Vlaamsche Arbeid. Jaargang 10
(1919-1920)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |
Nagelaten verzenGa naar voetnoot1.Jozef's Droom.
Wordt Jozef's droom dan eindlijk zóó vervuld?
Was 't daarom dat zijns broeders garven bogen
Voor die van hem? Hij zonder mededoogen
Uit nijd verkocht werd en niet meer geduld?
Eerst later zou het droomgeheim onthuld,
Toen smeekend tot zijn troon de broeders togen
En hij hun trouw beproefde met een logen,
De zilverkelk in 't graan wees op hun schuld.
Dat graan, die beker, brood en wijn zijn 't samen,
Door Christus-zelf zijn vleesch en bloed geduid;
Ze wiesschen allen, die ter tafel kwamen
De vlekken van besmette zondaarshuid;
Wie de offerspijze in rein gelooven namen,
Blonk Christus geest verengelde oogen uit!
| |
Droomen.Tot het strand der wereldzee
Keerde 't knaapje later weer,
Toen hij niet meer, zwak en teer,
Keer op keer,
Door het noodlot was getroffen,
En zijn schoonste droomen, ach,
Telkens zag
Als de bonte bel ontploffen!
| |
Licht.Trekt het licht de dampen op,
Aanstonds is de wolk aan 't zweven,
Suist de koele regendrop,
Wordt de regenboog geweven.
| |
[pagina 338]
| |
NatuurkrachtHij rukt als een stormwind de pan van de lat.
| |
Bij het meerHoor ik stroompjes blinkend water babb'len
Tegen 't diepe water van de flesch...
| |
ViooltjeReukdoosje van fluweel,
En blauwe schrijn vol geur...
| |
VisschenDaar vischt er een, maar vangt een oude schoen...
| |
LampjeLampje mijn,
Licht en schijn.
J. Winkler Prins. |
|