Vlaamsche Arbeid. Jaargang 10(1919-1920)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Regen Eens zag ik je in den spattend wilden regen Gebogen langs den stillen straatweg gaan: Vlug - om de beurt - knikten je knieën tegen Het dubbelkleed van rok en mantel aan. De regen sloeg op 't water glazen doppen: Jij keek er naar en trok je mantel strak - En telkens lachte je, wanneer een wolk van droppen Rondom je klein figuur in sputters brak. Je stapjes tikten op de natte steenen En om je schouders was een licht gespat, Dat ze in een fijnen damp gesluierd schenen -. - De boomen stonden huiverend en glad. En langs de straat in telkens herbeginnen Stoven de vlagen aan met wijden zwier - Jij lachte maar, en was niet te overwinnen Want uit den regen dronk je puur plezier! Vorige Volgende