Vlaamsche Arbeid. Jaargang 10(1919-1920)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] De liefste kwam De liefste kwam, de liefste kwam! O, 't juichend jubelen in mijn ziel, Toen ik zijn zoete stem vernam En alle droefheid van mij viel. Nu weet ik in den ochtendstond Weer, wat den dag zijn waarde geeft; Nu looft en prijst mijn blijde mond Den nacht, die mij zijn droomen weeft. Ik vind weer woorden voor een lied, Aan 't diepste van mijn hart ontweld, En ik versta de treurnis niet, Die gisteren nog mij hield omkneld. Geheel mijn wezen wordt doortrild Van wonderbare zaligheid; Mijn groote honger is gestild, Mijn vreugdemaaltijd werd bereid. Het lief bracht blijdschap in mijn woon, Hij heeft heel de aard voor mij vermooid, En met een nooit geweten schoon De daagsche dingen opgetooid. De liefste kwam; nu weet ik weer, Dat goed en groot het leven is; De liefste kwam; ik dank mijn Heer Voor 't einden van mijn droevenis. Anna Van der Aat. Vorige Volgende