Vlaamsche Arbeid. Jaargang 10(1919-1920)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Mijn ziel verlangt Mijn ziel verlangt, o Jezus, naar uw wonderlanden waar Sion flonkrend gloort in glans van edelsteen en nu ik 't paradijs ontwaar in 't avondbranden wil ik 't in blij ontzag vroom psalmend tegentrêen. Maar ach, de zonne daalt en zinkt als gloende wanen en plots scheidt mij van hen de maatloos donkre nacht langs mijne konen rollen, aarzlend traag, twee tranen in mijne kele kropt een woest verbeten klacht. - Zal ik als d'andre nu mijn eindje kaars ontsteken en hurken in mijn hol en turen naar de vlam opdat die ijskorst hier ter borst moog smeltend breken die plotsling stremmend aaklig, mij benauwen kwam? opdat 'k zou warmte voelen en mij veilig weten in zelf voldane rust ontspannen 't stug gelaat en dan - en dan voor geelbelichten wand vergeten als dat d'oneindigheid der nacht daarbuiten staat. Vorige Volgende