Vlaamsche Arbeid. Jaargang 11(1921)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Klinkdicht Ginds, boven 't rood der verre huizennokken springt als een straal, de toren, in 't verschiet, een schater trilt op 't eeuwenoud graniet: de beiaard lacht met 't brons van al zijn klokken. En blauw, diep blauw, van 't roerloos spinnerokken is 't, dat de dag langs hemelwegen vliet; geèn onzer die de fijne draden ziet met 't goud der zon bedropen en doortrokken... O wijdsch vizioen op de avondlucht gedreven dat ik zie groeien op den muur der steden en even mij van deze wereld scheidt: gebonden staan de zomers van mijn leven, in schooven licht, op de akkers van 't verleden, en waar ik adem, schemert de eeuwigheid... 8 September 1920. Fritz Francken. Vorige Volgende