrikwoord geworden en zoo is thans de Bolsjewiek een boeman voor den rustigen burger. Maar nu moet ik weer dringend aanmanen, zich niet door woorden te laten misleiden en te letten op de zaken, de dingen, de werkelijkheden. Ik weet, dat er honderde en duizende menschen zijn, voor wie het Communisme een heilig en schoon ideaal is, waarvoor ze al hun kracht, zelfs hun leven oover hebben, en hun Communisme beteekent niet anders dan hetgeen ook Jezus van ons wenschte: Liefde tot den naaste, Broederschap onder alle menschen en volken. Het is niet waar, dat daartoe alle eigendom moet worden afgeschaft. Luister goed: alleen die eigendom moet worden afgeschaft of beperkt, die het mogelijk maakt andere menschen te dwingen om te werken voor eene kleine minderheid van bezitters, die zelf kunnen | |
[pagina 70]
| |
luieren en het leeven genieten. Dat is de beteekenis van het gemeenschappelijk grondbezit. Op dit oogenblik is nog het privaat grondbezit toegelaten, eevenals het verkoopen van grond en mijnen, het handel drijven in schuldbewijzen, effecten, fondsen, dividenden, enz. Daardoor is het mogelijk, dat de eene mensch den anderen in feitelijke slavernij houdt en voor zich laat werken. Dit nu is teegen de Leer van Christus. Kapitalisme is de naam voor deeze zelfde geoorloofde slavernij. Al dertig jaren lang beduid ik de menschen, dat kapitaaal en rente heel goed en nuttig zijn, zoolang ze blijven onder beheer van de gemeenschap, maar dat het gevaarlijke en misdadige dwangmiddelen worden in de handen van particulieren. Het zijn feitelijk belastingen, geheeven van de gemeenschap door particuliere persoonen. Een maatschappij, die dit toelaat, door wet en zeede, is onchristelijk en misdadig. Er moet een zekere mate van ooverwinst bestaan om de productie aan den gang te houden en uit te breiden, maar die ooverwinst is het product van de gemeenschap en moet blijven onder toezicht en berusting van de gemeenschap. Of die gemeenschap nu Staat of Natie, of Rijk, of Gemeente heet, dat doet niet zooveel ter zake. Het staat vast, dat kapitaal en ooverwinst door den gemeenschappelijken arbeid ontstaat en niet, zooals thans geschiedt, door particulieren mag verkwist worden. De particulier mag geen belasting heffen en zich geen ooverwinst toe-eigenen in den vorm van pacht of huur, of dividend of rente. Hij mag geen schuldeischer zijn van de gemeenschap zooals thans en geen goederen afdwingen van den Staat als hij er niet voor gewerkt heeft. Wat thans bestaat is woeker, geoorloofd parasiteeren door het individu op den Staat. De Kerk verbood den woeker, de vroome en geleerde Thomas Aquinas, zoo goed als Maarten Luther; en nu wordt fel geijverd teegen degeenen, die niets anders verlangen dan de woeker, het meest ingrijpende kwaad van onze samenleeving te bestrijden en die Jezus' Leer streng willen volhouden. Teegen deeze houding protesteer ik uit naam van het Evangelie, dat Broederschap wil en geen slavernij. De Kerk vermaant wel haar leeden, soober en eenvoudig te leeven, niet te streeven naar aardsche goederen, maar te arbeiden en te bidden. Dit is goed, maar is het genoeg? Moet de Kerk niet duidelijk en krachtig optreeden teegen den woeker, teegen de handelswinst, teegen het kwanselen in fondsen, dat den mensch bederft en de gemeenschap verarmt? Het is goed en wijs den Christenen voor te houden, dat zij orde | |
[pagina 71]
| |
en ooverheid moeten eerbiedigen. Maar er is een grens, en ieder Katholiek weet dat, en erkent dat. Als waarheid, gerechtigheid in het gedrang koomen, als orde en ooverheid nalatig zijn en ons willen dwingen tot kwaad en onrecht, dan moeten orde en ooverheid verzaakt worden om der wille Gods. Niet door geweld, maar door het Woord, door standvastige getuigenis en lijdelijk verzet. Als de algemeene zeede het onrecht van slavernij en woeker goedkeurt en de ooverheid het beschermt, dan moet de Kerk ingrijpen met al de macht van haar innerlijke oovertuiging, met al haar waardigheid en al haar invloed. Zoo had zij al voor eeuwen moeten doen teegen het euvel van de drankzucht. Maar zij heeft gewacht tot de omkeer in de waereld haar wel dwong meede te doen aan de drankbestrijding. En zal zij nu weer dwalen en wachten, omdat het kwaad van den woeker er nog zoo diep inzit en de macht der verbonden Mammondienaars en fondsen-kwanselaars haar te groot en te gevaarlijk lijkt? Maar iederen dag vreet het kwaad dieper in en de Kerk zwijgt. Iederen dag wordt de bevrijding moeielijker en de Kerk laat begaan. Zij draalt en wacht, ja wat erger is, zij werkt teegen met alle macht, zij bliksemt en dondert teegen de onafhankelijken, die sociale gerechtigheid voorstaan en het wagen hetzelfde te preediken wat Jezus voor twintig eeuwen preedikte, zonder aanziens des persoons. Ik spreek niet van hen, die in dwaze ooverdrijving en zelfooverschatting hun goede zaak van het Communisme schade doen, maar van hen die een onmiddellijke kamp strijden teegen het verderfelijk parasiteeren op de gemeenschap, dat de zeeden bederft en de volkeren doet ontaarden - het leeven ten koste van anderen, in weelde en leedigheid. Dit is niet een zaak van materieelen aard, dit is niet een kwestie van stoffelijk goed teegen geestelijk goed. Neen, neen, het is een vraag van goed en kwaad, van deugd en ondeugd, van goede zeeden of zeedeloosheid. Frederik van Eeden. |
|