Vlaamsche Arbeid. Jaargang 10(1919-1920)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Aan mijn hart is je huis Aan mijn hart is je huis; och rust er wat uit, Als je moe bent en mat van het leven; Ik ruim je er een plekje, het veiligst en 't zoetst, Het beste, wat ik je kan geven. En werd je daar buiten gegriefd, en gekwetst, In je stoutste verwachting bedrogen, Ik kus van je voorhoofd de zorgrimpels weg, En al het verdriet uit je oogen. En voel je je eenzaam in 't grauwe bestaan, Alleen met je droom en verlangen, Ik weef je een sproke van 't ragfijnste goud, In het wondere land van mijn zangen. Daar ben jij de koning, de machtige heer, Mijn lijf en mijn ziel zijn je eigen, In juichenden jubel volbreng ik je wil Of in bevend, gelukzwanger zwijgen. En in juichenden jubel hang ik je aan, En ben fier dat 'k mij zelve mag geven; O, van jou zijn is weelde, van jou zijn geluk, Het brandende, bruisende leven! Aan mijn hart is je huis, och rust er wat uit, Mijn liefste, mijn heer en mijn koning; Wij zijn van elkaar, en wat deert ons dan al, Aan mijn hart is je haard en je woning. Anna Van der Aat. Vorige Volgende