Vlaamsche Arbeid. Jaargang 10(1919-1920)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] Dante's liefde Was mij de liefde vroeg als U verschenen! Geleidde liefde ook mij langs één steil pad van loutering, naar God die Liefde is, henen! Ge schreedt, als ik nu door de bloemenstad: doch van uw jaren schonk de tijd u negen toen reeds uw hart zijn doel gevonden had. Het kwam in rood-koleurig kleedje u tegen dat teer geluk dat naam droeg Beatrys - en van de lente negenmaal den zegen. Haar aanschijn lachte op welk volzaalge wijs? doch liefde was uw meester van die stonde: uw wil en wenschen dwong hij naar zijn eisch. Uw schreden zochten tot ze háár tred vonden; nacht doofde uw oogen uit, tot háár blauw oog had met één blik een nieuwen dag gezonden. Zoo zwenkte negenmaal de hemelboog langs eender sterrenteeken, toen der vrouwen aanminnigste in wit kleed u nadertoog. Uw vreugd, tot dan, was schuchter aan te schouwen haar stillen mond - die liet nu uit een groet zóó zoet: uw hart ging van geluk verflauwen. Ge spoeddet naar uw kameren. Een gloed belichtte uw sluimer. Uit dat vuur sprak Liefde met felle vreugd: ‘Ik ben uw Heer voor goed!’ Het schemerde of uw slapende geliefde lag op zijn arm, in keurslijf bloedig-rood. Aan 't schreien sloeg hij of scherp leed hem griefde. [pagina 236] [p. 236] toen hij de Vrouwe uw brandend harte bood. Uw dame, ontwakend, at uw hart in schromen... Waarop dit vreemd gezicht ten hemel vlood. Een drang tot zang is over u gekomen: nu zal uit liefde weelde zijn noch pijn die niet op rijm en rythme werd vernomen. Van liefde kwijnt uw lichaam tot een schijn. Maar schooner rijst uit liefde uw ziel herboren: uw wreedsten vijand wilt ge een broeder zijn Als gij den groet der liefste mocht aanhooren. Dat geen een rede, uw liefde vreemd, begint: in liefde ligt uw ziel en zin verloren. Hoe lang die tocht door liefdes labyrinth? Al schooner groeit de nooit-geëvenaarde waarin ge Liefde zelf, belichaamd vindt. Zij kwam te deugdenrijk naar zondige aarde. Haar zag de Heer en zei in zoet begeer: ‘Die bloem van lieflijkheid bloeie in mijn gaarde.’ De negen sferen voerden één beheer over deze aarde; in Syrië was negen het maandgetal: toen is uw engel weer bij de engelen, van waar ze kwam, gestegen. Gij schreidet luid: ‘O Dood die lieflijkheid leerdet bij haar, op wie ge u hebt genegen, kom, neem ook mij, die in de wereld wijd, zie dóór de tranen die hààr troost verlangen geen troost waarom ik nog dit leven lijd.’ En mieken blij muziek uw vroeger zangen: nú neurden treurende, en die stonden zwart als wie in rouw zijn - bij hun bonte rangen. Lang sloot zich smart op in uw doodstil hart, tot leven's bode bij u ingebroken uw lustloosheid ten strijd heeft aangesard. [pagina 237] [p. 237] Dan hebt ge vroed voor Macht en Recht gesproken - uit liefde nòg! En waar die hoon geviel hebt gij dien hoon zwaar-torenend gewroken. Een schipbreukling omzwalpend op gewiel van hartstochten, stadsveete en landgeschillen daalde langs holle heltrechters uw ziel; die wilde in nacht en ijs van haat verkillen, ten gronde van den afgrond negenvoud waar nimmermeer uw ballingsklacht zou stillen; doch liefde waakte op u. Hààr bode houdt uw hand tot waar hervonden sterren glommen, en tot de sterren stond een berg gebouwd. Rondom zijn kegel ging uw boetweg krommen, uw ziel al lichter naar uw moede tred de negen rots-terrassen heeft beklommen. Van aardsche feil in schroeiend vuur ontsmet hebt ge op den top, in reinst azuur geheven, een vasten overwinnaarsvoet gezet. Deze ééne hoop had u zoo hoog gedreven: den dorst van lange jaren te verslaan met éénen blik een lief gelaat gegeven. Een regen rozen, leeljen en saffraan, een lusthoflucht: ge ziet in glanskleedijen nu Beatrys, vergloried, vóór u staan. Wier macht u aantrok uit de helvalleien, uw liefde, heilig nu, zal door puur licht uw veilge hemelreizen begeleien. Als lucht zoo licht en schielijk als een schicht doorzwiert ge samen vlammende etherzonen - de negen sferen - naar Gods ver gezicht. Uw steiler vlucht is meetlijk aan 't verschoonen, zóó wonderschoon, van Liefstes klaar gelaat dat weêrglanst hel de gratie van Gods zonen! [pagina 238] [p. 238] Door zeeën van muziek - en machtig slaat tot één zang saam geluid uit duizend monden - door aureoolgedein van dageraad, hebt gij den troon der Moeder Gods gevonden. Hier rust uw leidster aan Maria's voet: liefde volbracht waarom ze u was gezonden. Want wie de Maagd genaken kon, ontmoet den Zoon dien zij vertoont aan wie haar zochten. Zij sterkte uw oogen dat ze bloot den gloed van 't Ongeschapen Schoon verduren mochten. Toen hieft ge uw blikken in het grensloos Licht waarheen u Liefde voerde in lange tochten en staarde' u zalig aan Gods Aangezicht! Firenze, 25/3 '19. Hilarion Thans. Vorige Volgende