Vlaamsche Arbeid. Jaargang 10(1919-1920)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Wat zal ik zeggen? O gij, die naar het Oosten 't veeg gelaat in laatsten doodskramp nog hebt heengetreurd mannen van ploeg of aambeeld, opgefleurd waar boven 't wegend ooft de merel slaat. Jongens, die zonder wrok en zonder haat alleen het wisselend seizoen hebt nagespeurd, hoe wijd de lucht was en de vrucht gekleurd, en die 't geluk mat naar der oogsten maat. Wat zal ik zeggen, als met wonden voet, ik weerkeer waar de grijze droefheid beidt met vragen vol den mond en de ooge' en d' handen? Dat het voor hen was dat het rijke bloed gulpte uit uw hart? Of zal ik naar de landen laag aan de zee, wijzen in stom verwijt? Filip de Pillecyn. Vorige Volgende